ECLI:NL:RBUTR:2008:BD4295

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176124/ HA ZA 04-793
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar einddeclaratie deskundigen in civiele procedure tussen Kremer en Boport

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 juni 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap INSTALLATIETECHNIEK KREMER B.V. (eiseres in conventie, verweerster in reconventie) en BOPORT TELECOMMUNICATION B.V. (gedaagde in conventie, eiseres in reconventie). De zaak betreft een bezwaar tegen de einddeclaratie van een deskundige die was aangesteld in het kader van een geschil tussen partijen. De deskundige had op 29 januari 2008 een einddeclaratie ingediend, die bestond uit een bedrag van EUR 13.923,00 voor het gevraagde voorschot en EUR 6.896,88 aan extra gemaakte kosten. Partijen maakten bezwaar tegen het aanvullende bedrag, stellende dat de deskundige zijn opdracht had aanvaard op basis van een 'fixed price', wat zou betekenen dat extra kosten voor zijn rekening zouden komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige meer testen heeft uitgevoerd dan in het onderzoeksvoorstel was vermeld, en dat de extra kosten die voortvloeiden uit de keuze voor een test met een dialer niet in rekening konden worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de deskundige niet onverkort aan de prijs van EUR 11.700,-- exclusief BTW kon worden gehouden, omdat de extra kosten niet gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft het bezwaar van partijen tegen de einddeclaratie deels gegrond verklaard en het totaal aantal gedeclareerde uren verminderd met 25 uur, wat resulteerde in een vaststelling van de einddeclaratie op EUR 14.683,20, inclusief BTW.

