ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1567

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218682/ HA ZA 06-2164
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Ch.E. Bethlem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vordering tot verificatie van boedelschuld in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 mei 2008 uitspraak gedaan in een vordering tot verificatie van een boedelschuld door B. van Hattem B.V. De eiseres, B. van Hattem B.V., heeft een vordering ingediend tegen de curator, mr. Jacob Aart Antonie Boers, in het faillissement van een failliet. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 30 mei 2007 reeds overwogen dat de vordering van Van Hattem mogelijk als boedelschuld kan worden aangemerkt, maar dat partijen de gelegenheid hebben gekregen om zich hierover uit te laten. De curator heeft in zijn antwoordakte gesteld dat hij niet op de hoogte was van een afspraak tussen de failliet en Van Hattem over de afdracht van premies. Van Hattem heeft in die periode zelfs een voorschot terugbetaald aan Laser, wat complicaties met zich meebracht voor de verificatie van de vordering.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de curator, door te handelen zonder kennis van de afspraak, niet kan worden verweten dat er sprake is van toedoen in de zin van een door de curator verrichte rechtshandeling die een verplichting heeft doen ontstaan. De curator heeft enkel zijn taak vervuld door ervoor te zorgen dat de premies op de faillissementsrekening werden uitbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Van Hattem niet verifieerbaar is, omdat deze is ontstaan na de faillissementsdatum van de failliet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een boedelschuld en heeft de vordering van Van Hattem afgewezen.

In de beslissing heeft de rechtbank Van Hattem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de curator zijn begroot op EUR 1.208,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Ch.E. Bethlem.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 218682 / HA ZA 06-2164
Vonnis van 14 mei 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B. VAN HATTEM B.V.,
gevestigd te Dodewaard,
eiseres tot verificatie,
procureur mr. H. van Dijk,
tegen
Mr. JACOB AART ANTHONIE BOERS
in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van de heer [naam] en mevrouw [naam],
kantoorhoudende te Veenendaal,
verweerder tot verificatie,
procureur mr. J.A.A Boers.
Partijen zullen hierna Van Hattem en de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2007
- de akte aan de zijde van Van Hattem
- de antwoordakte van de curator.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
1.3. De rechter, die het tussenvonnis van 30 mei 2007 heeft gewezen, heeft dit vonnis om organisatorische redenen niet kunnen wijzen.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij het tussenvonnis van 30 mei 2007 (verder "het tussenvonnis") en bouwt daarop voort. In het tussenvonnis is bepaald dat Van Hattem in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op de bij conclusie van dupliek aangevoerde stelling van de curator dat de vordering van Van Hattem is ontstaan ná het faillissement van [failliet] en dat om die reden de vordering niet verifieerbaar is.
2.2. In haar reactie betwist Van Hattem de stelling dat de vordering na het faillissement zou zijn ontstaan, omdat de stierenpremie betrekking heeft op stieren die in de periode 4 februari 2004 tot en met 18 februari 2004, dus vóór de faillissementdatum van 28 april 2004, zijn afgevoerd. Om in aanmerking te komen voor een slachtpremie van Laser dienen bovendien premiegerechtigde runderen vooraf bij Laser te worden aangemeld. Van Hattem stelt dat vanaf het moment van aanmelding en bij goedkeuring het recht op premies ontstaat. Dat de effectuering door Laser van het recht op de premie geruime tijd in beslag neemt doet niet af aan de al aanwezige gerechtigheid op deze premies, aldus Van Hattem.
2.3. Tussen partijen staat vast dat Laser eerst op 1 april 2005 een eindbeschikking heeft genomen over de toekenning van de slachtpremie. Ook staat vast dat op 1 december 2004, vooruitlopend op de te nemen eindbeschikking, een voorschot is vastgesteld. Dit betekent dat vaststelling dat er recht op een premie was eerst op genoemde data heeft plaatsgevonden. De overeenkomst van 1 september 2003 tussen [failliet] en Van Hattem, zoals deze in r.o. 4.5 van het tussenvonnis is geduid, bevatte derhalve een voorwaardelijke verbintenis aangaande de slachtpremies. De vervulling van de voorwaarde was echter afhankelijk van een toekomstige onzekere gebeurtenis, namelijk de vaststelling door Laser van (de omvang van) de uit te keren premies in het geval de runderen zouden worden geslacht. Uit het verzorgingscontract volgt immers niet dat verzorging van de runderen met het oog op de slacht was aangegaan. Deze als toekomstig te kwalificeren vordering van Van Hattem op [failliet] is eerst op 1 december 2004 en 1 april 2005 een bestaande vordering geworden (zie ook conclusie AG bij HR 4 juni 2004, LJN: AO5665, C03/063 HR). Nu beide data na de faillissementsdatum van 28 april 2004 vallen, betekent dit dat de vorderingen niet verifieerbaar zijn.
2.4. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis ook reeds in overweging genomen dat, vanwege het toedoen van de curator, de vordering van Van Hattem wellicht als boedelschuld kan worden aangemerkt. Ook hierover zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten.
Door de curator is in zijn antwoordakte gesteld dat hij ten tijde van zijn correspondentie met Laser en de ABN AMRO bank niet op de hoogte was van een afspraak tussen [failliet] en Van Hattem inzake de afdracht van de premies. Van Hattem heeft zelfs in die periode het voorschot van Laser dat op zijn rekening was overgemaakt terugbetaald aan Laser. Eerst bij de eis tot verificatie is de verklaring van 1 september 2003 van [failliet] aangaande de premies overgelegd en vervolgens eerst bij repliek de niet gedateerde verklaring van [failliet] inzake de slachtpremies.
De rechtbank is van oordeel dat in een situatie als de onderhavige waarbij de curator heeft gehandeld bij gebrek aan wetenschap dat tussen Van Hattem en [failliet] een afspraak over de premies waren gemaakt, niet van toedoen door de curator, in de zin van een door de curator ten behoeve van de boedel verrichte rechtshandeling waardoor de verplichting is ontstaan, kan worden gesproken. De curator heeft onder de genoemde omstandigheden niets anders gedaan dan wat in een dergelijk geval op grond van zijn taakvervulling van hem mag worden verwacht, namelijk zorgdragen dat Laser de premies op de faillissementsrekening uitkeerde.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder de curator heeft gehandeld er geen sprake is van een boedelschuld op grond van het toedoen-criterium. Van een boedelschuld op grond van de wet is geen sprake. In het onderhavige geval is ook geen sprake van een onverschuldigde betaling die het gevolg is van een onmiskenbare vergissing, nu uitsluitend [failliet] als enige over een UBN nummer beschikte, hetgeen voorwaarde was voor een uitkering door Laser.
2.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Van Hattem niet voor verificatie in aanmerking komt en ook niet als boedelschuld kan worden gekwalificeerd. De vordering wordt derhalve afgewezen.
2.7. Van Hattem zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 248,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 960,00 (2,5 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.208,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Van Hattemin de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op EUR 1.208,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch.E. Bethlem en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.
w.g. griffier w.g. rechter