ECLI:NL:RBUTR:2008:BD2180

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712184-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een jonge vrouw door een relatie met de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieëneenhalf jaar. De zaak betreft een jonge vrouw die tussen 2002 en 2004 door de verdachte werd gedwongen om in de prostitutie te werken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouw, met wie hij een relatie had, onder druk zette door haar te manipuleren en te bedreigen. De vrouw moest haar inkomsten aan de verdachte afstaan, die haar ook dwong om zijn naam op haar lichaam te laten tatoeëren. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer consistent en ondersteund door getuigenverklaringen en ander bewijs. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij haar lichamelijke en geestelijke integriteit ernstig had beschadigd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer bij het bepalen van de straf. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 50.000 aan het slachtoffer, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/712184-07
Datum uitspraak: 21 mei 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht – Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 mei 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging - tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2001 tot en met 01 maart 2004 te
Driebergen en/of Utrecht en/of Maastricht en/of Amsterdam en/of Zandvoort,
althans in het arrondissement Utrecht en/of Maastricht en/of Amsterdam en/of
Haarlem, in elk geval in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer],
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan
verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich
daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde,
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit die (sexuele) handelingen, terwijl
verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich
onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelde tot het verrichten van die
handelingen,
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat
misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die
misleiding en/of dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat verdachte
- (terwijl hij wist dat die [slachtoffer] makkelijk te manipuleren was en/of kwetsbaar
was) een relatie met die [slachtoffer] is aangegaan en/of heeft gekregen en/of heeft
onderhouden en/of
- (vervolgens) (gebruik makend van haar gevoelens voor hem) meerdere malen,
althans eenmaal (zakelijk weergegeven) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij
geldproblemen had en/of dat hij 100.000 euro schuld had bij de belastingdienst
en/of dat hij problemen had met zijn theehuis in Luik en/of dat hij bang was
dat hij alles kwijt zou raken en/of dat ze in een half jaar veel geld zou
kunnen verdienen en/of dat ze dan samen in Spanje zouden kunnen gaan wonen
en/of heeft aangegeven niet mee te gaan betalen aan de huur van hun woning
en/of heeft gezegd dat ze die huur zelf moest betalen en/of er meerdere keren
bij haar op heeft aangedrongen dat ze daarvoor geld moest gaan verdienen door
in de prostitutie te werken en/of
- die [slachtoffer] er (dusdoende) toe heeft gebracht om in de prostitutie te werken
en/of heeft aangezet tot prostitutie en/of
- die [slachtoffer] (aldus) ervan heeft overtuigd dat de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden (deels) gebruikt zouden worden voor de gezamenlijke
toekomst van haar en verdachte en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, verzoek zijn naam op haar lichaam heeft laten
tatoeëren en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij mogelijk terug zou gaan naar zijn
ex-vriendin [ex-vriendin] als die [slachtoffer] niet voor hem in de prostitutie zou (blijven)
werken en/of
-voor die [slachtoffer] een kamer (in (het Wallengebied van) Amsterdam) heeft gehuurd
om te gaan werken als prostituée en/of
-die [slachtoffer] naar haar (prostitutie)werk heeft gebracht en/of van haar
(prostitutie)werk heeft opgehaald en/of
-die [slachtoffer] instructies heeft gegeven voor haar werk als prostituée en/of heeft
gecontroleerd en/of heeft laten controleren als zij aan het werk was als
prostituée en/of
-die [slachtoffer] een (zeer groot) deel van de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden heeft afgenomen en/of heeft laten afstaan en/of die
[slachtoffer] geen gedeelte, althans weinig, van haar verdiensten heeft laten houden
en/of
-die [slachtoffer] meerdere malen in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of tegen
haar lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- (aldus) die [slachtoffer] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft
gebracht en/of gehouden, in elk geval een of meer (andere) handelingen heeft
verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een dwang-
en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte afhankelijke
positie;
Het bewijs en de beoordeling daarvan
In deze zaak heeft [slachtoffer] op 25 maart 2005 aangifte gedaan van – kort gezegd - mensenhandel gepleegd door [verdachte] in de periode van 1 november 2001 tot
1 maart 2004.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting stellig ontkend dit feit gepleegd te hebben.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, omdat
– kort en zakelijk weergegeven – de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate bevestiging vindt in andere verklaringen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de beschuldigingen jegens zijn cliënt enkel zijn terug te brengen op de verklaring van aangeefster. In geen van de in het dossier opgenomen verklaringen van anderen worden op eigen wetenschap/waarneming gebaseerde feiten of omstandigheden genoemd waaruit zou moeten volgen dat cliënt zich heeft schuldig heeft gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde handelingen/gedragingen, aldus de raadsman.
