ECLI:NL:RBUTR:2008:BD3448

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600191-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op snackbar met gebruik van vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op snackbar [X] op 15 december 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1], voorafgaand aan de overval gesprekken heeft gevoerd over de uitvoering van de overval en dat hij een bibi gun, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend. Tijdens de overval bedreigde [medeverdachte 1] de medewerkers van de snackbar met dit wapen en dwong hen tot afgifte van geld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uur. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] het wapen zou gebruiken bij de overval. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 240 uur, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële schade, toegewezen tot een bedrag van € 170,--. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat zijn rol in de overval niet de meest actieve was, maar dat hij wel degelijk medeplichtig was aan de gewapende overval.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/600191-08
Datum uitspraak: 28 mei 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonadres].
Raadsman: mr T.P. Schut.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.G. de Koning, en van hetgeen door en namens verdachte door de raadsman van verdachte, mr. T.P. Schut, advocaat te De Meern, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank:
- verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur 3 maanden voorwaardelijk in combinatie met een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het ondergane voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 170,-- , met de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De verdediging heeft:
- vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde;
- bepleit dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen.
De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt - na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2008 - tenlastegelegd dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 15 december 2007 te Wijk bij Duurstede,
althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan snackbar [X], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] en/of [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan snackbar [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn medader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1], en/of een of meer van zijn mededader(s)
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
voornoemde snackbar is/zijn binnengelopen en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of heeft/hebben gericht en/of heeft/hebben gericht gehouden op die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geduwd op de kassa en/of
heeft/hebben getracht de kassa te openen en/of
- (daarbij) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen/geschreeuwd
tegen die [aangever 2]: "Geld, geld, geld, maak open, maak open" en/of "Geld,
geld, maak de kassa open, maak de kassa open", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (toen de lade van die kassa open was) geld uit die kassa heeft/hebben
gepakt/gegrepen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer momenten in of
omstreeks de periode tussen 1 augustus 2007 en 15 december 2007 te Wijk bij
Duurstede, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door het
- meermalen, althans eenmaal, met die [medeverdachte 1] te spreken over het plegen
van een overval en/of
- aan die [medeverdachte 1] een bibigun, althans een vuurwapen, in elk geval een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter beschikking te stellen/uit te lenen
en/of
- met die [medeverdachte 1] te spreken over het mogelijk plegen van een overval op
snackbar [X].
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast. Op zaterdagavond 15 december 2007 betreedt een manspersoon de snackbar [X], gevestigd aan de [adres] te Wijk bij Duurstede, met een bivakmuts over zijn hoofd. Op dat moment zijn alleen medewerkers [aangever 2] en [aangever 1] in de snackbar aanwezig. De man roept onder meer: "Geld, geld, geld, maak open, maak open" en "Geld, geld, maak de kassa open, maak de kassa open". Hij houdt daarbij een zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand en richt dit wapen achtereenvolgens op [aangever 2] en op [aangever 1]. De overvaller tracht vervolgens de kassa te openen door zelf een aantal toetsen in te drukken, maar dit lukt niet. Hierna opent [aangever 2] de kassa voor de overvaller. De overvaller pakt een geldbedrag uit de kassalade en verlaat daarmee de snackbar.
[medeverdachte 1] heeft de overval tegenover de politie bekend en verklaarde deze van te voren te hebben gepland. Het wapen dat bij de overval is gebruikt, blijkt een zogenaamde bibi gun te zijn. Deze bibi gun is eigendom van verdachte en is door hem in november 2007 aan [medeverdachte 1] uitgeleend. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben voorafgaand aan de overval meermalen met elkaar gesproken over de wijze waarop een overval zou moeten worden gepleegd. Ook heeft [medeverdachte 1] een week voor de overval aan verdachte een zelfgemaakte bivakmuts getoond.
Bewijsoverweging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte schuldig is aan medeplichtigheid aan de overval op snackbar [X].
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde en voert daartoe in de kern aan dat voor zover er door verdachte en [medeverdachte 1] is gesproken over de wijze waarop een overval zou moeten plaatsvinden, dit in de ogen van verdachte slechts fantasieverhalen waren. Er zouden nimmer concrete plannen zijn besproken om snackbar [X] te overvallen. Evenmin zou verdachte zijn bibi gun aan [medeverdachte 1] hebben uitgeleend met de bedoeling daarmee een overval te faciliteren.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In de verklaringen die [medeverdachte 1] tegenover de politie heeft afgelegd, licht hij diverse malen toe hoe hij met verdachte voorafgaand aan de overval gesprekken voerde over een overval. Tijdens één van deze gesprekken vertelde verdachte dat hij een bibi gun bezat. Verdachte nam zijn wapen vervolgens mee naar het huis van [medeverdachte 1] en stemde ermee in dat [medeverdachte 1] het wapen bij zich hield.
Ter terechtzitting van 14 mei 2008 heeft [medeverdachte 1] als getuige in de zaak van de verdachte de betrokkenheid van verdachte nog eens uitdrukkelijk bevestigd. Daarbij heeft [medeverdachte 1] aangegeven dat hij twee maanden voor de overval voor het eerst met verdachte over een overal heeft gesproken. Een week voor de overval heeft [medeverdachte 1] voor het laatst met verdachte over een overval gesproken. Daarbij heeft hij aan verdachte verteld over zijn schulden en hem een bivakmuts laten zien. Ook heeft hij op dat moment aangegeven dat snackbar [X] een mogelijk doelwit was. Verdachte heeft aan [medeverdachte 1] aangegeven dat hij er geen moeite mee zou hebben als [medeverdachte 1] zijn wapen bij de overval zou gebruiken, mits hij het wapen niet achterliet, want verdachtes vingerafdrukken stonden op het wapen.
Deze verklaringen van [medeverdachte 1] vinden in belangrijke mate steun in de verklaringen die eerder op 7 en 13 februari 2008 door verdachte tegenover de politie zijn afgelegd. Verdachte heeft daarin onder meer verklaard dat hij meermalen met [medeverdachte 1] over het plegen van een overval had gesproken en dat daarbij ook de naam [naam]is gevallen (de rechtbank begrijpt: de eigenaar van snackbar [X]). Ook verklaart hij dat hij zijn wapen had uitgeleend aan [medeverdachte 1] en dat hij er niets tegen zou doen als [medeverdachte 1] het wapen zou gebruiken voor een overval. Ten slotte bevestigt verdachte zowel tegenover de politie als ter terechtzitting dat [medeverdachte 1] hem een week voor de overval een zelfgemaakte bivakmuts heeft getoond.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van voornoemde bewijsmiddelen te twijfelen. Dat verdachte ter terechtzitting op onderdelen van zijn verklaring is teruggekomen, doet daaraan niet af. De rechtbank acht in het bijzonder niet aannemelijk dat verdachte op het moment dat de plannen voor de overval concreter werden, zijn wapen van [medeverdachte 1] heeft teruggevorderd.
Op grond van voornoemde omstandigheden en in het bijzonder gelet op het feit dat:
- verdachte gedurende een periode van twee maanden voorafgaand aan de overval op de snackbar meermalen met [medeverdachte 1] over een overval heeft gesproken;
- verdachte tijdens één van deze gesprekken heeft aangegeven dat hij over een bibi gun beschikt;
- verdachte dit wapen, waarvan hij heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat het voor echt gezien kan worden , vervolgens aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend en heeft aangegeven dat hij er geen moeite mee zou hebben als [medeverdachte 1] het wapen bij een overval zou gebruiken;
- verdachte een week vóór de overval nog met [medeverdachte 1] ten aanzien van wie de verdachte heeft verklaard te hebben geweten dat hij, [medeverdachte 1], aan cocaïne verslaafd was , heeft gesproken over de wijze waarop een overval zou moeten plaatsvinden en dat daarbij ook snackbar [X] is genoemd;
- [medeverdachte 1] die dag een zelfgemaakte bivakmuts aan verdachte heeft getoond en verdachte dat moment niet heeft aangegrepen om zijn wapen terug te vorderen,
komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] met behulp van het door verdachte verstrekte wapen (een middel en gelegenheid) en aan de hand van de eerder besproken plannen om een overval te plegen (inlichtingen), op 15 december 2007 daadwerkelijk tot het plegen van die overval op snackbar [X] zou overgaan. Hiermee is – anders dan de verdediging stelt – ook voldaan aan het vereiste van dubbel opzet (te weten: het opzet op de eigen hulpverlening alsmede op de overval ten aanzien waarvan die hulp is verleend).
De bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor onder de vaststaande feiten en de bewijsoverweging omtrent het bewijs vermelde redegevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 15 december 2007 te Wijk bij Duurstede,
althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan snackbar [X], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] en/of [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan snackbar [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn medader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1], en/of een of meer van zijn mededader(s)
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
voornoemde snackbar is/zijn binnengelopen en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of heeft/hebben gericht en/of heeft/hebben gericht gehouden op die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geduwd op de kassa en/of
heeft/hebben getracht de kassa te openen en/of
- (daarbij) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen/geschreeuwd
tegen die [aangever 2]: "Geld, geld, geld, maak open, maak open" en/of "Geld,
geld, maak de kassa open, maak de kassa open", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (toen de lade van die kassa open was) geld uit die kassa heeft/hebben
gepakt/gegrepen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer momenten in of
omstreeks de periode tussen 1 augustus 2007 en 15 december 2007 te Wijk bij
Duurstede, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door het
- meermalen, althans eenmaal, met die [medeverdachte 1] te spreken over het plegen
van een overval en/of
- aan die [medeverdachte 1] een bibigun, althans een vuurwapen, in elk geval een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter beschikking te stellen/uit te lenen
en/of
- met die [medeverdachte 1] te spreken over het mogelijk plegen van een overval op
snackbar [X].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. In het bijzonder acht de rechtbank niet bewezen dat [medeverdachte 1] [aangever 2] en/of [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, zodat verdachte van de cumulatief tenlastegelegde medeplichtigheid aan afpersing wordt vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk in combinatie met een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het ondergane voorarrest.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte medeplichtig is aan een brute roofoverval op een snackbar, waarbij gebruik is gemaakt van een zelfgemaakte bivakmuts en een aan de verdachte toebehorend, op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat door de overvaller op het aanwezige personeel is gericht en gericht gehouden, teneinde daarmee woorden kracht bij te zetten. Uit deze handelwijze volgt dat geweld bij het plegen van een door financieel gewin ingegeven strafbaar feit beslist niet werd geschuwd. Dit alles om er vandoor te kunnen gaan met een luttele som geld. Verdachte heeft gedurende een periode van twee maanden voorafgaand aan deze overval diverse gesprekken met de overvaller gevoerd over de wijze waarop een overval zou moeten plaatsvinden. Daarnaast heeft hij – wetende van het voornemen tot het plegen van een overval – het wapen aan de overvaller in spé afgestaan.
Alhoewel geen fysiek geweld is toegepast, hebben de bedreigingen daarmee een aanzienlijke impact gehad op de direct betrokkenen. Naar de ervaring leert, ondervinden slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen van wat hun is overkomen. Meer in het algemeen versterken feiten als de onderhavige de reeds binnen de samenleving levende gevoelens van onveiligheid en veroorzaken zij onrust.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de beperkte, maar daardoor niet minder essentiële rol van verdachte. Het verstrekken van inlichtingen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ten behoeve van het plegen van een overal vormen handelingen die in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen. Dat verdachte zelf geen financieel profijt heeft gehad van de overval en dus niet uit winstbejag heeft gehandeld, wordt ten voordele van verdachte bij de strafoplegging meegewogen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitieel documentatieregister is verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld. De rechtbank heeft dit gegeven ten voordele van de verdachte betrokken bij het oordeel over de op te leggen straf.
De rechtbank komt – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie – tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk in combinatie met een werkstraf voor de duur van 240 uur passend en geboden is.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het tenlastegelegde feit, te weten een bedrag van € 170,-- wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 170,--. De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door zijn mededader is voldaan.
De maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Voor zover de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, ziet het de rechtbank aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Deze maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22d, 24c, 36f, 48, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 170,-- (zegge honderdzeventig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 170,-- (zegge honderdzeventig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De voorlopige hechtenis
Heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mrs W. Foppen, M.P. Gerrits-Janssens en D.J.A. Kuipers, bijgestaan door mr. R.G.A. Beaujean als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2008.
Mr. D.J.A. Kuipers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.