Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 229582 / HA ZA 07-796
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. G.J. Bilderbeek,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CRYSTAL COMMUNICATIONS B.V.,
gevestigd te Doorn,
gedaagde,
procureur mr. P.J. Soede,
advocaat mr. J.F.P.M. van Helvoort te Best.
Partijen zullen hierna [eiser] en Crystal genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2007,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 november 2007.
2.1. [eiser], geboren 2 augustus 1961, is werkzaam geweest bij een aantal vennootschappen waarvan de aandelen worden gehouden door DMS International BV. Hij is op 12 mei 1986 in dienst getreden bij Comsys Consultants BV en op 1 januari 2001 in dienst getreden als directeur van Crystal. De meerderheid van de aandelen in Crystal worden gehouden door DMS International BV. De aandelen in DMS International BV worden gehouden door de heer G.H.T.M. Dorenbosch, verder: Dorenbosch.
2.2. [eiser] houdt samen met zijn echtgenote alle aandelen in Uil B.V., een beheervennootschap. Uil B.V. heeft een minderheidsbelang (meer dan 5% maar minder dan 10%) in Crystal.
2.3. Bij brief van 19 september 2006 heeft Dorenbosch namens Crystal, Uil B.V. ter attentie van [eiser], uitgenodigd voor een algemene vergadering van aandeelhouders van Crystal op 26 oktober 2006 en medegedeeld dat dan (voor zover relevant) op de agenda zullen staan:
“1. (…)
2. De inbreng van de Crystal activiteiten in de nieuw te vormen Comsys Groep.
3. De gevolgen van deze inbreng voor alle bij de Crystal Groep betrokken bedrijven en personen”.
Deze brief is 20 september 2006 door Crystal per gewone post verzonden.
2.4. Op 21 september 2006 heeft om 9.30u een gesprek plaatsgevonden tussen Dorenbosch en [eiser] in het bijzijn van de heer [medewerker], lid van het managementteam van de DMS-Groep. Tijdens dat gesprek is gesproken over de invulling van de functie van [eiser] na een beoogde reorganisatie van de DMS-Groep.
[eiser] kreeg tijdens de bespreking een schriftelijk voorstel voor zijn nieuwe functie.
Het voorstel hield in dat [eiser] door middel van een managementovereenkomst met Uil B.V. bij Crystal werkzaam zou zijn. [eiser] accepteerde dit voorstel niet, waarop Dorenbosch aan [eiser] een schriftelijk uitgewerkt voorstel deed voor de beëindiging van zijn functie van bestuurder van Crystal. Partijen bereikten hierover geen overeenstemming.
[eiser] heeft zich na het gesprek ziek gemeld.
2.5. [eiser] brengt op 9 oktober 2006 een bezoek aan de bedrijfsarts. In de rapportage van dat gesprek staat 21 september 2006 als eerste ziektedag vermeld.
2.6. Op 20 oktober 2006 heeft [eiser], in zijn hoedanigheid van directeur van Uil B.V., mr. [directe[directeur], hierna: [directeur], advocaat te Utrecht, gevolmachtigd om de aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006 bij te wonen. Op 23 oktober 2006 ontvangt [directeur] ter voorbereiding van de vergadering van aandeelhouders een toelichting op het derde agendapunt. In deze toelichting wordt in ruim 5 pagina’s een uitgebreide beschrijving gegeven van de verwijten die men aan het adres van [eiser] maakt. De afsluitende conclusie van de toelichting luidt aldus:
”Door de weigering van DB (lees: [eiser], toevoeging rechtbank) om mee te werken aan de voorgenomen reorganisatie en het vervullen binnen de nieuwe organisatie van een rol die past bij de kwaliteiten van DB, is er geen andere weg meer dan te besluiten tot het voorstel aan de AVA van Crystal Communications B.V. tot ontslag van DB als statutair directeur van Crystal Communications B.V. en als werknemer van Crystal Communications B.V.”