Hij concludeerde derhalve dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de vraag of bewezen kan worden wat verdachte is verweten, is het volgende van belang.
Is er voldoende wettig bewijs?
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) heeft zich op 25 maart 2005 gemeld op het politiebureau te Utrecht om aangifte te doen terzake van mensenhandel door verdachte [verdachte] (hierna te noemen [verdachte] of verdachte). Deze aangifte is verspreid over vier dagen opgenomen. Vervolgens is [slachtoffer] nog vijfmaal gehoord door de politie, namelijk op 8 november 2007, 15 januari 2008, 18 januari 2008, 22 januari 2008 en 25 januari 2008. Zakelijk komen haar verklaringen op het volgende neer.
Eind 2001 heeft zij een relatie met verdachte gekregen. [slachtoffer] was heel erg verliefd op verdachte. Verdachte beantwoordde die liefde, vertelde al een poos gescheiden te zijn en schetste [slachtoffer] een gezamenlijke toekomst. Verder verwende verdachte [slachtoffer] met cadeautjes en aandacht. Begin 2002 vertelde verdachte [slachtoffer] dat hij geldproblemen had. Hij had naar zijn zeggen een schuld van € 100.000 bij de Belastingdienst. Hij had ook problemen met een theehuis in Luik. Verdachte vroeg [slachtoffer] toen of zij een half jaartje gek zouden doen. Verdachte zou iets met drugs doen en [slachtoffer] moest dan ook gek doen. Ze zouden dan veel geld kunnen verdienen en daarna samen naar Spanje gaan. Met gek doen bedoelde [verdachte] dat [slachtoffer] in de prostitutie ging werken. Ook vertelde verdachte [slachtoffer] dat zijn ex-vriendin [ex-vriendin], die door [slachtoffer] als een concurrente werd beschouwd, wel voor hem in de prostitutie zou willen gaan werken en dat hij, als [slachtoffer] niet voor hem zou gaan werken in de prostitutie, wellicht naar [ex-vriendin] terug zou gaan. [slachtoffer] verklaarde verder dat [verdachte] wilde dat zij met hem ging samenwonen in het zuiden van het land, het liefst in Maastricht. Toen het huurcontract getekend moest worden voor een appartement waarvan verdachte aangaf er ‘verliefd’ op te zijn, gaf verdachte onverwachts aan dat [slachtoffer] de huur moest betalen. [slachtoffer] heeft dit huurcontract toen alleen getekend.
Dit laatste deel van de verklaring van [slachtoffer] vindt bevestiging in de verklaring de heer [verhuurder]. Deze heeft verklaard dat hij de woning aan het [adres] te Maastricht aan [slachtoffer] heeft verhuurd. Hij verklaarde voorts dat [slachtoffer] een Turkse of Marokkaanse vriend had met een dure BMW. Deze vriend vertelde hem dat hij twee shoarmatenten in Luik had. Zij hebben hem, aldus zijn verklaring, verteld dat zij een relatie hadden.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij na twee maanden zijn verhuisd van Maastricht naar Zandvoort. Ook voor de gehuurde appartementen in Zandvoort heeft [slachtoffer] volgens haar verklaring de contracten getekend. Beide verhuurders bevestigen dit en verklaren over een oudere buitenlandse man, waarmee [slachtoffer] een relatie had.
Blijkens haar verklaring bij de politie was [slachtoffer] in Maastricht vaak alleen thuis was en heeft zij, toen haar geld bijna op was en zij inmiddels geen contact meer had met haar familie en vriendenkring, uiteindelijk aan verdachte aangegeven dat zij wel een keer als prostituee wilde gaan werken. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens tot haar verrassing, zij dacht dat verdachte haar naar Antwerpen zou brengen, afgezet bij een kamerverhuurbedrijf aan de [adres] in Amsterdam. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij instructies gegeven over wat zij aan het kamerverhuurbedrijf moest zeggen en wat zij aan klanten als vergoeding voor haar verdiensten moest vragen. Hij heeft haar later ook weer opgehaald, aldus [slachtoffer].