De rechtbank heeft bepaald dat Kremer het aanvullende bedrag van EUR 760,20 ter griffie moet deponeren binnen twee weken na ontvangst van een betalingsverzoek van de civiele griffie. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.M. Willems.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 176124 / HA ZA 04-793
Beslissing op bezwaar einddeclaratie deskundige van 18 juni 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INSTALLATIETECHNIEK KREMER B.V.,
gevestigd te 's Heerenberg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. P.J. Soede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOPORT TELECOMMUNICATION B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna Kremer en Boport genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2005
- het deskundigenbericht
- de einddeclaratie van de deskundige van 29 januari 2008
- de brief van 20 februari 2008 van Boport
- de brief van 20 februari 2008 van Kremer
- de brief van de deskundige (B. Vromans van Dutchear B.V. te Delft) van 31 maart 2008
- de brief van 11 april 2008 van Boport.
1.2. Ten slotte is bepaald dat op de door partijen tegen de einddeclaratie aangevoerde bezwaren bij afzonderlijke beslissing zal worden beslist.
2. De verdere beoordeling
2.1. Op 29 januari 2008 heeft de deskundige een einddeclaratie ingediend. Deze bestaat uit twee onderdelen:
- een bedrag van EUR 13.923,00 conform het gevraagde voorschot (de offerte)
- een bedrag van EUR 6.896,88 aan extra gemaakte kosten
2.2. Partijen hebben bezwaar gemaakt tegen het aanvullende bedrag van EUR 6.896,88 met het betoog dat de deskundige zijn opdracht heeft aanvaard op basis van een ‘fixed price’, en dat dit betekent dat de extra tijd die de deskundige kwijt is geweest aan de rapportage, voor zijn rekening dient te blijven.
2.3. De rechtbank constateert dat de deskundige in zijn brief van 3 januari 2006 aan de rechtbank, waarin hij heeft aangegeven in te stemmen met de benoeming tot deskundige, heeft vermeld dat de prijs van het onderzoek EUR 11.700,00 (excl. BTW) zou bedragen. In het aangehechte onderzoeksvoorstel heeft de deskundige verder aangegeven dat de uitvoering van het project volgens het “fixed price” principe werd aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit evenwel niet dat reeds op deze grond alle kosten die voormelde prijs te boven gaan, voor rekening van de deskundige zouden moeten blijven. Ten eerste is de prijs gebaseerd op de aanname dat de deskundige het onderzoek uitvoert zoals is beschreven in het onderzoeksvoorstel. Vaststaat dat de deskundige meer testen heeft verricht dan in het onderzoeksvoorstel is vermeld. Ten tweede - en belangrijker - is dat de brief van de deskundige een reactie van de deskundige is op het verzoek van de rechtbank om een begroting van een voorschot. De inhoud van deze brief moet in dat licht worden bezien. Het voorgaande betekent dat de deskundige niet onverkort aan de prijs van
EUR 11.700,-- exclusief BTW als “fixed price” kan worden gehouden.
2.4. Partijen hebben voorts als bezwaar tegen het aanvullende bedrag van
EUR 6.896,88 aangevoerd dat de deskundige niet tijdig heeft aangegeven dat het door hem begrote bedrag zou worden overschreden.
2.5. Dit bezwaar kan niet leiden tot wijziging van het aan de deskundige verschuldigde bedrag. De omstandigheid dat de deskundige overschrijding van het voorschot niet tijdig meldt, brengt enkel mee dat het risico dat het aanvullende bedrag niet wordt geïncasseerd bij partijen, voor de deskundige is.
2.6. Daarnaast nemen partijen het standpunt in dat niet voor alle werkzaamheden een honorarium kan worden gevraagd, aangezien de deskundige meer werk heeft verricht dan nodig was voor de beantwoording van de vragen, alsmede dat de gedeclareerde uren te hoog zijn in relatie tot de verrichte werkzaamheden. Daarbij verwijzen zij in het bijzonder naar het in rekening brengen van:
- 9 uur voor het verwerken van de reacties van partijen in het rapport,
- 40 uur voor opstellen van de eindrapportage, en
- 14 uur voor het opstellen van een testhandleiding.
2.7. Vaststaat dat de deskundige een groot aantal uren heeft besteed aan een test met een zogenaamde ‘dialer’ (de eerste test). Blijkens het door de deskundige zelf opgestelde onderzoeksvoorstel was de deskundige zelf van mening dat het onderzoek zou moeten plaatsvinden met ‘menselijke bellers’. Van dit uitgangspunt is hij nadien afgeweken, en hij heeft gekozen voor de test met een dialer. Deze test heeft echter niet een zodanig resultaat opgeleverd dat de deskundige aan de hand daarvan in staat was de vragen te beantwoorden. Vervolgens heeft hij noodgedwongen alsnog de eerder voorgestelde test met menselijke bellers moeten verrichten (de tweede test). Het uitvoeren van de extra test verklaart in belangrijke mate het verschil tussen het begrote aantal uren en het aantal feitelijk verrichte uren. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige de extra kosten die het gevolg zijn van zijn keuze voor de test met de dialer (de eerste test), niet in rekening kan brengen. Niet alleen omdat deze test de deskundige niet in staat heeft gesteld de gestelde vragen te beantwoorden en in zoverre geen nuttig resultaat heeft gehad, maar ook omdat de deskundige zich had moeten realiseren dat hij in het onderhavige geval uitermate voorzichtig diende te zijn met het overschrijden van de door hem begrote kosten. In haar brief van 12 juni 2006 heeft de rechtbank immers - in reactie op een door één van partijen tegen het voorschot gemaakt bezwaar - uitdrukkelijk aan de deskundige kenbaar gemaakt dat voor het geval hij meer werkzaamheden zou verrichten dan nodig zou zijn ter beantwoording van de vragen, daarvoor geen honorering zou kunnen worden gevraagd.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kosten die verband houden met de eerste test (met de dialer), derhalve de kosten die zijn gemaakt op 7 augustus tot en met 14 augustus 2007 (25 uur), niet in rekening kunnen worden gebracht. Het bezwaar van partijen tegen de einddeclaratie zal dan ook deels gegrond worden verklaard.
2.8. Ten aanzien van de bestede uren aan het opstellen van de eindrapportage, waaronder het verwerken van de reacties van partijen in het rapport, overweegt de rechtbank als volgt. In het gedeponeerde deskundigenbericht zijn 140 pagina's opgenomen aan correspondentie tussen de deskundige en partijen. De deskundige heeft aangegeven dat dit nog slechts een selectie is uit alle gevoerde correspondentie. De rechtbank acht aannemelijk dat de behandeling en verwerking van deze correspondentie de deskundige veel tijd heeft gekost. Het aantal van 9 daaraan bestede uren komt de rechtbank dan ook niet buitensporig voor. Het aantal bestede uren aan analyse en opstellen concept eindverslag komt overeen met het begrote aantal uren en komt de rechtbank evenmin te hoog voor.
2.9. Uit de overgelegde urenspecificatie kan niet worden afgeleid dat de deskundige 14 uren met het opstellen van de testhandleiding bezig is geweest. Het opstellen van de testhandleiding was enkel een onderdeel van de voorbereiding voor de test met de menselijke bellers. Ook de communicatie over de test met partijen, het aanpassen daarvan en het ontwikkelen van formulieren voor de menselijke bellers maakten van deze voorbereiding onderdeel uit. In het licht van het door de deskundige begrote aantal van 16 uren voor het voorbereiden van de test, komen de gedeclareerde 14 uren voor de voorbereiding van de tweede test (in de periode 16 tot en met 26 november 2007) de rechtbank dan ook niet te hoog voor.
2.10. Voor het overige hebben partijen hun standpunt dat de deskundige meer werk heeft verricht dan nodig is voor de beantwoording van de vragen onvoldoende onderbouwd. Het bezwaar op dit punt zal dan ook voor het overige worden afgewezen.
2.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het totaal aantal gedeclareerde uren van 147 verminderd dient te worden met 25 uur, zodat aan arbeidskosten resteert een bedrag van EUR 13.725,00. Vermeerderd met de niet bestreden overige kosten die op de specificatie zijn vermeld, betekent dit dat de einddeclaratie moet worden vastgesteld op een bedrag van EUR 14.683,20.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart het bezwaar van partijen tegen de vaststelling van de einddeclaratie van de deskundige gedeeltelijk gegrond,
3.2. stelt de einddeclaratie van de deskundige in redelijkheid vast op een bedrag van EUR 14.683,20 (inclusief BTW).
3.3. bepaalt dat Kremer het aanvullende bedrag van EUR 760,20 ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat hij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter