RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummers: SBR 08/1491 en 08/1493
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2008
inzake
[A],
wonende te Rhenen,
en
[B],
wonende te Veenendaal
verzoekers 1,
[C],
wonende te Veenendaal
verzoeker 2
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Veenendaal en Rhenen,
verweerders.
Inleiding
1.1 Bij primaire besluiten van 2 maart 2006 hebben verweerders geweigerd handhavend op te treden tegen de op hun grondgebied zonder vergunning gebouwde noodlokalen op het perceel [adres] (hierna: het perceel). Bij besluiten van 4 september 2007 hebben verweerders de bezwaren van verzoekers tegen de besluiten van 2 maart 2006 gegrond verklaard en het verzoek om handhavend op te treden ingewilligd.
De verzoeken om voorlopige voorziening betreffen de besluiten van 26 februari 2008, waarbij verweerders de besluiten van 4 september 2007 hebben ingetrokken.
Het verzoek van verzoekers 1 is geregistreerd onder zaaknr. SBR 08/1941. Het verzoek van verzoeker 2 is geregistreerd onder zaaknr. SBR 08/1943.
1.2 De bezwaarschriften van 1 april 2008 gericht tegen de besluiten van 26 februari 2008 worden aangemerkt als beroepschriften tegen deze besluiten.
Het beroep van verzoekers 1 is geregistreerd onder zaaknr. SBR 08/1492. Het beroep van verzoeker 2 is geregistreerd onder zaaknr. SBR 08/1494.
1.3 De verzoeken zijn op 2 juni 2008 ter zitting behandeld, waar verzoeker [A] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hamburger, werkzaam bij SRK rechtsbijstand te Zoetermeer en verzoeker [B] is verschenen bij mr. Hamburger voornoemd. Verzoeker 2 is verschenen bij mr. M.C. Spil, advocaat te Arnhem. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door H.G. van Olderen, werkzaam bij de gemeente Veenendaal, bijgestaan door mr. D.R. Sonneveldt, advocaat te Arnhem.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Verweerders hebben aan de besluiten van 26 februari 2008 tot intrekking van de besluiten van 4 september 2007, waarbij is besloten alsnog handhavend op te treden, ten grondslag gelegd dat de noodlokalen zijn gelegaliseerd door het besluit van eveneens 26 februari 2008, waarbij voor het de noodlokalen vrijstelling en bouwvergunning is verleend. Aan de bouwvergunning is een instandhoudingstermijn verbonden tot 1 augustus 2009 (hierna: het legaliseringsbesluit van 26 februari 2008).
2.4 De voorzieningenrechter overweegt ambtshalve dat de besluiten van 26 februari 2008 moeten worden aangemerkt als besluiten op bezwaar. Daarbij is het volgende van belang.
Bij primaire besluiten van 2 maart 2006 hebben verweerders geweigerd handhavend op te treden tegen de noodlokalen. Bij besluiten op bezwaar van 4 september 2007 hebben verweerders de daartegen gerichte bezwaren van verzoekers gegrond verklaard en besloten alsnog handhavend op te treden, met een begunstigingstermijn van een jaar.
Bij uitspraak van 14 januari 2008, zaaknr. SBR 07/2734 en 07/2887 heeft de rechtbank de besluiten van 4 september 2007 vernietigd, de daartegen gerichte beroepen van verzoekers gegrond verklaard, en – zelf voorziend - de gemeente Veenendaal, onder aanzegging van bestuursdwang door verweerders, gelast om binnen vier maanden na de verzenddatum van die uitspraak de noodlokalen te verwijderen en verwijderd te houden. Tegen deze uitspraak hebben verweerders hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Terwijl op dit hoger beroep nog niet is beslist, hebben verweerders bij de thans bestreden besluiten van 26 februari 2008 de besluiten van 4 september 2007 tot handhavend optreden ingetrokken en alsnog geweigerd handhavend op te treden. De besluiten van 26 februari 2008 zijn daarom nieuwe besluiten op bezwaar, die in de plaats komen van de besluiten op bezwaar van 4 september 2007, zoals deze zijn gewijzigd bij de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2008.
2.5 Bij uitspraak van 24 april 2008, zaaknr. SBR 08/1002 en 08/1146 heeft de voorzieningenrechter het legaliseringsbesluit van 26 februari 2008 geschorst, omdat onvoldoende is gewaarborgd dat zal worden voldaan aan de in dit besluit opgenomen instandhoudingstermijn van de noodlokalen. Nu de beantwoording van de thans voorliggende vraag of verweerders al of niet handhavend dienen op te treden tegen de noodlokalen ten nauwste samenhangt met de vraag of het legaliseringsbesluit van 26 februari 2008 in stand kan blijven, zal de voorzieningenrechter in de eerste plaats beoordelen of er thans voldoende en concrete aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het bij de uitspraak van 24 april 2008 geconstateerde gebrek in dit legaliseringsbesluit is hersteld.
