ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1148

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600311-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wassing
  • M.P. Gerrits-Janssens
  • W.P.H. Pronk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 april 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee gevallen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van twee jonge meisjes tot het dulden van ontuchtige handelingen. De eerste gebeurtenis vond plaats op 30 november 2004 in IJsselstein, waar de verdachte het slachtoffer, een meisje van zestien jaar, benaderde en haar rok omhoogdeed. De tweede gebeurtenis vond plaats op 9 januari 2007 in Benschop, waar de verdachte een ander meisje op een scooter benaderde en haar schaamstreek en borsten betastte. Beide slachtoffers hebben de verdachte herkend en de verdachte heeft gedeeltelijk bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en heeft de feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 560,00 aan de benadeelde partij te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding in het geval de verdachte niet betaalt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600311-07
Datum uitspraak: 29 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsvrouwe: mr. V.C.Th. van ’t Westende Meeder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 30 november 2004 te IJsselstein, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid
[aangever 1] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft hij die [aangever 1]
- door haar onverhoeds en/of plotseling te benaderen en/of
- door haar (meermalen) achterna te lopen en/of
- door haar (fiets)tas vast te blijven houden en/of
- door vóór haar fiets te gaan staan
gedwongen tot het dulden van het ontuchtig
- omhoogdoen van haar rok en/of
- aanraken en/of betasten van haar schaamstreek;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 november 2004 te IJsselstein, althans in het arrondissement Utrecht,
met [aangever 1], geboren op [geboortedatum] 1990, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van de schaamstreek van die [aangever 1];
2. Primair
hij op of omstreeks 09 januari 2007 te Benschop, gemeente Lopik, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid
[aangever 2] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft hij die [aangever 2]
- door haar onverhoeds en/of plotseling te benaderen en/of
- door haar (meermalen) achterna te rijden en/of
- door haar vast te pakken en/of vast te blijven houden
gedwongen tot het dulden van het ontuchtig
- aanraken en/of betasten van haar schaamstreek en/of haar borsten;
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 januari 2007 te Benschop, gemeente Lopik, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, met [aangever 2], geboren op [geboortedatum] 1991, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van de borsten en/of de schaamstreek van die [aangever 2].
De bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij op 30 november 2004 via de Randdijk in IJsselstein naar Nieuwegein fietste. Omdat een man die daar liep haar schooltas, die achterop de bagagedrager zat, vastpakte, kon aangeefster niet meer verder fietsen en werd ze gedwongen te stoppen. De man deed haar rok omhoog. Omdat de man har losliet, kon ze doorfietsen. Maar de man kwam haar weer achterna en zij moest weer stoppen. Hij ging met zijn hand onder haar rok en pakte haar vagina vast.
Aangeefster herkende [verdachte] met alle zekerheid als de man die haar had aangerand. Verdachte bekent de vagina van het meisje te hebben betast.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [aangever 2] verklaart dat zij op 9 januari 2007 in Benschop naar school fietste toen er een man op een scooter stopte en haar de weg vroeg. Hij voelde over haar jas en broek aan haar schaamstreek en borsten. Hij hield haar met zijn hand vast.
Verdachte verklaart dat hij het meisje bij de borsten en tussen de benen heeft gepakt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair
op 30 november 2004 te IJsselstein door een feitelijkheid [aangever 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [aangever 1]
- door haar onverhoeds te benaderen en
- door haar meermalen achterna te lopen en
- door haar tas vast te blijven houden en
- door vóór haar fiets te gaan staan
gedwongen tot het dulden van het ontuchtig
- omhoogdoen van haar rok en
- betasten van haar schaamstreek;
2. Primair
op 9 januari 2007 te Benschop door een feitelijkheid [aangever 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [aangever 2]
- door haar onverhoeds te benaderen en
- door haar achterna te rijden en
- door haar vast te pakken en vast te blijven houden
gedwongen tot het dulden van het ontuchtig
- betasten van haar schaamstreek en haar borsten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair telkens:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het hierna te noemen psychologisch rapport.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tweemaal op straat jonge meisjes aangerand. Eenmaal heeft hij het slachtoffer onder haar rok tussen de benen betast. Het andere slachtoffer heeft hij over de kleren betast bij haar schaamstreek en aan de borsten. Hiertoe heeft hij de slachtoffers vastgehouden en heeft hij ervoor gezorgd dat zij niet weg konden.
Dit zijn ernstige feiten die vergaande gevolgen hebben voor de slachtoffers en in de maatschappij zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 februari 2008 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 21 januari 2008, opgemaakt door F. van der Groep, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 21 mei 2007 van drs. H. Scharft, psycholoog, inhoudende als conclusie dat de ten laste gelegde feiten – indien bewezen – in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot – kort gezegd –:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht zal stellen van de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat hij zal deelnemen aan behandeling bij De Waag;
- een werkstraf van 160 uur.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 560,00.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
Wegens de straf die in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, is deze straf lager dan door de officier van justitie gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 235,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 550,00 wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de nieuwe fiets, heeft geen causaal verband met het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 550,00 en de materiële schade wordt begroot op € 10,00.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 560,00 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 560,00.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikel 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 246.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 4 MAANDEN.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet naleeft dat hij zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt dat hij deel zal nemen aan behandeling bij De Waag, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [moeder aangever 2], als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind [aangever 2], domicilie kiezende te Utrecht ten kantore van haar gemachtigde [gemachtigde], ten dele toe tot een bedrag van € 560,00 (zegge vijfhonderdzestig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering, met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 560,00 (zegge vijfhonderdzestig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Wassing, M.P. Gerrits-Janssens en W.P.H. Pronk, bijgestaan door mr. T. Alexander als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2008.
Mr. Pronk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.