ECLI:NL:RBUTR:2008:BD3243

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2928
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en overgangsrecht bij exploitatie van bouwmarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen Rova Beheer B.V. en Avor Beheer B.V. als eiseressen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen als verweerder. Het beroep van eiseressen betreft de handhaving van het bestemmingsplan "Maarssenbroek Werkgebied" en de vraag of Robs Bouwmarkt gebruik kan maken van het overgangsrecht. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van het perceel als bouwmarkt niet is toegestaan onder het geldende bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan alleen detailhandel in volumineuze goederen toestaat en een bouwmarkt daar niet onder valt. Eiseressen hebben aangevoerd dat het gebruik van het pand door Runners Meubelen niet wezenlijk verschilde van dat van Robs Bouwmarkt, maar de rechtbank oordeelt dat de ruimtelijke uitstraling van een bouwmarkt significant verschilt van die van een meubelhandel. De wijziging van gebruik van Runners Meubelen naar Robs Bouwmarkt wordt gezien als een vergroting van de afwijking van het toegestane gebruik, wat in strijd is met de planvoorschriften. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het handhavend optreden van de gemeente gerechtvaardigd is.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/2928
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2008
inzake
Rova Beheer B.V.,
en
Avor Beheer B.V.,
gevestigd te Maarssen,
eiseressen,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 27 september 2007, waarbij het bezwaar van eiseressen tegen het besluit van 5 juni 2007 ongegrond is verklaard. Bij laatstgenoemd besluit zijn eiseressen gelast de exploitatie van Robs Bouwmarkt op het perceel Nijverheidsweg 1 te Maarssen voor 21 juni 2007 te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van € 100.000,-.
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 6 maart 2008, waar namens eiseressen [ …] is verschenen, bijgestaan door mr. P.H. Revermann. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Goris, werkzaam bij de gemeente Maarssen, bijgestaan door mr. drs. H.A. Samuels Brusse, advocaat te Utrecht. Tevens is ter zitting verschenen […], bijgestaan door mr. M.W. Huijbers, advocaat te Utrecht, die tevens namens Praxis B.V. aanwezig was.
Overwegingen
2.1 Voor de relevante feiten en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de voorzieningenrechter van 6 juli 2007 (met registratienummer SBR 07/1582) en van 27 november 2007 (SBR 07/2926).
2.2 Op het perceel is het bestemmingsplan “Maarssenbroek Werkgebied” van toepassing. Het perceel heeft ingevolge dit bestemmingsplan de bestemming “Bedrijven -B- (dv)”. Dat betekent dat op het perceel slechts detailhandel in volumineuze goederen is toegestaan, waartoe een bouwmarkt niet kan worden gerekend.
2.3 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of Robs Bouwmarkt een geslaagd beroep kan doen op het overgangsrecht neergelegd in artikel 30 van het geldende bestemmingsplan “Maarssenbroek Werkgebied”. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) heeft die vraag ontkennend beantwoord in de uitspraak van 27 februari 2008 (nr. 200703755/1), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: BC5236. De inzet van die procedure was het besluit van 24 augustus 2006, waarbij door verweerder aan Praxis vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor de oprichting van een bouwmarkt. In de onderhavige procedure ligt verweerders besluitvorming tot handhavend optreden ter toetsing voor. Weliswaar is in beide procedures dezelfde rechtsvraag aan de orde, te weten of Robs Bouwmarkt een geslaagd beroep op het overgangsrecht toekomt, doch nu het verschillende procedures betreft dient die vraag ook in het kader van deze procedure te worden beantwoord. De rechtbank ziet echter geen grond op genoemd punt anders te oordelen dan de Afdeling bestuursrechtspraak in haar uitspraak van 27 februari 2008 heeft gedaan, en verwijst in zoverre naar rechtsoverweging 2.3.3 van die uitspraak. 2.4 Voor de beantwoording van de onder 2.3 opgenomen vraag is van belang of het gebruik als bouwmarkt van het perceel valt onder het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk”.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften van dat bestemmingsplan mogen gronden die blijkens de kaart voor bedrijven zijn bestemd ingevolge de bestemming uitsluitend worden gebruikt voor de uitoefening van bedrijven met uitzondering van detailhandels- en horecabedrijven.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de planvoorschriften mogen gebouwen die bij het van kracht worden van het plan op andere wijze in gebruik zijn dan overeenkomstig de aan de grond gegeven bestemming, als zodanig in gebruik blijven. Ingevolge het tweede lid is wijziging van dit met het plan strijdige gebruik verboden, indien deze wijziging een grotere tegenstrijdigheid met het plan oplevert.
2.5 Op grond van artikel 11, eerste lid, was het gebruik van het perceel als bouwmarkt dus niet toegestaan. Bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk” in 1985 was het pand echter al in gebruik als bouwmarkt (Karwei). Dat gebruik was toegestaan omdat op grond van het vóór 1985 geldende bestemmingsplan “Maarssenbroek” vrijstelling voor het gebruik als bouwmarkt was verleend. Dit gebruik werd bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk” beschermd door het in artikel 22, eerste lid, van de planvoorschriften van dat bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht. Het gebruik van het pand door Karwei bouwmarkt was toentertijd op grond van het overgangsrecht toegestaan.
2.6 Het pand is tot circa 2002 door Karwei bouwmarkt gebruikt. Daarna is ter plaatse het bedrijf Runners Meubelen gevestigd. Tot en met begin december 2006 is het pand in gebruik geweest als meubelwinkel. In (uiterlijk) de nacht van 6 op 7 december 2006 heeft Robs Bouwmarkt zich in het pand gevestigd.
Gelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in de uitspraak van 27 februari 2008 heeft geoordeeld, moet de wijziging van het gebruik in 2002 van Karwei bouwmarkt in Runners Meubelen worden aangemerkt als een verkleining van de afwijking van het op grond van het bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk” toegestane gebruik. Het gevolg daarvan is dat het gebruik nadien niet meer mag en mocht worden gewijzigd in gebruik als bouwmarkt, aangezien dit leidt tot een vergroting van de afwijking van het toegestane gebruik, hetgeen op grond van artikel 22, tweede lid, van de planvoorschriften is verboden.
2.7 Eiseressen hebben aangevoerd dat, anders dan de AbRS in de hiervoor genoemde uitspraak heeft geoordeeld, er geen sprake is geweest van gewijzigd gebruik. Het gebruik van het pand door Runners Meubelen hield niet een geringere schending van het toen geldende bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk” in, omdat het assortiment naast meubels ook bestond uit bouwmarktachtige producten. Volgens eiseressen is het feitelijke gebruik ongewijzigd voortgezet. Dat zou ook blijken uit het feit dat Runners Meubelen in het huidige bestemmingsplan positief is bestemd en dat in de toelichting bij dat bestemmingsplan het feitelijk gevoerde assortiment staat omschreven. Volgens die omschrijving bestaat het assortiment uit meubelen, huishoudelijke artikelen en ijzerwaren. Eiseressen zijn van mening dat deze omschrijving ook geldt voor de eerder in het pand gevestigde Karwei en dat daaronder dus ook bouwmarktartikelen vallen.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseressen hebben aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen dan de AbRS. Het gebruik van het pand als meubelhandel en meubeltoonzaal moet, gelet op de aard van het gebruik, worden beschouwd als een lichtere afwijking van het bestemmingsplan, waarin detailhandel is verboden, dan als bouwmarkt. De ruimtelijke uitstraling van een bouwmarkt verschilt in relevante mate van die van een meubelhandel. Zo trekt een bouwmarkt meer en andere bezoekers dan een meubelhandel. Bezoekers van een meubelhandel zullen over het algemeen langer blijven, vaker buiten kantoortijden komen en zullen vrijwel nooit de gekochte meubels direct meenemen. Verder heeft een bouwmarkt, in tegenstelling tot een meubelhandel, zijn artikelen op voorraad, zodat die direct door de consument meegenomen kunnen worden. De aan- en afvoer van goederen verschilt dan ook. Gelet hierop is de wijziging van meubelhandel (terug) naar bouwmarkt een relevante wijziging van het gebruik en een vergroting van de afwijking van het toegestane gebruik. De klacht van eiseressen op dit punt faalt daarom.
2.8 Gelet hierop valt de wijziging van Runners Meubelen naar Robs Bouwmarkt, die kort voor de inwerkingtreding van het thans geldende bestemmingsplan “Maarssenbroek Werkgebied” op 7 december 2006 plaatsvond, niet onder de beschermende werking van artikel 22 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Maarsenbroeksedijk”. Robs Bouwmarkt komt derhalve evenmin een beroep toe op het overgangsrecht van het thans geldende bestemmingsplan.
2.9 Het betoog van eiseressen over de geldigheid van de in 1981 onder het bestemmingsplan “Maarssenbroek” verleende vrijstelling faalt. De rechtbank volgt de AbRS ook op dit punt in het oordeel gegeven in genoemde uitspraak.
In het besluit van 1 april 1981 is uitsluitend vrijstelling verleend van het gebruiks- en/of bouwverbod van het toen geldende bestemmingsplan “Maarssenbroek”. Een dergelijk besluit tot vrijstelling heeft geen betrekking op planvoorschriften van bestemmingsplannen die daarna in werking zijn getreden. Een vrijstelling moet immers worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Gebruik dat in strijd is met een nadien in werking getreden bestemmingsplan wordt beschermd door het overgangsrecht. Het gebruik van het pand door Karwei bouwmarkt viel onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Maarssenbroeksedijk”. Dit geldt niet voor het gebruik van het pand door Robs bouwmarkt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
Verweerders besluit van 22 januari 1996, waarnaar eiseressen hebben verwezen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat besluit betreft de beslissing op bezwaar tegen de verlening van een vrijstelling en bouwvergunning voor een Gamma bouwmarkt op een ander perceel, namelijk aan de Industrieweg. In het kader van die procedure is ook de vrijstelling van 1 april 1981 aan de orde geweest. Ten aanzien van die vrijstelling staat in het besluit van 22 januari 1996 aangegeven dat die niet is ingetrokken. Het gewraakte gebruik van het pand aan de Nijverheidsweg 1 te Maarssen is daarmee echter niet gelegaliseerd.
2.10 De rechtbank komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een illegale situatie. Verweerder is dan ook bevoegd daartegen handhavend optreden. Van het bestuursorgaan mag worden verlangd hiertegen handhavend op te treden behoudens bijzondere omstandigheden. Die kunnen zich voordoen bij concreet zicht op legalisatie, en als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van dat optreden behoort te worden afgezien.
2.11 Het geldende bestemmingsplan is recentelijk in werking getreden. Daarin is de keuze gemaakt de vestiging van een bouwmarkt op het betreffende perceel niet toe te staan. Verweerder is niet bereid aan die vestiging planologische medewerking te verlenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen concreet zicht is op legalisatie bestaat. Evenmin is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van handhavend optreden had dienen af te zien. De rechtbank komt tot de slotsom dat niet met vrucht kan worden staande gehouden dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot handhaving gebruik heeft kunnen maken.
2.12 Hetgeen eiseressen in beroep hebben aangevoerd kan, gelet op het voorgaande, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven en in het openbaar uitgesproken op
30 mei 2008.
De griffier: De rechter:
mr. G. Delissen mr. B.J. van Ettekoven
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Let wel
Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.