2.6 Vanwege de samenhang tussen de thans aanhangige procedure (voorlopige voorzieningen tijdens beroep) en de procedure betreffende het legaliseringsbesluit van 26 februari 2008 (bezwaar, verzoeken om voorlopige voorzieningen en de schorsing van laatstgenoemd besluit), alsmede het te hanteren toetsingskader zal de voorzieningenrechter geen gebruik maken van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de bodemzaken.
2.7 In de uitspraak van 24 april 2008 (zaaknrs. SBR 08/1002 en 08/1146) heeft de voorzieningenrechter overwogen, dat onvoldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden waren om aan te nemen dat de noodlokalen niet langer dan de in de bouwvergunning opgenomen instandhoudingstermijn in stand zullen worden gelaten. Om die reden is de bouwvergunning geschorst.
Verweerders stellen dat de tijdelijkheid van het bouwwerk thans voldoende is gewaarborgd, omdat de grond waarop de noodlokalen zijn gebouwd, die reeds in 1996 i[B.V.]ht aan [B.V.]. (hierna: de projectontwikkelaar), uiterlijk augustus 2009 bouwrijp door de gemeente aan die ontwikkelaar moet worden geleverd. Dit betekent dat de noodlokalen dan verwijderd zullen zijn, aldus verweerders, die daartoe verwijzen naar de overeenkomst gesloten ter zitting van de rechtbank op 24 april 2008 tussen de gemeente Veenendaal en de projectontwikkelaar (hierna: de overeenkomst van 24 april 2008) en waarin, voor zover hier van belang, het volgende is bepaald:
“1. De Gemeente Veenendaal zal de procedure op grond van artikel 19, lid 2 WRO in gang zetten en draagt zorg dat de Gemeente Rhenen dit ook doet. Publicatie van het voornemen tot verlenen van vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO ten behoeve van het verlenen van de bouwvergunning zoals door of namens [B.V.] is ingediend, vindt plaats voor 1 november 2008. Deze procedure zal niet gecombineerd worden of afhankelijk gemaakt worden van andere bouwinitiatieven.
2. Voor 1 april 2009 zal door de Gemeente Veenendaal de onder 1 genoemde bouwvergunning, mede namens de Gemeente Rhenen, worden verleend. Verlening van de bouwvergunning door de gemeente Rhenen wordt hiermee gelijkgesteld.
3. Voor 1 september 2009 levert de Gemeente Veenendaal de grond bouwrijp aan [B.V.] en draagt er zorg voor dat tevens de aldaar aanwezige noodschool is verwijderd.
4. Indien bovengenoemde data niet worden gehaald dan treedt de volgende boeteregeling in werking.
a. Is niet voldaan aan het onder 1. genoemde (publicatie voor 1 november 2008) dan is een bedrag verschuldigd van EUR 200.000,-.
b. Is niet voldaan aan het onder 2. genoemde (verlenen bouwvergunning voor 1 april 2009) dan is een bedrag verschuldigd van EUR. 200.000,-.
c. Is niet voldaan aan het onder 3. genoemde (bouwrijp leveren van de grond voor 1 september 2009) dan is een bedrag verschuldigd van EUR. 200.000,-.
5. Indien uiterlijk op 1 september 2010 geen bouwvergunning is verleend en/of de grond nog niet is geleverd zal een bedrag verschuldigd zijn van EUR 540.000,-. Dit bedrag is zonder nadere ingebrekestelling onmiddellijk opeisbaar. Tevens is, eveneens zonder nadere ingebrekestelling onmiddellijk opeisbaar, de onder 4 genoemde bedragen te weten maximaal EUR 600.000,-.
Indien op 1 september 2010 zowel de bouwvergunning is verleend als de grond is geleverd dan komt de verschuldigdheid van de onder 4 genoemde bedragen te vervallen.
6. In het geval op 1 september 2009 nog geen bouwvergunning is verleend en/of de grond nog niet bouwrijp is opgeleverd zal een boete verschuldigd zijn van EUR 5.000,- per maand. Deze boete is telkens de 2e van de desbetreffende maand onmiddellijk verschuldigd en opeisbaar. De verschuldigde boete zal niet meer (lees: bedragen) dan EUR 60.000,-
2.8 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de in punt 4 van deze overeenkomst neergelegde boeteregeling moet worden aangemerkt als een adequate financiële prikkel voor de gemeente Veenendaal om te bewerkstelligen dat de noodlokalen uiterlijk 1 september 2009 zullen zijn verwijderd. Deze prikkel wordt echter ernstig afgezwakt door de laatste volzin van punt 5 van de overeenkomst.
