RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 520283 UC 07-5532 AW
vonnis d.d. 13 februari 2008
[EISERES], wonende te [woonplaats], verder te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.J. Schuurman, advocaat te Meerssen,
de naamloze vennootschap AEGON BANK N.V., h.o.d.n. Spaarbeleg, statutair gevestigd te Utrecht, kantoorhoudend te Nieuwegein, verder ook te noemen Spaarbeleg,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.W.G. van der Velden en mr. drs. G.F.E. Koster, beiden advocaat te Amsterdam,
rolgemachtigde: F. Kruythof, gerechtsdeurwaarder te Utrecht.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de inleidende dagvaarding d.d. 16 april 2007 met 5 producties;
- de conclusie van antwoord met 10 producties;
- de conclusie van repliek met 3 producties;
- de conclusie van dupliek.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist alsmede op grond van de overgelegde stukken – voor zover niet betwist – staan tussen partijen de volgende feiten vast.
1.1 Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan. Bij een SprintPlan-overeenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Spaarbeleg aan de deelnemer verstrekte lening. De hoogte van die lening is afhankelijk van het bedrag dat de deelnemer maandelijks wenst in te leggen ter zake van rente, te weten een bedrag van minimaal € 45,38 (f. 100,--) en maximaal € 272,27 (f. 600,--). Met het geleende bedrag worden voor de deelnemer participaties aangekocht in het Spaarbeleg Garantiefonds. De participaties worden op naam van de Stichting Aegon BeleggingsGiro (door de jaren heen soms anders genaamd) gesteld die deze voor rekening en risico van de deelnemer gaat houden. Na ommekomst van de looptijd van de overeenkomst worden de participaties in het Garantiefonds verkocht en wordt met de verkregen opbrengst de lening afgelost. Het SprintPlan-product kent een gegarandeerde einduitkering (de zogenaamde garantiewaarde) waarmee het geleende bedrag kan worden terugbetaald. Deze garantiewaarde komt echter te vervallen als de deelnemer gedurende de looptijd het bedrag van de overeengekomen in te leggen maandelijkse termijn verlaagt alsook in het geval dat de overeenkomst tussentijds wordt opgezegd of beëindigd, in welk geval de deelnemer tevens een boeterente verschuldigd wordt.
1.2 [Eiseres] is geboren op 31 juli 1987. Eind 1999 heeft de wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres], dat is haar vader, van Spaarbeleg een brochure ontvangen over het product “SprintPlan”. De wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] heeft het bij de brochure gevoegde inschrijfformulier ingevuld en geretourneerd aan Spaarbeleg via de tussenpersoon Eurlings Assurantiën te Margraten. Dit door de wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] ingevulde en ondertekende inschrijfformulier vermeldt de persoonsgegevens van [eiseres], het bedrag van f. 200,-- dat zij maandelijks wenst in te leggen en een schriftelijke machtiging ten behoeve van Spaarbeleg om dit bedrag automatisch van een bankrekening, die op naam staat van haar wettelijk vertegenwoordiger, te doen afschrijven.
1.3 Vervolgens heeft Spaarbeleg [eiseres] een welkomstpakket toegezonden en een certificaat met - voor zover hier van belang – in elk geval de volgende inhoud:
SprintPlan-overeenkomst, nummer 073.71.20746, deelnemer [eiseres], ingangsdatum 1 november 1999, einddatum 31 oktober 2004, maandbedrag f. 200,-- en belegd bedrag f. 30.000,--.
1.4 De wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] heeft aan Spaarbeleg de overeengekomen maandelijkse inleg door middel van automatische afschrijving voldaan, in totaal een bedrag van € 5.445,36.
De overeenkomst is op 31 oktober 2004, na het verstrijken van de looptijd, geëindigd. De participaties zijn verkocht. De opbrengst daarvan bedroeg niet meer dan het bedrag van de verstrekte lening, zodat aan [eiseres] niets is uitgekeerd.
2. De vordering en het verweer
2.1 [Eiseres] vordert – samengevat- :
- te verklaren voor recht dat de SprintPlan-overeenkomst in strijd is met de Wet op het consumentenkrediet (WCK), althans te verklaren voor recht dat deze overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden althans wordt ontbonden en te verklaren voor recht dat Spaarbeleg toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen c.q. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres];
- terugbetaling van alle door [eiseres] aan Spaarbeleg betaalde bedragen, te verminderen met een percentage van 35, zijn de waarde waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 1 november 1999 tot en met 31 oktober 2004, leidend tot een bedrag van € 3.539,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van iedere termijn, doch in ieder geval sedert 2 mei 2006 op grond van:
- nietigheid van de overeenkomst op grond van strijd met artikel 9 van de WCK;
- ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming wegens schending van de zorgplicht;
- onrechtmatig handelen van Spaarbeleg wegens schending van de zorgplicht.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiseres] - kort samengevat - aan dat zij dan wel haar vader vóór het sluiten van de onderhavige overeenkomst niet heeft begrepen wat de risico’s waren van deelname aan het product SprintPlan. De tussenpersoon, de heer P. Eurlings, heeft op een expliciet gestelde vraag van de wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] naar een mogelijk risico ten aanzien van de te betalen inleg te verstaan gegegeven dat deze was gegarandeerd. Volgens [eiseres] heeft Spaarbeleg niet voldaan aan haar zorgplicht, als gevolg waarvan [eiseres] schade heeft geleden.