Kort nadat [slachtoffer] haar prostitutiewerkzaamheden was aangevangen heeft verdachte haar gevraagd om als ultieme blijk van haar liefde voor hem zijn naam op haar rug te tatoeëren. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] hierin toegestemd.
[slachtoffer] heeft in de periode van 27 februari 2002 tot februari 2004 gewerkt in de raamprostitutie op de Wallen in Amsterdam en als escort. In de periode van 27 februari 2002 tot september 2003 heeft zij met een onderbreking van twee vakanties en af en toe een vrije dag zes dagen per week gewerkt. Vanaf september 2003 is zij minder gaan werken. Voorts heeft [slachtoffer] bij de politie aangegeven dat verdachte het door haar verdiende geld innam en, naar zijn zeggen, voor hun beider toekomst bewaarde. Zij is er altijd vanuit gegaan dat hij het geld zou sparen om vervolgens na een half jaar samen naar het buitenland te gaan. Na het verstrijken van de afgesproken termijn van een half jaar heeft verdachte heeft [slachtoffer] steeds overgehaald om door te gaan met werken. Daarbij was hij afwisselend ‘heel lief’ of gewelddadig. In het laatste geval sloeg en/of schopte verdachte [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte haar meestal naar haar werk bracht. Onkosten werden door verdachte betaald met het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld. Van het door verdachte voor beider toekomst gespaarde geld zag [slachtoffer] overigens weinig terug; een bedrag van ongeveer € 25.000 is in US dollars door verdachte meegenomen naar Marokko.
Over de werkzaamheden van [slachtoffer] alsmede de rol van verdachte daarbij wordt tevens verklaard door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Getuige [getuige 1] wordt door de politie een foto van [slachtoffer] getoond, waarop [getuige 1] verklaarde dat zij deze persoon kende als [slachtoffer]. Zij heeft met [slachtoffer] samengewerkt als prostituee in het raamprostitutiegebied op de Wallen in Amsterdam. Zij geeft voorts aan dat [slachtoffer] een vriend had, die [verdachte] heette. Zij had zelf een vriend die haar geld afpakte, maar wat [slachtoffer] meemaakte was echt verschrikkelijk, aldus getuige [getuige 1]. Getuige [getuige 2] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting een duidelijke en consistente verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] tegenover haar stond op de [adres] te Amsterdam en dat zij verdachte daar af en toe zag langslopen, hetgeen de meeste pooiers deden om de boel in de gaten te houden. Bij de politie herkende zij bij een meervoudige fotoconfrontatie verdachte direct als degene die zij kende als de pooier van [slachtoffer]. Ook ter zitting heeft zij zeer stellig aangegeven dat zij verdachte herkende als de pooier van [slachtoffer]. Zij heeft hen samen op de Wallen gezien. Zij heeft verdachte ook de trap op zien gaan naar de werkkamer van [slachtoffer] op de Wallen. Voorts heeft zij van een ander gehoord dat [slachtoffer] ook mishandeld werd door verdachte.
Ook getuige [getuige 3], de vioollerares van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar verteld heeft dat zij in Amsterdam in de prostitutie werkte. [getuige 3] verklaarde voorts dat zij wist dat [slachtoffer] mishandeld werd door haar vriend. Zij had ook wel eens blauwe plekken bij [slachtoffer] gezien.
De verklaring van [slachtoffer] wordt dus op meerdere punten ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de genoemde periode een relatie heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij omgang met haar had.
Er is derhalve wettig bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Is dit bewijs ook overtuigend?
Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van [slachtoffer] als geheel als consistent moet worden aangemerkt en dat deze op meerdere punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Daar tegenover staat de verklaring van verdachte. Een verklaring waarin hij ontkent [slachtoffer] in de prostitutie te hebben gebracht of voordeel te hebben getrokken uit haar werk als prostituee en waarin hij zelfs ontkent te hebben geweten dàt [slachtoffer] dat beroep uitoefende. Die verklaring acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend ooit in enig prostitutiegebied buiten Utrecht te zijn geweest en zo mogelijk met nog meer stelligheid heeft ontkend ooit iets met prostitutie te maken te hebben gehad. Deze ontkenningen vinden, naar verdachte uiteindelijk en kennelijk schoorvoetend ook heeft erkend, hun weerlegging in gegevens zoals deze blijken uit de verschillende politieregistratiesystemen waaruit is gebleken dat verdachte sedert jaren bekend was in en met verschillende prostitutiegebieden in verschillende steden in Nederland en dat er al eerder aangifte tegen hem is gedaan terzake –kortweg- mensenhandel.
Voorts moet worden gewezen op het feit dat verdachte in de periode van 2001 tot en met 2004 diverse dure auto’s heeft gekocht, terwijl hij rond moest komen van de WAO-uitkering van zijn echtgenote. Blijkens de opgevraagde bankafschriften zijn er in die periode nauwelijks uitgaven te zien ten behoeve van brandstof en kleding. Hieruit moet worden afgeleid dat verdachte een andere bron van (contante) inkomsten moet hebben gehad. De rechtbank houdt het ervoor dat die inkomsten, overeenkomstig [slachtoffer]s verklaring, de verdiensten van [slachtoffer] uit haar prostitutiewerkzaamheden betreffen. Ter terechtzitting heeft verdachte –niet onderbouwd- verklaard dat hij geld gespaard had en dat hij bovendien zwart gewerkt heeft. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu verdachte bij de politie in dit verband meermalen is gevraagd naar zijn inkomsten in de periode 2002-2004 en verdachte geen enkel inzicht in zijn financiële positie heeft gegeven hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Hierop kan nog worden aangevuld dat uit onderzoek is komen vast te staan dat [slachtoffer] € 1.500 in US dollars naar de op dat moment in Marokko verblijvende verdachte heeft overgemaakt en dat hij aldus feitelijk financieel voordeel heeft genoten van [slachtoffer]s werk. Evenmin geloofwaardig acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij zich nimmer heeft afgevraagd hoe een (aanvankelijk) 18-jarig meisje in staat was om dure appartementen in Maastricht en Zandvoort te bekostigen en dat hij dus niet geweten heeft van haar werk als prostituee.
In de kern komt het erop neer dat verdachte teveel heeft ontkend om geloofwaardig te kunnen zijn. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat [slachtoffer] de waarheid heeft gesproken over hetgeen verdachte haar heeft aangedaan.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij in de periode van 01 november 2001 tot en met 01 maart 2004 te
Driebergen en/of Utrecht en/of Maastricht en/of Amsterdam en/of Zandvoort,
een ander, genaamd [slachtoffer],
door geweld en andere feitelijkheden heeft gedwongen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit die (seksuele) handelingen, terwijl
verdachte wist dat die ander zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelde tot het plegen van die handelingen,
bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en dat
misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en die
misleiding en dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat verdachte
- (terwijl hij wist dat die [slachtoffer] makkelijk te manipuleren was en kwetsbaar
was) een relatie met die [slachtoffer] is aangegaan en heeft gekregen en heeft
onderhouden en
- (vervolgens) (gebruik makend van haar gevoelens voor hem) meerdere malen (zakelijk weergegeven) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij geldproblemen had en dat hij 100.000 euro schuld had bij de belastingdienst
en dat hij problemen had met zijn theehuis in Luik en dat hij bang was
dat hij alles kwijt zou raken en dat ze in een half jaar veel geld zou
kunnen verdienen en dat ze dan samen in Spanje zouden kunnen gaan wonen
en heeft aangegeven niet mee te gaan betalen aan de huur van hun woning
en heeft gezegd dat ze die huur zelf moest betalen en er meerdere keren
bij haar op heeft aangedrongen dat ze daarvoor geld moest gaan verdienen door
in de prostitutie te werken en
- die [slachtoffer] er (dusdoende) toe heeft gebracht om in de prostitutie te werken
en heeft aangezet tot prostitutie en/of
- die [slachtoffer] (aldus) ervan heeft overtuigd dat de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden (deels) gebruikt zouden worden voor de gezamenlijke
toekomst van haar en verdachte en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, verzoek zijn naam op haar lichaam heeft laten
