ECLI:NL:RBUTR:2008:BD0537

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246305 / KG ZA 08-304
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van verkopers van restaurant De Hoefslag tegen negatieve uitlatingen door gedaagden in de media

In deze zaak hebben de eisers, verkopers van restaurant De Hoefslag, bezwaar gemaakt tegen uitlatingen die door de gedaagden in de media zijn gedaan. De eisers, vertegenwoordigd door de besloten vennootschappen Gefabo Holding B.V. en Exploitatiemaatschappij De Hoefslag B.V., vorderden een voorlopige voorziening om de gedaagden te verbieden negatieve uitlatingen te doen over hen en om rectificatie van eerdere uitspraken te eisen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat niet van alle uitlatingen aannemelijk was dat deze door de gedaagden zijn gedaan, en dat sommige uitlatingen niet betrekking hadden op de exploitatie van het restaurant. Bovendien werden andere uitlatingen niet als feitelijk onjuist of negatief beschouwd. De rechter concludeerde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de uitlatingen schadelijk waren voor hun reputatie. De gedaagden, waaronder de vennootschap onder firma Q en Q Investments V.O.F. en enkele natuurlijke personen, voerden verweer en stelden dat hun uitspraken feitelijk juist waren en niet als negatieve uitlatingen konden worden gekwalificeerd. De rechter oordeelde dat de vorderingen van de eisers in conventie werden afgewezen en dat de gedaagden in reconventie ook in het ongelijk werden gesteld, waarbij de proceskosten aan beide zijden werden vergoed.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 246305 / KG ZA 08-304
Vonnis in kort geding van 25 april 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEFABO HOLDING B.V.,
gevestigd te Bosch en Duin,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ DE HOEFSLAG BV,
gevestigd te Bosch en Duin,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
procureur mr. F.M.W. van Tol, tevens advocaat,
tegen
1. de vennootschap onder firma
Q EN Q INVESTMENTS V.O.F.,
gevestigd te Zeist,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Bosch en Duin,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Bosch en Duin,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te Bosch en Duin,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. M.H.J. Langerak, tevens advocaat.
Partijen zullen hierna Gefabo c.s. en Q en Q Investments c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen
- aanvullende producties van de zijde van Gefabo c.s.
- de eis in reconventie
- producties van de zijde van Q en Q Investments c.s.
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Gefabo c.s.
- de pleitnota van Q en Q Investments c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 20 juli 2007 hebben Gefabo c.s. en Q en Q Investments c.s. een overeenkomst gesloten waarbij Q en Q Investments c.s. zowel het onroerende goed als de bedrijfsinventaris van Restaurant De Hoefslag in Bosch en Duin (hierna: het restaurant) van Gefabo c.s. heeft gekocht.
Gefabo Holding B.V. is in deze overeenkomst als Verkoper 1a aangeduid, Exploitatiemaatschappij De Hoefslag B.V. als Verkoper 1b. Beide zijn bij de ondertekening van de koopovereenkomst vertegenwoordigd geweest door de heer [P].
Q en Q Investments v.o.f. is in de koopovereenkomst aangeduid als Koper 1, de heren [gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3]) en [gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2]) en mevrouw [gedaagde sub 4] gezamenlijk als Koper 2. [gedaagde sub 3] is firmant van Q en Q Investments v.o.f., [gedaagde sub 2] is directeur/groot aandeelhouder van [gedaagde sub 2]Vastgoed B.V., die op haar beurt de tweede firmant is van Q en Q Investments v.o.f. Mevrouw [gedaagde sub 4] heeft de overeenkomst in privé mede ondertekend.
In de koopovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“2. Alle uit de bedrijfsvoering van het restaurant voortvloeiende verplichtingen, waaronder die uit lopende overeenkomsten, waaronder bijvoorbeeld, doch niet daartoe beperkt, arbeidsovereenkomsten met het personeel zoals vermeld op de lijst die is aangehecht als bijlage 2 (inclusief daaruit voortvloeiende salarisverplichtingen, waaronder aanspraken op vakantiegeld en –dagen (…)), (…) worden op 1 augustus 2007 door koper 1 als eigen verplichting overgenomen en kopers vrijwaren verkopers voor alle aanspraken van derden terzake (…).
4. De exploitatie van het restaurant geschiedt met ingang van 1 augustus 2007 voor rekening en risico van Koper 1. Alle baten, lasten, daaronder begrepen alle vorderingen en schulden van Verkoper 1b, die betrekking hebben op de uitgaven ten behoeve van het restaurant vóór 1 augustus 2007 zullen derhalve voor rekening en risico van Verkoper 1b blijven. (…)
13. Kopers en aan haar direct danwel indirect gelieerde personen en/of vennootschappen zullen zich onthouden van negatieve uitlatingen omtrent Verkopers en aan hen direct danwel indirect gelieerde personen en/of vennootschappen in relatie tot de exploitatie van Restaurant De Hoefslag, waardoor de goede reputatie van Verkopers c.s. zou kunnen worden geschaad, zulks op straffe van verbeurte van een boete ad € 25.000,00 per overtreding. (…)
2.2. De exploitatie van het restaurant is door Q en Q Investments B.V. met ingang van 1 augustus 2007 doorverkocht aan Neppelenbroek Exploitatiemaatschappij B.V. (hierna: Neppelenbroek). In februari 2008 heeft Q en Q Investments B.V. de exploitatie van het restaurant weer overgenomen van Neppelenbroek.
2.3. Exploitatiemaatschappij De Hoefslag B.V. heeft een bedrag van € 47.552,70 aan vakantiegeld en vakantiedagen dat betrekking heeft op de periode voor 1 augustus 2007, noch aan het personeel, noch aan Q en Q Investments B.V. of Neppelenbroek uitbetaald.
Dit bedrag heeft Neppelenbroek zowel aan Exploitatiemaatschappij De Hoefslag B.V. als aan Q en Q Investments B.V. gefactureerd.
2.4. Op 19 februari 2008 is op de website van Misset Horeca (www.missethoreca.nl) een artikel gepubliceerd waarin de hieronder vermelde passages zijn opgenomen:
“[gedaagde sub 3] noemt zich met [gedaagde sub 2] “redder van De Hoefslag”. Eerder al behoedden zij de zaak van de ondergang toen [P], die 15 jaar eigenaar was, de boel verkocht.”
“[P] wilde alleen maar zijn zakken vullen met De Hoefslag. Jaren is er niet geïnvesteerd, er was groot verloop in personeel. Nu gaat het weer de goede kant op.”
“Volgens een woordvoerder van de [gedaagde sub 2] Group gaat het hotel, dat nog steeds eigendom is van Post, nog deze zomer dicht.”
2.5. In het AD/Utrechts Nieuwsblad van 20 maart 2008 is de volgende opmerking van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] opgetekend:
“Dat we de boel hebben gekocht is een vorm van zelfbescherming. We stoorden ons aan de kwaliteit. Je wilt je toch niet schamen voor je gasten.”
2.6. Op 8 april 2008 is in een artikel in het AD/Utrechts Nieuwsblad de volgende opmerking van [gedaagde sub 2] opgenomen:
“De Hoefslag had twee Michelin-sterren. Onder de vorige eigenaar raakte het er eerst één kwijt en later ook de tweede. Dan kan je toch niet zeggen dat het goed ging.”
Tevens is in dit artikel opgenomen dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] het volgende zouden hebben opgemerkt:
“Verder kondigden zij aan dat het hotel, dat nog in handen is van Post en dat hij op afstand leidt vanuit Argentinië, komende zomer dichtgaat.”
3. Het geschil in conventie
3.1. Gefabo c.s. vordert Q en Q Investments c.s. te veroordelen:
- om zich, op straffe van een dwangsom, te onthouden van het doen van negatieve uitlatingen omtrent Gefabo c.s. en de aan haar direct dan wel indirect gelieerde personen en/of vennootschappen, waardoor de goede reputatie van Gefabo c.s. zou kunnen worden geschaad;
- om, op straffe van een dwangsom, de uitspraken in de artikelen van 19 februari, 20 maart en 8 april 2008 te rectificeren;
- tot een voorschot op de verbeurde boete van € 75.000,--;
- in de proceskosten.
