RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/602593-07, 16/515020-06, 16/513532-07, 16/513757-07 en
16/513587-08 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 29 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de gevoegde zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.
Raadsman: mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 april 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/602593-07:
1. (hierna feit 1)
Primair
hij op of omstreeks 08 maart 2007 te Amersfoort, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
- tegen die [aangever 1] heeft geduwd en/of getrokken en/of
- tegen/op het (achter)hoofd van die [aangever 1] heeft gestompt en/of geslagen
en/of
- tegen die [aangever 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen/op het lichaam en/of een/de/het be(e)n(en) van die [aangever 1] heeft
geschopt en/of getrapt en/of
- een zogeheten duwstoot in/tegen de rug van die [aangever 1] heeft gegeven
en/of
- een zogeheten knietje tegen (het hoofd van) die [aangever 1] heeft gegeven en/of
- nadat die [aangever 1] op de grond was gevallen/op de grond lag die [aangever 1] heeft
geslagen en/of gestompt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 47 lid 1 aanhef en 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 maart 2007 te Amersfoort tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [aangever 1])
- tegen die [aangever 1] heeft geduwd en/of getrokken en/of
- tegen/op diens (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen
en/of
- tegen die [aangever 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen/op diens lichaam en/of diens be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt
en/of
- een zogeheten duwstoot in/tegen diens rug heeft gegeven
en/of
- een zogeheten knietje tegen (het hoofd van) die [aangever 1] heeft gegeven en/of
- nadat die [aangever 1] op de grond was gevallen/op de grond lag die [aangever 1] heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor die [aangever 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 08 maart 2007 te Amersfoort met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, het Vondelplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1], welk geweld
bestond uit het
- duwen en/of trekken tegen die [aangever 1] en/of
- stompen en/of slaan tegen/op het (achter)hoofd van die [aangever 1]
en/of
- slaan en/of stompen tegen die [aangever 1] en/of
- schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam en/of een/de/het be(e)n(en) van
die [aangever 1] en/of
-geven van een zogeheten duwstoot in/tegen de rug van die [aangever 1] en/of
- geven van een zogeheten knietje tegen (het hoofd van) die [aangever 1] en/of
- (nadat die [aangever 1] op de grond was gevallen/op de grond lag) slaan en/of
stompen van die [aangever 1],
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. (hierna feit 2)
hij op of omstreeks 20 december 2006 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een of meer oud-en nieuw krantenkaartjes en/of 5 euro, in elk geval
enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3. (hierna feit 3)
hij op of omstreeks 26 maart 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of
beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een strijker, althans enig vuurwerk, op/in die brievenbus te
leggen en deze vervolgens af te steken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/515020-06:
1. (hierna feit 4)
hij op of omstreeks 13 juli 2006 te Tegelen, gemeente Venlo,, althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een herenfiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2. (hierna feit 5)
hij op of omstreeks 17 september 2006 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/513532-07:
1. (hierna feit 6)
513527-07
hij op of omstreeks 27 juni 2006 te Tegelen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend [aangever 6] meermalen, althans eenmaal heeft
gestompt/geslagen tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [aangever 6],
waardoor voornoemde [aangever 6] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. (hierna feit 7)
513532-07
hij op of omstreeks 12 januari 2007 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een muts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever 7], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij de fiets van die [aangever 7]
vasthield en/of tegenhield en/of tegen de fiets van die [aangever 7] aantrapte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. (hierna feit 8)
513607-07
hij op of omstreeks 20 januari 2007 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen
althans eenmaal genoemde fiets tegen de grond te trappen, waardoor (een)
spa(a)k(en) zijn kapotgegaan en/of het achterwiel is verbogen;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. (hierna feit 9)
513608-07
hij op of omstreeks 18 februari 2007 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal,
een snackbar/cafetaria, gelegen aan [adres] en in gebruik bij
[aangever 9], eigenaar van genoemde snackbar/cafetaria, althans bij een ander of
anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de
rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/513757-07:
1. (hierna feit 10)
hij op of omstreeks 30 november 2006 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [aangever 10] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft hij die [aangever 10] door haar vast te houden gedwongen te dulden dat
