RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/601224-07
Datum uitspraak: 11 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsman: mr. H.W. van Ewijk, advocaat te Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 maart 2008.
hij op of omstreeks 27 oktober 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
(uit een woning, gelegen aan de [adres])
heeft weggenomen een (schouder)tas (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen [aangever 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij die
[aangever 2] bij de keel greep;
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in / uit een woning (gelegen aan de [adres])
heeft weggenomen een computerscherm en/of een toetsenbord en/of een
computermuis en/of een webcam en/of een (groot) aantal dvd's en/of een
flatscreen en/of een sporttas met inhoud, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht
door middel van inklimming (immers is hij, verdachte, via een balkondeur de
woning in gegaan);
hij op of omstreeks 16 september 2007 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een auto)
heeft weggenomen een autoradio, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan aannemersbedrijf [X], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2007 tot en met 26 oktober 2007
te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan
de [adres] aldaar)
heeft weggenomen een hoeveelheid goederen (waaronder een telefoon en/of een
laptop en/of een camera), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2007 tot en met 06 oktober 2007
te De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan
de [adres] aldaar)
heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan
[adres] aldaar)
heeft weggenomen een portemonnaie en/of een telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Mevrouw [aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar tas uit de woning van haar dochter aan de [adres] te De Bilt. Deze diefstal heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2007 tussen 13:15 uur en 13:25 uur .
De overbuurman, getuige [aangever 2], heeft - kort gezegd - verklaard dat hij omstreeks dat tijdstip een jongen in zijn tuin heeft aangetroffen en dat hij vervolgens achter hem is aangelopen. Daarbij is hij plotseling door de jongen bij zijn keel gegrepen . Aangever [aangever 2] heeft in een later gesprek met de politie nogmaals bevestigd dat hij door die jongen bij de keel is gepakt, doch, zo heeft hij daar uitdrukkelijk aan toegevoegd, dit heeft geen enkele pijn gedaan .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd en vervolgens via de tuin van nummer [huisnummer] het gebied heeft verlaten. Hij heeft echter ontkend dat hij [aangever 2] daarna bij de keel heeft gegrepen. Volgens verdachte heeft hij [aangever 2] slechts bij de schouders van zich afgeduwd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte met betrekking tot het contact met [aangever 2] niet geloofwaardig. Zij overweegt daartoe dat de zienswijze van de situatie, zoals die door [aangever 2] is gegeven, steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 1]. Zij heeft verklaard dat zij zag dat de jongen haar overbuurman [aangever 2] bij de keel greep . Bovendien draagt de omstandigheid dat [aangever 2] niet de indruk wekt de situatie te hebben willen overdrijven, bij aan de bewijskracht van zijn verklaring. In een situatie als deze moet het bij de keel grijpen, kennelijk met het doel te ontkomen, worden aangemerkt als geweld. Dat dit geen enkele pijn heeft gedaan, maakt dat niet anders.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank aan de ontkennende verklaring van verdachte voorbij en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
De heer [aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal uit de woning van zijn ouders aan de [adres] te De Bilt door middel van inklimming. Daarbij zijn weggenomen een computerscherm, een toetsenbord, een computermuis, een webcam, een aantal DVD’s, een flatscreen en een sporttas met inhoud, aldus de aangifte. Deze diefstal heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2007 .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze diefstal heeft gepleegd, door via een balkondeur de woning binnen te gaan. Hij heeft echter ontkend dat hij dit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan. Nu dit deel van de tenlastelegging niet door bewijsmiddelen wordt ondersteund, zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Mevrouw [aangever 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van een radio uit een bedrijfsauto van aannemersbedrijf [X] te Zeist. Deze diefstal heeft plaatsgevonden op 16 september 2007 .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze diefstal heeft gepleegd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt.
De heer [aangever 4] heeft aangifte gedaan van diefstal van een hoeveelheid goederen, waaronder een telefoon, een laptop en een camera, uit zijn woning aan de [adres] te Zeist. De diefstal heeft plaatsgevonden tussen 25 oktober 2007 te 22:00 uur en
26 oktober 2007 te 17:00 uur, aldus de aangifte .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze diefstal heeft gepleegd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank als volgt.
Mevrouw [aangever 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van een laptop uit haar woning aan de [adres] te De Bilt. Zij heeft verklaard dat deze diefstal heeft plaatsgevonden op
5 of 6 oktober 2007 .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze diefstal heeft gepleegd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank als volgt.
Mevrouw [aangever 6] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] te De Bilt van een portemonnee en een telefoon. Deze diefstal heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2007 .