2.2 Spaarbeleg voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De motivering van de beslissing
3.1 Spaarbeleg heeft ten verwere aangevoerd dat niet [eiseres], maar haar wettelijk vertegenwoordiger de onderhavige vordering tot terugbetaling van de maandelijkse inleg had moeten instellen, omdat de maandelijkse inleg niet door [eiseres] maar door haar wettelijk vertegenwoordiger uit zijn vermogen is betaald. Het is daarom niet [eiseres], maar haar vader die een vordering op grond van onverschuldigde betaling kan instellen indien de overeenkomst nietig is. Ook is het niet [eiseres], maar haar vader die, mocht de kantonrechter oordelen dat Spaarbeleg haar zorgplicht heeft geschonden, eventueel daardoor schade in zijn vermogen heeft geleden.
De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
Spaarbeleg erkent dat [eiseres] deelnemer aan het SprintPlan is en partij bij de onderhavige overeenkomst. Vast staat dat op het moment dat de overeenkomst werd gesloten en gedurende de looptijd daarvan [eiseres] minderjarig en dus handelingsonbekwaam was. De vader van [eiseres] heeft als haar wettelijk vertegenwoordiger namens haar de onderhavige overeenkomst gesloten en heeft daarbij aan Spaarbeleg een schriftelijke machtiging verleend met betrekking tot het doen afschrijven van de maandelijks te betalen inleg. De verplichting tot het betalen van die maandelijkse inleg rust op [eiseres], nu zij partij bij de overeenkomst is. Niet gesteld of gebleken is dat haar vader zich, als derde partij bij de overeenkomst, heeft verbonden om, in plaats van [eiseres], de maandelijkse inleg aan Spaarbeleg te voldoen. De door de wettelijk vertegenwoordiger aan Spaarbeleg betaalde maandelijkse termijnen moeten worden geacht te zijn betaald namens en ten laste van het vermogen van [eiseres]. Dat de maandelijkse inleg steeds is afgeschreven van een bankrekening die op naam staat van de wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] en niet op naam van [eiseres] zelf, doet daaraan niet af. De vordering tot terugbetaling van de maandelijkse inleg is naar het oordeel van de kantonrechter terecht door [eiseres] zelf ingesteld.
3.2 Omtrent de toepasselijkheid van de WCK overweegt de kantonrechter het volgende. In de lagere rechtspraak, ook de rechtspraak van de sector kanton van de rechtbank Utrecht, is in het verleden geoordeeld dat de WCK van toepassing is op overeenkomsten van effectenlease. Omdat de desbetreffende financiële instelling niet beschikte over een vergunning om kredieten aan consumenten te verstrekken is geoordeeld dat die overeenkomsten nietig zijn. Inmiddels hebben de gerechtshoven te Den Bosch, Amsterdam en Arnhem anders geoordeeld. In de arresten van 26 juni 2007 (gerechtshof Den Bosch, LJN: BA8070), 16 augustus 2007 (gerechtshof Amsterdam, LJN: BB1855), 15 november 2007 (Gerechtshof Amsterdam, LJN: BB7971) en 4 december 2007 (gerechtshof Arnhem, LJN: BB9779) is overwogen dat (vergelijkbare) overeenkomsten als de onderhavige niet vallen onder de definitie van kredietverschaffing in artikel 1 onder a van de WCK. Doorslaggevende betekenis is toegekend aan het feit dat effecten geen roerende zaken zijn en daarom niet vallen onder het begrip “roerende zaken” in de tekst van artikel 1 onder a onder 2° en 3° van de WCK. In deze stand van zaken in de rechtspraak ziet de kantonrechter aanleiding om het oordeel van de gerechtshoven dat de WCK niet van toepassing is, over te nemen.
Tot stand komen overeenkomst
3.3 Spaarbeleg heeft ervoor gekozen het product SprintPlan aan te prijzen bij een breed, niet nader geselecteerd publiek. Dit heeft zij onder andere gedaan door het verspreiden van brochures en door het plaatsen van advertenties. De SprintPlan-overeenkomst komt tot stand op het moment dat het aanbod van de deelnemer, neergelegd in het ingevulde en aan Spaarbeleg geretourneerde inschrijfformulier, door middel van het vervolgens aan de deelnemer toegezonden certificaat door Spaarbeleg wordt aanvaard (Gerechtshof Amsterdam, 15 november 2007, LJN: BB7971). De door Spaarbeleg gehanteerde opschortende voorwaarde, inhoudende dat de deelnemer niet vóór de ingangsdatum van de SprintPlan-overeenkomst zou mededelen alsnog van de overeenkomst af te zien, doet daaraan niet af. Dit betekent dat bij de beoordeling van wat de deelnemer vóór het aangaan van de SprintPlan-overeenkomst op grond van de door Spaarbeleg verstrekte informatie wist of kon weten over de aard en werking van het product SprintPlan, alleen die informatie in aanmerking mag worden genomen waarover de deelnemer voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst beschikte: de informatie zoals die bleek uit de op voorhand verstrekte brochure of advertentie over het product SprintPlan, het voorgedrukte inschrijfformulier (met mogelijk op de achterzijde een samenvatting van de algemene voorwaarden) en het certificaat. Het nadien toegezonden welkomstpakket dient derhalve buiten beschouwing te blijven.