hij, verdachte, met zijn hand(en) in de broek van die [aangever 10] ging en/of op
haar billen heeft geslagen/getikt en/of in haar borst(en) heeft geknepen;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2. (hierna feit 11)
hij op of omstreeks 13 oktober 2006 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [aangever 11] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft hij die [aangever 11] door haar om haar middel en/of met haar handen boven haar hoofd vast te houden gedwongen te dulden dat hij, verdachte, aan haar bh zat en/of met zijn hand onder haar shirt aan haar borst(en) zat
en/of met zijn hand(en) in haar broek zat en/of op haar heeft gelegen terwijl
hij op en neer gaande bewegingen maakte;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/513587-08: (hierna feit 12)
hij op of omstreeks 24 januari 2008 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een pet (merk Nike, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 12], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de feiten die in de vijf verschillende dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van feit 4, nu de redelijke termijn in deze zaak is overschreden en dit niet te wijten is aan de verdachte.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet ontvankelijkheid niet aan de orde is. De zaak zou immers meerdere malen worden behandeld ter zitting, maar werd steeds weer aangehouden wegens vermeende betrokkenheid van verdachte bij nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank neemt ambtshalve ook feit 6 mee in de beoordeling van mogelijke niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aangezien de pleegdatum van dit feit (zijnde 27 juni 2006) nog vóór die van feit 4 (zijnde 13 juli 2006) ligt.
Feit 4 heeft op 27 december 2006 voor het eerst op zitting gestaan. De zaak is toen aangehouden tot de zitting van 2 februari 2007 wegens ziekte van de verdachte. Op die zitting is de zaak aangehouden tot de zitting van 27 april 2007 om gelijktijdig behandeld te kunnen worden met een aantal nieuwe dagvaardingen. Voor de zitting van 27 april 2007 is de verdachte ook gedagvaard voor feit 6. Op de zitting van 27 april 2007 is besloten om, wegens de grote hoeveelheid feiten, de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden en te verwijzen naar de meervoudige kamer. Op 5 februari 2008 is de zaak door de meervoudige kamer op verzoek van de raadsman aangehouden, nu hij niet alle dagvaardingen had ontvangen en als gevolg daarvan niet alle feiten had kunnen voorbereiden.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de feiten 4 en 6 oud zijn en dat dit in beginsel onwenselijk is. De redenen, die hebben geleid tot de verschillende aanhoudingen zijn echter niet te wijten aan het openbaar ministerie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in haar vervolging van de feiten 4 en 6.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken, met name het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel acht de rechtbank niet bewezen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
Feit 1 subsidiair:
hij op 8 maart 2007 te Amersfoort tezamen en in vereniging met
anderen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [aangever 1]
- heeft geduwd en getrokken en
- tegen/op diens achterhoofd heeft gestompt en
- heeft geslagen en gestompt en
- tegen/op diens lichaam en diens benen heeft geschopt en
- een zogeheten duwstoot in/tegen diens rug heeft gegeven en
- een zogeheten knietje tegen het hoofd van die [aangever 1] heeft gegeven en
- nadat die [aangever 1] was gevallen/lag die [aangever 1] heeft geslagen,
waardoor die [aangever 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op 20 december 2006 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen oud-en nieuw krantenkaartjes en 5 euro, toebehorende aan [aangever 2];
Feit 3:
hij op 26 maart 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, toebehorende aan [aangever 3], heeft vernield door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededaders, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een strijker, op/in die brievenbus te leggen en deze vervolgens af te steken;
Feit 4:
hij op 13 juli 2006 te Tegelen, gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een herenfiets merk Gazelle,
toebehorende aan [aangever 4];
Feit 5:
hij op 17 september 2006 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon merk Samsung, toebehorende aan [aangever 5];
Feit 6:
hij op 27 juni 2006 te Tegelen, opzettelijk mishandelend [aangever 6] meermalen heeft
gestompt tegen het gezicht van die [aangever 6], waardoor voornoemde [aangever 6] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 7:
hij op 12 januari 2007 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een muts, toebehorende aan [aangever 7];
Feit 8:
hij op 20 januari 2007 te Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [aangever 8], heeft beschadigd door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk eenmaal genoemde fiets tegen de grond te trappen;
Feit 9:
hij op 18 februari 2007 te Amersfoort, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal, een snackbar/cafetaria, gelegen aan de Laan naar Emiclaer 3 en in gebruik bij