2.5. Tijdens de aandeelhoudersvergadering op 26 oktober 2006 heeft Dorenbosch het voorstel in stemming gebracht om [eiser] te ontslaan als directeur van Crystal en de arbeidsovereenkomst op te zeggen met een opzegtermijn van 2 maanden. Over het op dat voorstel genomen besluit vermelden de notulen:
”De heer [directeur] stemt tegen, DMS stemt voor, waarna geconcludeerd wordt dat conform de statuten de vergadering instemt met het voorstel de heer [eiser] te ontslaan”.
2.6. Bij brief van 27 oktober 2006 heeft mr. Van Helvoort, namens Crystal, aan [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2007.
2.7. Mr. Bilderberg heeft namens [eiser] bij brief van 4 december 2006 de nietigheid/vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen.
2.8. Op 11 januari 2007 heeft Crystal (voor zover vereist) een verzoekschrift bij de rechtbank Utrecht ingediend strekkende tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. [eiser] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en (onvoorwaardelijk) een tegenverzoek, eveneens strekkende tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ingediend. Bij beschikking van 28 februari 2007 heeft de rechtbank Utrecht zowel het verzoek (voorzover vereist) van Crystal, als het (onvoorwaardelijke) verzoek van [eiser], toegewezen en op ieder verzoek afzonderlijk de arbeidsovereenkomst ontbonden per 28 februari 2007 en Crystal veroordeeld om aan [eiser] een vergoeding van EUR 220.000,00 (bruto) te betalen.
2.9. [eiser] heeft Crystal verzocht om betaling van de vergoeding en het achterstallig loon over de maanden januari en februari 2007. Crystal heeft aan dit verzoek niet voldaan.
De vordering en het verweer
3.1. [eiser] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- (1.) Crystal te veroordelen om aan [eiser] te betalen EUR 39.262,10 (bruto) en EUR 5.170,85 (netto), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007, althans een door de rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag van algehele voldoening;
- (2.) voorwaardelijk, te weten voor het geval niet (…) in rechte vaststaat dat het dienstverband heeft voortgeduurd tot 28 februari 2007, het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 nietig te verklaren dan wel te vernietigen;
- (3.) voorwaardelijk, te weten voor het geval het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 rechtsgeldig is (genomen), voor recht te verklaren dat [eiser] tijdig de nietigheid van het hem verleende ontslag heeft ingeroepen;
- (4.) voorwaardelijk, te weten voor het geval het [eiser] op 27 oktober 2006 verleende ontslag niet nietig is geweest, voor recht te verklaren dat het ontslag van [eiser] kennelijk onredelijk is en Crystal te veroordelen om aan [eiser] EUR 471.049,04, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, te voldoen;
- (5.) Crystal te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Crystal heeft verweer gevoerd en geconcludeerd dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk dient te verklaren, dan wel zijn vorderingen dient af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.1. Het bedrag dat [eiser] vordert is als volgt opgebouwd:
- loon over de maanden januari en februari 2007 incl. vakantiegeld: EUR 17.064,00
- de wettelijke verhoging (50% x 17.064,00) 8.532,00
- vakantiedagen over januari en februari 2007 (5 x 363,22) 1.816,10
- bonus 2006 (1,5 maandsalaris) 11.850,00
(totaal bruto) 39.262,10
- leasekostenvergoeding over januari en februari 2007 (2 x 1.653,08) EUR 3.306,16
- benzinekostenvergoeding januari en februari 2007 503,14
- vaste onkostenverg., bijdrage premie ziektekostenverz., telefoonkosten privé
over de maanden januari en februari 2007 (resp. 453,68, 40,68 en 19,55) 513,91
- werkgeversbijdrage pensioenpremie (2 x 423,82) 847,64
(totaal netto) 5.170,85
4.2. Aan de vordering van [eiser] ligt de stelling ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst heeft voortgeduurd tot 28 februari 2007. Ter onderbouwing van die stelling voert [eiser] aan dat:
- de rechtbank reeds in de beschikking van 28 februari 2007 op het verzoek van [eiser] heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet door het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 en de daarop volgende opzegging is beëindigd;
- het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 nietig dan wel vernietigbaar is en als gevolg daarvan de opzegging van de arbeidsovereenkomst zelfstandig rechtgevolg mist;
- voorzover er sprake is van een rechtsgeldig genomen ontslagbesluit, de opzegging in strijd is met het opzegverbod tijdens ziekte (art. 7:670 lid 1 BW) en op die grond vernietigbaar is.