Verdachte heeft ten aanzien van deze diefstal ter terechtzitting eveneens een bekennende verklaring afgelegd, zodat de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen acht op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Verdachte heeft op 27 oktober 2007 te De Bilt, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres]
weggenomen een tas, toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd gevolgd
van geweld tegen [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond
dat hij die [aangever 2] bij de keel greep.
Verdachte heeft op 15 oktober 2007 te De Bilt met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres]
weggenomen een computerscherm en een toetsenbord en een computermuis en
een webcam en een groot aantal dvd's en een flatscreen en een sporttas met inhoud,
toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van inklimming, immers is hij, verdachte, via een balkondeur
de woning in gegaan.
Verdachte heeft op 16 september 2007 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een auto weggenomen een autoradio, toebehorende aan aannemersbedrijf
[X].
Verdachte heeft in de periode van 25 oktober 2007 tot en met 26 oktober 2007 te Zeist,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres] aldaar weggenomen een hoeveelheid goederen, waaronder een telefoon en
Een laptop en een camera, toebehorende aan [aangever 4].
Verdachte heeft in de periode van 05 oktober 2007 tot en met 06 oktober 2007 te De Bilt,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres] aldaar weggenomen een laptop, toebehorende aan [aangever 5].
Verdachte heeft op 18 oktober 2007 te De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar weggenomen
een portemonnaie en een telefoon, toebehorende aan [aangever 6].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij is voor de persoon van verdachte met name gelet op het uittreksel justitiële documentatie van
29 oktober 2007 en het voorlichtingsrapport d.d. 24 januari 2008, opgemaakt door mevrouw M.N. van der Wilt. Daarnaast is acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot - kort gezegd - een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte de aanwijzingen van Reclassering Nederland moet naleven.
De rechtbank zal een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen. Bij de keuze van deze strafsoort en de duur daarvan is met name gelet op de navolgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft zich binnen een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen binnen de gemeentes Zeist en De Bilt. Eénmaal heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een bedrijfsauto die in de garage bij de woning van de eigenaren geparkeerd stond. Verdachte heeft hiermee het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en de omwonenden ernstig aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte te meer aan, daar het belangrijk is dat mensen zich in hun eigen woonomgeving veilig kunnen voelen. Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij de diefstallen heeft gepleegd met het enkele doel om zijn verslaving te kunnen bekostigen. De rechtbank is van oordeel dat het ernstig is dat verdachte dit eigen belang heeft laten prevaleren boven het belang van onschuldige burgers. Hij lijkt op geen enkele manier te hebben stil gestaan bij de angst die hij door zijn handelen bij deze mensen heeft aangericht.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien met het feit dat verdachte zich in het verleden reeds meermalen heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie op zichzelf gezien redelijk. De rechtbank is echter tegelijkertijd van oordeel dat rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat de meeste feiten zonder de bekennende verklaring van verdachte niet bewezen hadden kunnen worden. Deze positieve bijdrage aan het strafproces dient naar het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking te komen in de strafmaat. Zij zal dan ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, die lager is dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank zal tevens, conform de eis van de officier van justitie, als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht opleggen. Daarbij zal zij het voorstel van verdachte ter terechtzitting volgen, in die zin dat zij zal bepalen dat binnen het reclasseringstoezicht aandacht geschonken dient te worden aan de verslavingsproblematiek van verdachte.
De vordering van de benadeelde partij Aannemersbedrijf [X]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 136,-- wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt conform de vordering begroot op € 136,--. De rechtbank acht het evident dat de radio vervangen dient te worden, nu aannemelijk is dat de draden bij het lostrekken zijn beschadigd. Ook acht de rechtbank het evident en voldoende onderbouwd dat een deel van deze kosten onder het eigen risico van de benadeelde partij vallen.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 520,-- wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 4 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt conform de vordering begroot op € 520,--. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen redelijk voorkomen. Van de zijde van de verdachte is die ‘redelijkheid’ niet gemotiveerd weersproken. Aan het ontbreken van bonnen dienen dan ook geen consequenties te worden verbonden.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, ook als dat inhoudt behandeling van de verslavingsproblematiek van veroordeelde, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, aannemersbedrijf [X], gevestigd te Zeist, toe tot een bedrag van € 136,-- (zegge honderdzesendertig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 136,-- (zegge honderdzesendertig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4], wonende te Zeist, toe tot een bedrag van € 520,-- (zegge vijfhonderdtwintig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 520,-- (zegge vijfhonderdtwintig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.K.J. van den Boom, W. Foppen en L.M.G. de Weerd, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2008.