[aangever 9], eigenaar van genoemde snackbar/cafetaria, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Feit 10:
hij op 30 november 2006 te Amersfoort, door een feitelijkheid [aangever 10] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [aangever 10] door haar vast te houden gedwongen te dulden dat hij, verdachte, met zijn hand in de broek van die [aangever 10] ging en op haar billen heeft geslagen en in haar borst heeft geknepen;
Feit 11:
hij op 13 oktober 2006 te Amersfoort, door een feitelijkheid [aangever 11] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [aangever 11] door haar om haar middel en met haar handen boven haar hoofd vast te houden gedwongen te dulden dat hij, verdachte, aan haar bh zat en met zijn hand onder haar shirt aan haar borsten zat en met zijn hand in haar broek zat en op haar heeft gelegen terwijl hij op en neer gaande bewegingen maakte;
Feit 12:
hij op 24 januari 2008 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet merk Nike, kleur zwart, toebehorende aan [aangever 12];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen vermeld in de ambtsedige processen-verbaal nrs. PL0940/005860, PL0940/07-005466, PL2320/06-003695, PL0940/06-014988, PL2322/06-007048, PL0940/07-001367, PL0940/07-004560, PL0940/07-004608, PL0940/07-006518 en PL0940/08-001520 alsmede op de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat er op 8 maart 2007 in Amersfoort door de verdachte aan hem is geduwd en getrokken. Tevens heeft de verdachte met zijn vuist een klap op het achterhoofd van de aangever gegeven. Vervolgens kwamen er drie jongens aan en die begonnen de aangever, samen met de verdachte, te slaan en stompen. Hij is ook geschopt op zijn lichaam en benen. De aangever heeft pijn en kneuzingen opgelopen door hetgeen is gebeurd . Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij aangever met zijn vuist een duwstoot in zijn rug heeft gegeven . Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij de aangever meerdere knietjes tegen zijn hoofd heeft gegeven . Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de aangever heeft geduwd en hem vervolgens een klap en een knietje heeft gegeven. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat de aangever door medeverdachte [medeverdachte B] nog veel is geslagen toen hij in de bosjes lag .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 2:
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat op 20 december 2006 in Amersfoort een paar jongens oudejaarskaartjes uit zijn jaszak en zijn portemonnee uit zijn broekzak hebben weggenomen. Toen aangever de portemonnee terug kreeg zag hij dat er vijf euro uit zijn portemonnee was weggenomen . Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte kaartjes van die krantenjongen afpakte en de portemonnee van de aangever uit de achterzak van diens broek pakte en vervolgens geld in zijn zak stopte . Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij samen met twee jongens was en dat hij kaartjes van de jongen heeft gepakt en deze niet meer heeft teruggegeven. Voorts heeft hij verklaard dat hij in de portemonnee van de jongen heeft gekeken en hem daarna heeft teruggegeven .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 3:
Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat op 26 maart 2007 in Amersfoort haar brievenbus geheel is ontzet door een ontploffing . De verdachte heeft verklaard dat hij een strijker tussen het klepje van de brievenbus had gedaan, zodat deze niet weg zou waaien .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 4:
Aangever [aangever 4] heeft verklaard dat op 13 juli 2006 in Tegelen, gemeente Venlo, zijn Gazelle herenfiets is weggenomen . De verdachte heeft bij de politie het feit bekend .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 5:
Aangever [aangever 5] heeft verklaard dat op 17 september 2006 in Amersfoort zijn mobiele telefoon, merk Samsung, uit zijn jaszak was weggenomen. De aangever zag drie jongens weglopen. Hij zag vervolgens dat een van de jongens de weggenomen mobiele telefoon in zijn handen had . De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van medeverdachte [medeverdachte E] heeft gekregen. Hij had direct door dat de telefoon gestolen was . Medeverdachte [medeverdachte D] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte E] en verdachte tegen elkaar heeft horen zeggen “fifty, fifty” .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 6:
Aangever [aangever 6] heeft verklaard dat hij op 27 juni 2006 in Tegelen tweemaal tegen zijn gezicht is gestompt door de verdachte. Dit deed erg veel pijn . De huisarts heeft een hematoom onder het rechteroog geconstateerd . De verdachte heeft verklaard dat hij de jongen met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 7:
Aangever [aangever 7] heeft verklaard dat op 12 januari 2007 in Amersfoort zijn muts van zijn hoofd werd getrokken . De verdachte heeft verklaard dat hij de muts van de aangever heeft gepakt en niet heeft teruggegeven .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 8:
Aangever [aangever 8] heeft verklaard dat op 20 januari 2007 in Amersfoort zijn fiets tegen de grond is getrapt door de verdachte . De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte tegen de fiets van de aangever heeft getrapt . De verdachte heeft verklaard dat hij niet tegen de fiets heeft getrapt .