3.4 In de onderhavige zaak staat vast dat de vader van [eiseres] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een brochure van het product SprintPlan heeft ontvangen. [Eiseres] stelt dat haar vader naar aanleiding daarvan contact heeft opgenomen met de heer Eurlings, de inmiddels overleden tussenpersoon. Volgens [eiseres] heeft haar vader Eurlings laten weten dat hij op zoek was naar een geschikt product ter financiering van de studie van [eiseres]. Eurlings heeft daarop volgens [eiseres] gezegd dat de maandelijkse inleg bij het product SprintPlan was gegarandeerd en dat [eiseres] dus geen risico liep. Spaarbeleg betwist dat deze uitlatingen door de tussenpersoon op deze manier zijn gedaan. Volgens Spaarbeleg heeft de tussenpersoon waarschijnlijk gezegd dat het bedrag van de lening was gegarandeerd. Spaarbeleg heeft bij repliek een brochure over het SprintPlan-product in het geding gebracht alsook een kopie van de voorzijde van het inschrijfformulier.
Schending zorgplicht en schade
3.5 Voor de beoordeling van de vraag of Spaarbeleg haar zorgplicht heeft geschonden en of [eiseres] ten gevolge van die schending schade heeft geleden alsmede voor de beoordeling van de eventuele verdeling van die schade, heeft de kantonrechter behoefte aan nadere informatie over de bijzondere omstandigheden van dit geval. Daarom zal een zitting worden gehouden om partijen zelf te horen.
Nu de vader van [eiseres] degene is die de overeenkomst als wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] heeft gesloten acht de kantonrechter het wenselijk dat niet alleen [eiseres], maar ook de vader van [eiseres] ter zitting verschijnt om de kantonrechter inlichtingen te verstrekken.
3.6 In het bijzonder zullen ter zitting inlichtingen worden gevraagd omtrent de navolgende punten:
- de informatie die de vader van [eiseres] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van Spaarbeleg heeft ontvangen over het product SprintPlan (zie hiervoor onder 3.3 en 3.4);
- de persoonlijke situatie van de vader van [eiseres] (leeftijd, beroep, opleiding, gezinssituatie) op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, dat is in oktober/november 1999;
- de financiële situatie van [eiseres] en haar vader ((gezins)inkomen en vermogen) op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, dat is in oktober/november 1999;
- de kennis en ervaring die bij de vader van [eiseres] op beleggingsgebied verondersteld mocht worden op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, derhalve in oktober/november 1999, en zijn beleggingsdoelstelling;
- de door Spaarbeleg gebruikte verkoopmethode en de rol van de tussenpersoon;
- andere voor het aangaan van het contract relevante omstandigheden.
3.7 De kantonrechter acht het noodzakelijk om voorafgaand aan de zitting van [eiseres] stukken te ontvangen die inzicht kunnen geven in de hiervoor genoemde persoonlijke en financiële situatie op het moment dat de overeenkomst werd gesloten.
3.8 Spaarbeleg wordt verzocht voorafgaand aan de zitting de informatie toe te sturen die zij de vader van [eiseres] heeft verstrekt over het product SprintPlan voordat de overeenkomst werd gesloten (bijvoorbeeld de achterzijde van het inschrijfformulier, een advertentie, een brochure of een informatiepakket, zie ook hiervoor onder 3.3 en 3.4).
3.9 Voor zover de zaak daar vatbaar voor zal blijken zal op deze zitting worden getracht een regeling in der minne tot stand te brengen. Voor de zitting is een half uur uitgetrokken.
3.10 Partijen worden er op gewezen dat in het nadeel kan worden beslist van degene die zonder gegronde reden niet op deze zitting verschijnt.
beveelt partijen, in persoon (rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd), desgewenst vergezeld van een gemachtigde, om te verschijnen op de terechtzitting van vrijdag 21 maart 2008 te 12:30 uur in het gerechtsgebouw aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht;
bepaalt dat de partij die op de aangegeven dag en tijd niet kan verschijnen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de kantonrechter (ter attentie van M.H. Altena, telefoonnummer (030) 223 37 04, faxnummer (030) 223 38 49, e-mailadres sectorkanton.utrecht@rechtspraak.nl) om een nadere dagbepaling dient te vragen, onder opgave van verhinderdata van beide partijen;
draagt [eiseres] op uiterlijk één week vóór de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan de wederpartij de hiervoor onder 3.7 nader omschreven stukken (in kopie) toe te zenden;
draagt Spaarbeleg op uiterlijk één week vóór de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan de wederpartij de hiervoor onder 3.8 nader omschreven stukken (in kopie) toe te zenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.