De rechtbank zal achtereenvolgens ingaan op het gezag van gewijsde van de beschikking van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2007 (4.3.1.ev), het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 (4.4.1.ev) en de opzegging van 27 oktober 2006 (4.5.1.ev).
4.3.1. [eiser] heeft aangevoerd dat de rechtbank niet meer toekomt aan een beoordeling van het ontslagbesluit en de daarop gebaseerde opzegging omdat de rechtbank reeds op het onvoorwaardelijk verzoek van [eiser] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft overwogen dat het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 niet in overeenstemming met de wet (art. 2:224 BW) en de statuten van Crystal (art. 23 en 25) tot stand is gekomen en dat (citaat uit de beschikking:)
“Nu [eiser] hiervan de nietigheid dan wel de vernietigbaarheid van dit besluit heeft ingeroepen moet worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst in stand is gebleven.”
4.3.2. Crystal heeft aangevoerd dat zij hoger beroep tegen de beschikking heeft ingesteld omdat zij de beschikking ‘in feite’ tegenstrijdig acht. De rechtbank begrijpt Crystal aldus dat door het instellen van het rechtsmiddel van hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 28 februari 2007 geen kracht van gewijsde heeft gekregen.
4.3.3. Ongeacht het door Crystal ingestelde hoger beroep en de (de rechtbank onbekende) uitslag daarvan, gaat het beroep van [eiser] op het gezag van gewijsde niet op vanwege de beperkte strekking van een procedure tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de reden waarom de rechtbank in de beschikking een oordeel over het bestaan van de arbeidsovereenkomst heeft moeten geven.
De ontbindingsprocedure strekt tot het snel verkrijgen van een billijkheidsoordeel over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Er is om die reden gekozen voor een verzoekschriftprocedure die in beginsel niet bedoeld is voor de beslechting van andere geschillen die partijen bij een arbeidsovereenkomst verdeeld kunnen houden zoals bijvoorbeeld over de inhoud of het bestaan van de arbeidsovereenkomst.
Dat beginsel kan onder meer uitzondering leiden indien de rechter, alvorens op het ontbindingsverzoek te kunnen beslissen, een oordeel dient te geven over het bestaan van de arbeidsovereenkomst omdat de verweerder (in dit geval Crystal) een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid van verzoeker ([eiser]) en dat beroep toelicht met de stelling de arbeidsovereenkomst reeds eerder beëindigd is.
Vanwege voornoemde aard en strekking van een ontbindingsprocedure komt geen bindende kracht toe aan het oordeel van de rechter in het kader van een niet-ontvankelijkheidsverweer over het bestaan van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat wat de rechtbank in de beschikking van 28 februari 2007 heeft beslist over de nietigheid/vernietigbaarheid van het aandeelhoudersbesluit van 26 oktober 2006 en het (voort)bestaan van de arbeidsovereenkomst, geen bindende kracht toekomt.
4.4.1. [eiser] heeft aangevoerd dat het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 nietig/vernietigbaar is. Hij voert daarvoor een aantal grondslagen aan waarvan de relevante feiten zijn:
- [eiser] is niet opgeroepen voor de aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006;
- het disfunctioneren en voorgenomen ontslag van [eiser] is niet vermeld op de agenda van de aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006;
- twee dagen voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering ontving [directeur] een toelichting op agendapunt 3 (zie onder de feiten, nr 2.3) waaruit bleek dat het de bedoeling was om ook het ontslag van [eiser] in stemming te brengen, zonder dat die toezending vergezeld ging van een verzoek aan [eiser] om ter vergadering gehoord te worden;
- het ontslagbesluit is niet met algemene stemmen genomen;
- over de reorganisatie zoals geagendeerd (de zgn. inbreng in de Comsysgroep) is niet beslist.