Ondanks de ontkenning van de verdachte is de rechtbank op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 9:
Aangever [aangever 9] heeft verklaard dat hij eigenaar is van een snackbar gelegen aan [adres] in Amersfoort. Op 18 februari 2007 heeft hij tweemaal een jongen gevorderd de zaak te verlaten. De jongen voldeed niet aan de vorderingen . De verdachte heeft verklaard dat tweemaal tegen hem gezegd werd dat hij naar buiten moest. Hij is niet meteen naar buiten gegaan .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 10:
Aangeefster [aangever 10] heeft verklaard dat zij op 30 november 2006 in Amersfoort door de verdachte op de gang werd vastgehouden terwijl hij met zijn hand in haar broek ging. Vervolgens werd zij op haar billen geslagen en in haar borst geknepen door de verdachte. Aangeefster heeft tegen de verdachte gezegd dat hij van haar af moest blijven . Getuige [getuige1] heeft verklaard dat de aangeefster hem op 30 november 2006 vertelde dat de verdachte die dag aan haar string had getrokken en haar borsten had betast . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [aangever 10] op de gang was tegen gekomen en dat hij haar toen op haar billen had geslagen.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde, mede nu de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] en deels door de verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van feit 11:
Aangeefster [aangever 11] heeft verklaard dat zij op 13 oktober 2006 in haar woning in Amersfoort door de verdachte om haar middel werd vastgehouden terwijl de verdachte aan haar bh zat en onder haar shirt aan haar borsten voelde. De aangeefster heeft tegen de verdachte gezegd dat zij dit niet wilde. De verdachte is ook met zijn hand in de broek van aangeefster geweest. Later is de verdachte met zijn buik op de buik van aangeefster gaan liggen en heeft haar handen met zijn handen naast haar hoofd vastgehouden. De verdachte maakte toen op en neergaande bewegingen . De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in de woning van aangeefster was en zag dat de verdachte met zijn hand onder de kleding van aangeefster ging, bij zowel haar shirtje, dus bij haar borsten, als in haar broek . De getuige [aangever 10] heeft eveneens verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte met zijn hand bij aangeefster in haar broek ging en onder haar shirtje. Dit was bij aangeefster thuis . De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet bij de aangeefster thuis is geweest en dat het verhaal verzonnen is.
Ondanks de ontkenning van de verdachte is de rechtbank mede gelet op het feit dat de aangifte door twee getuigenverklaringen wordt ondersteund van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van feit 12:
Aangever [aangever 12] heeft verklaard dat op 24 januari 2008 in Amersfoort zijn zwarte pet van het merk Nike, van zijn hoofd werd gepakt en werd weggenomen . De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat een jongen de pet van het hoofd van aangever pakte. Later zag de getuige een groepje jongens staan en herkende de jongen die de pet had weggenomen. De politie heeft deze jongen aangehouden . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een zwarte pet van een vriend had gekregen en toen werd aangehouden. De verdachte wilde niet zeggen wie die vriend was.