3.2. Gefabo c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat de uitspraken van Q en Q Investments c.s. in de media op 19 februari, 20 maart en 8 april 2008 onjuist en onrechtmatig zijn en in strijd zijn met artikel 13 van de koopovereenkomst, op grond waarvan een boete van in totaal € 75.000,-- is verbeurd.
3.3. Q en Q Investments c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Q en Q Investments c.s. vordert veroordeling van Gefabo c.s. tot betaling van EUR 47.552,70, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten.
4.2. Q en Q Investments c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat Neppelenbroek het vakantiegeld en de vakantiedagen aan het personeel heeft uitbetaald en hiervoor een bedrag van € 47.552,70 bij Q en Q Investments c.s. heeft gedeclareerd. Op grond van artikel 4 van de koopovereenkomst vordert Q en Q Investments c.s. dat Gefabo c.s. haar verplichting nakomt om deze vordering, die betrekking heeft op de periode voor de overdracht van het restaurant op 1 augustus 2007, te voldoen.
4.3. Gefabo c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Op grond van artikel 13 van de koopovereenkomst dient bij de passages uit de publicaties van 19 februari, 20 maart en 8 april 2008 te worden beoordeeld of de uitlatingen door Q en Q Investments c.s. zijn gedaan, of die betrekking hebben op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s., alsmede of het negatieve uitlatingen betreft die de goede reputatie van Gefabo c.s. zouden kunnen schaden.
5.2. Met betrekking tot het artikel dat op 19 februari 2008 op de website van Misset Horeca is gepubliceerd, heeft Q en Q Investments c.s. aangevoerd dat voor wat betreft de opmerking van [gedaagde sub 3] dat hij zich met [gedaagde sub 2] “de redder van De Hoefslag” noemt, deze opmerking niet ziet op de exploitatie van het restaurant, maar op het voorkomen van een eventuele overname van het restaurant door een projectontwikkelaar. De passage waarin wordt vermeld dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] het restaurant al eerder voor de ondergang hebben behoed, zou volgens Q en Q Investments c.s. voor rekening van de journalist moeten komen, omdat dit niet de woorden van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] zijn geweest.
Q en Q Investments c.s. betwist dat [gedaagde sub 3] met de journalist van het artikel heeft gesproken over het “zakken vullen van de [P]” of heeft medegedeeld dat er “jarenlang niet is geïnvesteerd in De Hoefslag”.
De opmerking over de sluiting van het hotel De Hoefslag valt volgens Q en Q Investments c.s. niet onder de strekking van artikel 13 van de koopovereenkomst, omdat deze opmerking geen betrekking heeft op de exploitatie van het restaurant. Daarnaast betwist Q en Q Investments c.s. bij gebrek aan wetenschap dat deze opmerking daadwerkelijk is gemaakt.
5.3. Gefabo c.s. heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de opmerking van [gedaagde sub 3] dat hij met [gedaagde sub 2] “de redder van De Hoefslag” is, betrekking heeft gehad op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s. en niet, zoals Q en Q Investments c.s. heeft aangevoerd, op de eventuele overname van het restaurant door een projectontwikkelaar. Uit het artikel is in ieder geval niet zonder meer op te maken dat de opmerking van [gedaagde sub 3] betrekking heeft gehad op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s.
Voorts is niet zonder meer aannemelijk dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hebben gezegd dat zij het restaurant al eerder voor de ondergang hebben behoed. Deze passage dient voorshands, mede gelet op de gehanteerde indirecte formulering, voor rekening van de journalist van het artikel te komen.
5.4. Van de uitspraak dat [P] zijn zakken zou hebben gevuld, is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat Q en Q Investments c.s. deze heeft gedaan. Weliswaar is deze uitspraak in het artikel van 19 februari 2008 als een citaat van [gedaagde sub 3] weergegeven, maar in het licht van de gemotiveerde betwisting door Q en Q Investments c.s. kan zonder nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden niet worden vastgesteld of [gedaagde sub 3] daadwerkelijk deze uitspraak heeft gedaan. Voor een dergelijk nader onderzoek en eventueel daarmee gepaard gaande bewijslevering is in een kort gedingprocedure geen plaats.