4.4.2. De rechtbank stelt als uitgangspunt voorop dat een ontslagbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders in beginsel tevens de arbeidsovereenkomst beëindigt. Dit (in de arresten van de Hoge Raad van 15 april 2005, RvdW 2005 nrs. 55 en 57, vastgestelde) beginsel brengt mee dat bij gebreke van een geldig ontslagbesluit, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst evenmin geldig is. Indien het ontslagbesluit nietig of vernietigd is, treft het beoogde rechtsgevolg van dat besluit hetzelfde lot.
De bestuurder, zie art. 23 lid 5 statuten en art. 2:227 lid 4 BW, heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders een raadgevende stem. In geval van een voorgenomen ontslag van een bestuurder dient de bestuurder zodanig tijdig op de hoogte gesteld te worden van het ontslagvoornemen en de daaraan ten grondslag liggende redenen, dat hij in voldoende mate in de gelegenheid is zich daar tegen tijdens de vergadering van aandeelhouders te verweren en zijn adviserende stem daarover te geven.
4.4.3. Crystal stelt dat zij [eiser] op 21 september 2006 heeft ingelicht over het voornemen hem tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders op 26 oktober 2006 te ontslaan, de daaraan ten grondslag liggende redenen heeft toegelicht en hem heeft uitgenodigd om aanwezig te zijn. Volgens Crystal is [eiser] op deze wijze behoorlijk opgeroepen.
[eiser] heeft (tijdens de comparitie) betwist dat op 21 september 2006 met hem gesproken is over een te houden aandeelhoudersvergadering waarop zijn ontslag aan de orde zou zijn.
4.4.4. Of tijdens het gesprek op 21 september 2006 gesproken is over het ontslagvoornemen en de daarover te houden vergadering van aandeelhouders, en of [eiser] daaruit heeft kunnen opmaken dat zijn ontslag tijdens een aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006 aan de orde zou zijn, kan in het midden blijven.
Volgens art. 23 lid 2 en 3 dient de oproeping voor een vergadering schriftelijk te geschieden en dient de oproepingsbrief de te behandelen onderwerpen te vermelden. In art. 2:224 lid 1 BW is een soortgelijke regeling opgenomen. Deze statutaire en wettelijke voorschriften brengen mee dat een voorgenomen ontslag van een bestuurder en de daaraan ten grondslag liggende reden, duidelijk in de oproepingsbrief vermeld dienen te worden. Het belang van die duidelijkheid is gelegen in een reëele gedachtenwisseling tussen aandeelhouders onderling en met de bestuurder over een zowel voor de onderneming als de bestuurder zo ingrijpend besluit.
Daarvan is in dit geval geen sprake omdat in de oproeping is volstaan met een algemene beschrijving van “de gevolgen van deze inbreng voor alle bij de Crystalgroep betrokken bedrijven en personen”. Met deze omschrijving is niet duidelijk dat er sprake is van een ontslagvoornemen ten aanzien van [eiser] en evenmin dat dat voornemen tijdens de vergadering behandeld zal worden. In de oproeping wordt geen melding gemaakt van het voorgenomen ontslag van [eiser].
Crystal heeft aangevoerd dat zij bewust heeft gekozen voor “een enigszins verhulde formulering om [eiser] niet te beschadigen” en dat zij [eiser] op 21 september 2006 heeft gezegd dat “op de agenda niet met zoveel woorden zijn ontslag was genoemd” omdat op dat moment nog niet bekend was hoe [eiser] op het beëindigingsvoorstel van Crystal zou reageren.