Ondanks de ontkenning van de verdachte is de rechtbank mede gelet op de herkenning door de getuige [getuige 3] en het feit dat het verhaal van de verdachte niet te controleren is, nu hij niet wil zeggen van wie hij de pet heeft gekregen, van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplegen van mishandeling
Ten aanzien van feit 2 en 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Ten aanzien van feit 4, 7 en 12:
Diefstal, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 6:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 8:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van feit 9:
Het wederrechtelijk in een besloten lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van/vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen
Ten aanzien van feit 10 en 11:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor feit 1 primair en subsidiair wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte de aanwijzingen van de gezinsvoogd opvolgt ook als dat inhoudt plaatsing in Glenn Mills.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding met parketnummer 16/513532-07 is aan de verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu de verdachte het onder 1 genoemde feit op voornoemde dagvaarding heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met dit ad informandum gevoegde feit, te weten openlijk geweld op de openbare weg met vernieling, incident 4, ruiten bushalte, 31 december 2006 te Tegelen, gemeente Venlo.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen en het vernielen en beschadigen van goederen. Dit betreft ergerlijke feiten waardoor veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt voor de benadeelden. Bovendien wordt door het plegen van dergelijke feiten ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden en brengen deze feiten gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust teweeg.
De verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan twee mishandelingen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen pijn en gevoelens van onveiligheid bezorgd. Deze feiten speelden zich telkens af op de openbare weg, waardoor ook toevallige voorbijgangers konden worden geconfronteerd met deze ernstig verontrustende handelingen.
Daarnaast heeft de verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dergelijke feiten kunnen traumatisch zijn en jarenlange psychische problemen met zich mee brengen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van de bevoegdheid die de eigenaar van een ruimte toekomt (in casu een cafetaria) om personen die niets consumeren maar slechts het toilet bezoeken niet toe te laten.
Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de ouderdom van een groot deel van de feiten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 april 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 2 juli 2007 van drs. W. van der Wal, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een gedragsstoornis alsmede een gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling, zodat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
De officier van justitie heeft een eventuele plaatsing in Glen Mills gevorderd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Op 31 maart 2008 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de verdachte verlengd met één jaar. Voorts heeft de kinderrechter het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing, verzocht door het Bureau Jeugdzorg Utrecht afgewezen met de volgende overweging:
Uit de verklaringen van de gehoorde personen en uit de overgelegde stukken blijkt dat de MST-behandeling die [verdachte] heeft doorlopen in strafrechtelijk kader, negatief door hem is afgesloten. Overige hulpverlening die al eerder is ingezet, heeft tot nu toe weinig effect gehad. De gezinsvoogd meent dat [verdachte] zijn laatste kans heeft gehad. [verdachte], zijn moeder en zijn advocaat vragen echter alsnog om deze laatste kans.
De kinderrechter deelt de zorgen die Bureau Jeugdzorg ter zitting heeft geuit over de ontwikkeling van [verdachte]. Ondanks de intensieve MST-behandeling is het [verdachte] niet gelukt om uit de problemen te blijven. Hij heeft zich na zijn strafrechtelijke schorsing wederom schuldig gemaakt aan verschillende overtredingen.
Hoewel [verdachte] het MST-traject niet voldoende heeft afgesloten, was men kort geleden nog tevreden over hoe [verdachte] functioneerde tijdens deze behandeling. Op 28 januari 2008 werd in het hulpverleningsplan nog geadviseerd [verdachte] een ITB+ traject op te leggen. Onvoldoende onderbouwd is welke gebeurtenissen van ná 28 januari 2008 ertoe hebben geleid dat BJZ dit traject niet meer mogelijk achtte en op 14 februari 2008 om een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht. De kinderrechter acht daarom op dit moment de noodzaak van die uithuisplaatsing onvoldoende aangetoond en is van oordeel dat eerst nog het intensieve ambulante traject, zoals eerder voorgesteld, zal dienen te worden geprobeerd. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen. De kinderrechter merkt hierbij op dat wanneer [verdachte] weer de fout in gaat, een uithuisplaatsing alsnog noodzakelijk zal zijn.
Gezien de bovenstaande overweging van de kinderrechter is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de verdachte is om aansluiting te zoeken bij deze zeer recente beslissing. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde het deelnemen aan een ITB-plus traject opnemen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij bereid is zich in te zetten voor het ITB-plus project. Deze bereidverklaring werd ter zitting gesteund door moeder.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138, 246, 300, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van ZES MAANDEN.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot TWEE MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde de eerste 6 maanden van de proeftijd deel moet nemen aan het project ITB-plus, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, kinderrechter en mrs. P.J.G. van Osta en S.K. Bouwman, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2008.