5.5. Ter zitting heeft Gefabo c.s. het verweer van Q en Q Investments c.s. onweersproken gelaten dat de opmerking in het artikel van 19 februari 2008, dat het hotel nog deze zomer dicht zou gaan, niet onder het toepassingsbereik van artikel 13 van de koopovereenkomst valt omdat die geen betrekking heeft op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s. Artikel 13 van de koopovereenkomst verbiedt alleen negatieve uitlatingen over de exploitatie van het restaurant. Weliswaar heeft Gefabo c.s. aangevoerd dat de exploitatie van het hotel in handen is van Exploitatiemaatschappij De Hoefslag B.V., maar daaruit volgt niet dat artikel 13 van de koopovereenkomst negatieve uitlatingen over de exploitatie van het hotel verbiedt. Derhalve valt de opmerking van [gedaagde sub 3] over de sluiting van het hotel buiten het bereik van artikel 13 van de koopovereenkomst.
5.6. Ten aanzien van de uitspraken van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] in het artikel van 20 maart 2008 voert Q en Q Investments c.s. aan dat deze uitspraken betrekking hebben op de periode dat Neppelenbroek het restaurant exploiteerde en dus niet zien op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s.
5.7. Gelet op de overname van de exploitatie van het restaurant door Q en Q Investments c.s. van Neppelenbroek in februari 2008 en de negatieve recensies over het restaurant in de recente periode vóór deze overname die Q en Q Investments c.s. heeft overgelegd, is het niet onaannemelijk dat de uitspraken van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] betrekking hebben gehad op de exploitatie van het restaurant door Neppelenbroek. Uit het artikel is in ieder geval niet op te maken dat deze uitspraken specifiek betrekking hebben gehad op de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s. Derhalve is onvoldoende aannemelijk geworden dat deze uitspraken onder het bereik van artikel 13 van de koopovereenkomst vallen.
5.8. Met betrekking tot het artikel van 8 april 2008 stelt Q en Q Investments c.s. zich op het standpunt dat de opmerking over het verlies van twee Michelin-sterren onder de vorige eigenaar en de gevolgtrekking daaruit, namelijk dat je dan niet kan zeggen dat het goed ging met het restaurant, niet als negatieve uitlatingen kunnen worden gezien waardoor de goede reputatie van Gefabo c.s. zou kunnen worden geschaad, omdat deze opmerking en de gevolgtrekking daaruit feitelijk juiste constateringen zijn.
Verder stelt Q en Q Investments c.s. zich ten aanzien van de uitspraak over de sluiting van het hotel, dat hetzelfde citaat zou zijn als in het artikel van 19 februari 2008, op het standpunt dat deze uitspraak geen betrekking heeft op de exploitatie van het restaurant.
5.9. De omstandigheid dat het restaurant tijdens de exploitatie door Gefabo c.s. niet twee, maar één Michelin-ster is kwijtgeraakt, maakt nog niet dat deze uitspraak van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] als een negatieve uitlating in de zin van artikel 13 van de koopovereenkomst is te kwalificeren. Enkel het doen van een feitelijk onjuiste mededeling is onvoldoende om van een negatieve uitlating te spreken die de reputatie van Gefabo c.s. zou kunnen schaden.
De onjuistheid betreft hier naar de mening van Gefabo c.s. enkel de opmerking “onder de vorige eigenaar”. Gefabo c.s. leest daarin dat zij daarmee wordt bedoeld. Haar naam wordt echter niet genoemd. Dat met de vorige eigenaar uitsluitend Gefabo c.s. wordt bedoeld, blijkt uit het artikel evenmin.
Daarnaast is de gevolgtrekking die [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] verbinden aan het kwijtraken van een Michelin-ster, namelijk dat dan niet kan worden gezegd dat het goed gaat met het restaurant, niet als een onjuiste gevolgtrekking te beschouwen. Het verlies van een Michelin-ster is als een teken van vermindering van kwaliteit van het betreffende restaurant te beschouwen. Derhalve zijn deze uitspraken van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] in het artikel van 8 april 2008 niet als negatieve uitlatingen in de zin van artikel 13 van de koopovereenkomst aan te merken.