De in punt 6 van de overeenkomst neergelegde boete van € 5.000,- per maand, met een maximum van € 60.000,-, verschuldigd indien op 1 september 2009 de bouwvergunning niet is verleend en/of de grond niet bouwrijp is opgeleverd, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in geen verhouding tot de boete van € 600.000,- die komt te vervallen indien op 1 september 2010 de bouwvergunning is verleend en de grond geleverd.
De regeling komt er op neer, dat de gemeente de instandhoudingstermijn kan verlengen tot 1 september 2010, indien zij bereid is daarvoor de boete van € 60.000,- te betalen. Gelet op de belangen bij voortgezette aanwezigheid van de noodlokalen totdat andere passende huisvesting voor de scholen is geregeld, kan niet worden uitgesloten dat die optie aantrekkelijker is, dan beëindiging van de al jaren bestaande illegale situatie, en naleving van de instandhoudingstermijn.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt de overeenkomst met de projectontwikkelaar in zijn huidige vorm dan ook onvoldoende zekerheid dat de noodlokalen uiterlijk 1 september 2009 verwijderd zullen zijn.
2.9 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat het in de uitspraak van 24 april 2008 geconstateerde gebrek, te weten dat onvoldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden waren om aan te nemen dat de noodlokalen niet langer dan de in de bouwvergunning opgenomen instandhoudingstermijn in stand zullen worden gelaten, onvoldoende is hersteld. Bij deze stand van zaken moet het er voor worden gehouden dat de illegale situatie niet zal worden gelegaliseerd, kortom, dat concreet zicht op legalisering ontbreekt. Nu bijzondere omstandigheden, die verweerders nopen van handhavend optreden af te zien, ontbreken, waarbij de voorgeschiedenis van deze zaak wordt betrokken, is er aanleiding het verzoek toe te wijzen, teneinde te bewerkstelligen dat feiten en recht met elkaar in overeenstemming komen.
2.10 De besluiten van 26 februari 2008 tot intrekking van de handhavingsbesluiten van 4 september 2007 worden daartoe geschorst. Aangezien hiermee niet wordt bereikt dat de illegale situatie wordt beëindigd en om te stimuleren dat de noodlokalen uiterlijk 1 september 2009 zullen zijn verwijderd, bepaalt de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, in samenhang met artikel 8:72, zevende lid, van de Awb, dat de gemeente Veenendaal en de gemeente Rhenen tezamen een dwangsom verbeuren van € 5.000,- per week, tot een maximum € 50.000,-, te betalen aan ieder van de verzoekers, indien verweerders het er niet toe leiden dat de noodlokalen uiterlijk per 1 september 2009 zullen zijn verwijderd van het perceel. Daarbij geldt dat als de ene gemeente betaalt de andere gemeente van zijn betalingsverplichting is bevrijd. De datum van 1 september 2009 is gekozen in aansluiting bij hetgeen in de overeenkomst is neergelegd.
2.11 De gemachtigde van verweerders heeft ter zitting naar voren gebracht dat zal worden getracht te bewerkstelligen dat de overeenkomst tussen de gemeente Veenendaal en de projectontwikkelaar wordt gewijzigd, in die zin dat de laatste volzin van punt 5. komt te vervallen. In dat geval kunnen verweerders een verzoek doen als bedoeld in artikel 8:87 van de Awb tot opheffing en/of wijziging van de te treffen voorlopige voorziening.
2.12 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er aanleiding verweerders te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van de verzoeken redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor verzoekers 1 vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten voor verleende rechtsbijstand. Voor verzoeker 2 worden deze kosten eveneens op € 644,- vastgesteld.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
3.1 wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst de besluiten van 26 februari 2008 (2008/SOB 42433 en 2008/SOB42436) tot zes weken na verzending van de uitspraak in de hoofdzaak;
3.3 bepaalt dat de gemeenten Veenendaal en Rhenen tezamen een dwangsom verbeuren van € 5.000,- per week, met een maximum € 50.000,- , te betalen aan ieder van de verzoekers, indien de noodlokalen niet uiterlijk per 1 september 2009 zullen zijn verwijderd van het perceel. Daarbij geldt dat als de ene gemeente betaalt de andere gemeente van zijn betalingsverplichting is bevrijd.
3.4 bepaalt dat de gemeente Veenendaal en de gemeente Rhenen – ieder voor de helft – de door verzoekers betaalde griffierechten ten bedrage van € 290,- (2 maal € 145,-) aan hen vergoeden;
3.5 veroordeelt verweerders – ieder voor de helft – in de kosten van verzoekers in deze gedingen ten bedrage van € 1288,-, te betalen door de gemeente Veenendaal en de gemeente Rhenen.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. S. Meurs mr. B.J. van Ettekoven