Wat van deze overwegingen van Crystal ook moge zijn, feit blijft dat het ontslagvoornemen niet in de oproepingsbrief is vermeld.
4.4.5. Crystal heeft aangevoerd dat de wettelijk en statutair voorgeschreven omschrijving van de agendapunten niet zo belangrijk is indien betrokkenen volledig op de hoogte zijn van wat er op de aandeelhoudersvergadering aan de orde zal zijn.
Dat het ontslag van [eiser] op 26 oktober 2006 als agendapunt aan de orde zou zijn, is volgens Crystal in ieder geval duidelijk toen [directeur] op 23 oktober 2006 de toelichting op agendapunt 3 ontving. Uit die toelichting blijkt duidelijk dat het de bedoeling is te beslissen over het ontslag van [eiser].
[eiser] heeft aangevoerd dat vanaf het moment van ontvangst van die toelichting een termijn van 2 weken in acht genomen had moeten worden voor de te houden aandeelhoudersvergadering.
4.4.6. In de toelichting op agendapunt 3 worden zowel het voorgenomen ontslag van [eiser], als de daaraan ten grondslag liggende redenen, duidelijk genoemd. In zoverre kan de toelichting als een schriftelijke mededeling gelden dat het ontslag als onderwerp tijdens de aandeelhoudersvergadering aan de orde zal zijn. Dit betekent dat voor wat betreft het voorgenomen ontslag de oproeping eerst op 23 oktober 2006 is geschied. Omdat de aandeelhoudersvergadering is gehouden op 26 oktober 2006 is ten aanzien van het voorgenomen ontslag de in art. 2:225 BW en art. 23 lid 2 van de statuten van Crystal voorgeschreven termijn van 14 dagen niet in acht genomen.
In achtneming van die termijn is niet alleen uithoofde van voornoemde bepalingen van belang maar ook in overeenstemming met de eisen van zorgvuldigheid die Crystal jegens [eiser] dient te betrachten omdat hij in voldoende mate de gelegenheid dient te krijgen om kennis te nemen van de redenen voor zijn ontslag en zijn standpunt daarover te bepalen.
4.4.7. In art. 2:224 lid 2 BW is bepaald dat over onderwerpen die niet bij de oproeping zijn aangekondigd, niet wettig kan worden besloten tenzij met algemene stemmen. In art. 2:225 BW is eenzelfde regeling opgenomen bij niet-inachtneming van de oproepingstermijn van 14 dagen. Aangezien het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 (zoals aangehaald in 2.5 van dit vonnis) niet met algemene stemmen is genomen, is er sprake van een niet wettig genomen besluit. Dit betekent dat het ontslagbesluit vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1 sub b BW. Omdat [eiser] tijdig de vernietigbaarheid van het besluit ingeroepen en gevorderd heeft, zal het besluit vernietigd worden. Het gevolg daarvan is dat bij gebreke van een geldig besluit de arbeidsovereenkomst met [eiser] niet op de aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006 beëindigd is en de arbeidsovereenkomst eerst een einde heeft genomen als gevolg van de ontbinding door de rechtbank Utrecht op 28 februari 2007.
4.5.1. Bij brief van 27 oktober 2006 heeft mr. Van Helvoort aan [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2007. Deze opzegging is gebaseerd op het ontslagbesluit van 26 oktober 2006. De rechtsgeldige vernietiging door [eiser] van het ontslagbesluit heeft tot gevolg dat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied.
4.5.2. [eiser] heeft de nietigheid van de opzegging wegens overtreding van het opzegverbod tijdens ziekte ingeroepen voor zover de rechtbank tot het oordeel mocht komen dat het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 rechtsgeldig genomen is. Omdat aan deze voorwaarde voor het beroep op overtreding van het ontslagverbod niet is voldaan, behoeft het beroep van [eiser] geen verdere behandeling meer.
4.6.1. Omdat de arbeidsovereenkomst in stand is gebleven tot 28 februari 2007 heeft [eiser] recht op loon vanaf 1 januari 2007 tot 28 februari 2007. [eiser] heeft in de dagvaarding een duidelijke specificatie en onderbouwing van het bruto- en nettodeel van zijn loonvordering gegeven.
Crystal Communications heeft de verschuldigdheid en de omvang van de loonbestanddelen en de wettelijke verhoging bij conclusie van antwoord niet verder bestreden dan met de stelling dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd is per 1 januari 2007.
Eerst tijdens de comparitie van partijen heeft Crystal Communications aangevoerd dat [eiser] geen aanspraak heeft op een bonus over 2006.
4.6.2. Als niet door Crystal Communications bestreden staat vast dat [eiser] over de jaren 2003 t/m 2005 een bonus heeft gekregen. Uit het bonusplan 2005 blijkt dat het recht van [eiser] op een bonus en de vaststelling van de omvang van de bonus afhankelijk zijn van de mate waarin het werkelijke nettoresultaat (exclusief bonussen) overeenkomt met het gebudgetteerde nettoresultaat. Uit het bonusplan 2005 blijkt dat deze systematiek niet wezenlijk afwijkt van de laatste jaren.
[eiser] heeft over 2005 een bonus ontvangen van 1,5 maandsalaris. Voorts heeft hij gesteld dat de winst voor belastingen over 2006 beter is dan over 2005. Beide feiten zijn door Crystal Communications niet betwist.
[eiser] heeft gesteld dat voor 2006 geen budget is vastgesteld. Deze stelling is door Dorenbosch ter comparitie niet voldoende bestreden. Dorenbosch heeft geen informatie over een mogelijke budgetafspraak gegeven en kon niet aangeven wanneer een budgetafspraak met [eiser] is gemaakt.
4.6.3. Bij gebreke van een budgetafspraak dient het recht van [eiser] op een bonus beoordeeld te worden van de hand van de regeling zoals die laatstelijk gold. Indien, zoals Dorenbosch heeft verklaard, aangenomen dient te worden dat de winst voor belasting over 2006 minder dan 70% van het budget bedraagt, dan geldt eenzelfde percentage indien het nettoresultaat voor de berekening tot uitgangspunt genomen dient te worden omdat de (eventuele) correctie na belastingen van de winst en het budget geen invloed heeft op de procentuele verhouding. Op basis van de regeling zoals die voor 2005 gold, zou [eiser] in ieder geval gerechtigd zijn tot een maandsalaris bij het behalen van 50% van het budget, en (een pro rata deel van) een maandsalaris bij het behalen van 50 tot 100% van het budget. Bij gebreke van een regeling over 2006, en in aanmerking nemende dat de regeling van 2005 niet wezenlijk afwijkt van de regeling van voorgaande jaren acht de rechtbank het voor 2006 redelijk om de bonusaanspraak van [eiser] vast te stellen aan de hand van de regeling voor 2006. Dit betekent dat [eiser] in ieder geval recht heeft op 1 maandsalaris als bonus. Dit komt overeen met een bedrag van EUR 7.900,00 (bruto). Dit bedrag acht de rechtbank redelijk.
4.7. Omdat de arbeidsovereenkomst heeft voortgeduurd tot 28 februari 2007, de vordering van de bonus toewijsbaar is tot EUR 7.900,00 en overigens geen verweer tegen de gevorderde bedragen is gevoerd, zal de rechtbank de brutovordering toewijzen tot een bedrag van EUR 35.312,10 en de nettovordering tot een bedrag van EUR 5.170,85.
4.8. Crystal Communications B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 958,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 894,00 (1,0 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 1.936,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Crystal Communications B.V. om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 35.312,10 (bruto) en EUR 5.170,85 (netto), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 1 maart 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2. vernietigt het besluit van 26 oktober 2006 van de algemene vergadering van aandeelhouders van Crystal Communications om [eiser] als bestuurder van Crystal Communications te ontslaan,
5.3. veroordeelt Crystal Communications B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.936,31,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.
w.g. rechter w.g. griffier