tatoeëren en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij mogelijk terug zou gaan naar zijn
ex-vriendin [ex-vriendin] als die [slachtoffer] niet voor hem in de prostitutie zou (blijven)
werken en/of
-die [slachtoffer] naar haar (prostitutie)werk heeft gebracht en/of van haar
(prostitutie)werk heeft opgehaald en
-die [slachtoffer] instructies heeft gegeven voor haar werk als prostituee en heeft
gecontroleerd en heeft laten controleren als zij aan het werk was als
prostituee en
-die [slachtoffer] een (zeer groot) deel van de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden heeft afgenomen en heeft laten afstaan en die
[slachtoffer] weinig, van haar verdiensten heeft laten houden
en
-die [slachtoffer] meerdere malen in haar gezicht en tegen haar lichaam heeft geslagen en
- (aldus) die [slachtoffer] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft
gebracht en gehouden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
de voortgezette handeling van
een ander door geweld en andere feitelijkheden dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de omstandigheden vermeld in het eerste lid onder 1° van artikel 250 a van het Wetboek van strafrecht (oud) beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is een relatie aangegaan met een jonge vrouw, die hij – nadat zij verliefd op hem was geworden – in een isolement heeft gebracht en heeft losgeweekt uit haar sociale omgeving. Na enige tijd is zij, op zijn aandringen en na diverse beloftes over een zorgeloze, gezamenlijke toekomst, de prostitutie ingegaan. Op momenten dat zij aangaf te willen stoppen met haar prostitutiewerkzaamheden heeft hij in een subtiel proces van aantrekken en afstoten, soms met lieve woorden, dan met valse beloften, dreigementen of geweld, haar ertoe gebracht door te blijven werken. Het slachtoffer moest het door haar verdiende geld afgeven. Verdachte heeft zich slechts door geldelijk gewin laten leiden en heeft het slachtoffer ruim twee jaar gewetenloos uitgebuit. Aldus heeft verdachte op uiterst grove wijze en langdurig misbruik gemaakt van bij het slachtoffer jegens hem bestaande gevoelens van verliefdheid en aanhankelijkheid.
Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ernstig beschadigd en [slachtoffer] en haar familie veel verdriet berokkend. Blijkens de door het slachtoffer opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring ondervindt zij nog steeds psychische en emotionele schade van hetgeen haar is overkomen. Zij kan zich niet goed concentreren en durft niet alleen te zijn. Ook het aangaan van een nieuwe relatie is, gelet op haar ervaringen, thans nog niet mogelijk.
Verdachte heeft voor dit alles geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen. Hij heeft een leven geruïneerd en geen enkele spijt betoond. Dit is niet alleen ronduit stuitend, maar rechtvaardigt tevens de vrees voor herhaling. Dit vraagt om een krachtige terechtwijzing die verdachte duidelijk moet maken dat zijn immorele en verwerpelijke handelwijze door de samenleving níet wordt aanvaard.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
24 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet terzake van een soortgelijk delict;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland, regio
’s-Hertogenbosch, unit Eindhoven, d.d. 29 april 2008, opgemaakt door L.M.C. van Rozendaal-Merkx, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat met deze door de officier van justitie geëiste straf niet kan worden volstaan aangezien een dergelijke straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en van het aan verdachte te maken verwijt.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- telefoon (GSM), merk: Samsung, kleur: zwart;
- telefoon (GSM), merk: Samsung, kleur:grijs,
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 45.000,00 wegens materiële schade. Dit bedrag is beargumenteerd als het minimum dat [slachtoffer] als verdiensten moet hebben gehad. Voorts wordt er een bedrag van € 5.000,00 wegens immateriële schade opgevoerd.
De vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 5.000,00 en de materiële schade wordt op dit moment begroot op € 45.000,00.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 50.000,00 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 56 en 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE JAAR EN ZES MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van een grijze en een zwarte mobiele telefoon, beide van het merk Samsung, aan verdachte.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], per adres [adres], toe tot een bedrag van € 50.000,00 (zegge VIJFTIGDUIZEND EURO).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 50.000,00 (zegge VIJFTIGDUIZEND EURO) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 280 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs E.F. Bueno, W. Foppen en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 mei 2008.