5.10. De uitspraak in het artikel van 8 april 2008 dat het hotel nog deze zomer dicht zal gaan, heeft geen betrekking op de exploitatie van het restaurant en is derhalve geen negatieve uitlating in de zin van artikel 13 van de koopovereenkomst.
5.11. Gelet op het voorgaande zijn voorshands geen van de door Gefabo c.s. aangevoerde uitspraken van Q en Q Investments c.s. te beschouwen als negatieve uitlatingen over de exploitatie van het restaurant door Gefabo c.s. die de goede reputatie van Gefabo c.s. zouden kunnen schaden. Derhalve zullen de vorderingen van Gefabo c.s. worden afgewezen.
5.12. Gefabo c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q en Q Investments c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De door Q en Q Investments c.s. gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
6.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het voorshands niet aannemelijk is dat – zoals Gefabo c.s. heeft gesteld – het de bedoeling van partijen is geweest dat de vorderingen van het personeel met betrekking tot uitbetaling van vakantiegeld en vakantiedagen van vóór 1 augustus 2007 voor rekening en risico komen van Q en Q Investments c.s. Artikel 2 lijkt de rechtsverhoudingen tussen het restaurant en onder meer het personeel te willen bestendigen door Q en Q Investments c.s. te verplichten de arbeidsovereenkomsten over te nemen, terwijl artikel 4 de strekking lijkt te hebben dat de vorderingen en schulden die voor 1 augustus 2007 uit de bestaande en aldus door Q en Q Investments c.s. overgenomen (arbeids)overeenkomsten voort zijn gevloeid, voor rekening en risico van Gefabo c.s. blijven.
6.3. Aannemende dat de uitbetaling van het vakantiegeld en de vakantiedagen van voor 1 augustus 2007 voor rekening is van Gefabo c.s., is voor de beoordeling van het geschil in reconventie van belang of Q en Q Investments c.s. uit hoofde van artikel 4 van de koopovereenkomst een vordering op Gefabo c.s. heeft indien Neppelenbroek vakantiegeld en vakantiedagen van de periode voor 1 augustus 2007 aan het personeel heeft uitbetaald. Als – zoals Q en Q Investments c.s. heeft gesteld – de exploitatie van het restaurant op 1 augustus 2007 één-op-één van Q en Q Investments c.s. op Neppelenbroek is overgegaan, is Gefabo c.s. in beginsel jegens Neppelenbroek gehouden het bedrag te voldoen dat Neppelenbroek aan het personeel heeft uitbetaald. Deze vordering van Neppelenbroek op Gefabo c.s. kan – zoals Q en Q Investments c.s. heeft gesteld – met de verkoop in februari 2008 van de exploitatie van het restaurant van Neppelenbroek aan Q en Q Investments c.s. zijn overgegaan op Q en Q Investments c.s., maar dit is door Gefabo c.s. betwist met de stelling dat zij vooralsnog niet van Neppelenbroek heeft vernomen dat Neppelenbroek heeft afgezien van factuur die zij heeft ingediend bij Gefabo c.s. Dit zou volgens Gefabo c.s. wel in de rede liggen indien de vordering die Neppelenbroek op Gefabo c.s. zou hebben aan Q en Q Investments c.s. is overgedragen.
6.4. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Gefabo c.s. en omdat van de overdracht van de exploitatie van het restaurant van Neppelenbroek aan Q en Q Investments c.s. geen stukken zijn overgelegd, is zonder nader onderzoek naar de feiten niet vast te stellen of de vordering van Neppelenbroek jegens Gefabo c.s. aan Q en Q Investments c.s. is overgedragen. Omdat voor een dergelijk nader onderzoek en eventueel daarmee gepaard gaande bewijslevering in een kort gedingprocedure geen plaats is, zal de vordering van Q en Q Investments c.s. worden afgewezen.
6.5. Q en Q Investments c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gefabo c.s. worden begroot op:
- salaris procureur EUR 816,00
Totaal EUR 816,00
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af,
7.2. veroordeelt Gefabo c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Q en Q Investments c.s. tot op heden begroot op EUR 1.070,00,
7.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4. wijst de vorderingen af,
7.5. veroordeelt Q en Q Investments c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Gefabo c.s. tot op heden begroot op EUR 816,00,
7.6. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter