ECLI:NL:RBUTR:2008:BD0222

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
560705 AE VERZ 08-60
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor afwijkende bedingen in huurovereenkomst tussen Vroom & Dreesmann en Cortefiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 31 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen Vroom & Dreesmann Warenhuizen B.V. en Cortefiel SA. Vroom & Dreesmann, vertegenwoordigd door mr. Meeuwissen, en Cortefiel, vertegenwoordigd door mr. M. Krestin, hebben op 7 februari 2008 een verzoek ingediend op basis van artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek betreft toestemming voor afwijkende bedingen in een huurovereenkomst die is aangegaan in het kader van een shop-in-shop formule binnen het warenhuis van Vroom & Dreesmann.

De overeenkomst houdt in dat Cortefiel het recht heeft om diensten aan te bieden in het warenhuis van Vroom & Dreesmann. De partijen hebben tijdens de zitting van 17 maart 2008 de positie van de huurder, Cortefiel, besproken in relatie tot de verhuurder, Vroom & Dreesmann. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de maatschappelijke positie van Cortefiel, gezien de omvang van haar onderneming en haar financiële draagkracht, zodanig is dat zij de bescherming van huurders van bedrijfsruimte niet behoeft.

De kantonrechter heeft de afwijkende bedingen goedgekeurd, waarbij is opgemerkt dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor partijen om afwijkende afspraken te maken in huurovereenkomsten, mits de maatschappelijke positie van de huurder dit toelaat.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 560705 AE VERZ 08-60 MG
beschikking d.d. 31 maart 2008
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vroom & Dreesmann Warenhuizen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Vroom & Dreesmann,
vertegenwoordigd door mr. Meeuwissen
en
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (naar Spaans recht) Cortefiel SA, mede h.o.d.n. Springfield,
gevestigd te Madrid
hierna te noemen: Cortefiel,
gemachtigde: mr. M. Krestin
verzoekers.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben op 7 februari 2008 aangehecht verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 17 maart 2008 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden. Bij deze zitting waren aanwezig: mr. Meeuwissen namens Vroom & Dreesmann en mr. Krestin namens Cortefiel.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De beoordeling
2.1.
Vroom & Dreesmann is in oktober 2007 met Cortefiel een concessieovereenkomst aangegaan op grond waarvan Cortefiel het recht heeft verkregen om binnen het warenhuis van Vroom & Dreesmann in 3901 AC Veenendaal, Corridor 56-60, diensten aan te bieden aan het publiek dat Vroom & Dreesmann bezoekt.
De samenwerking betreft een shop-in-shop formule binnen het warenhuis voor het door Cortefiel gevoerde merk Springfield.
2.2.
Verzoekers onderkennen dat de overeenkomst (mede) is aan te merken als huurovereenkomst ex artikel 7:290 BW en verzoeken toestemming voor een aantal van afdeling 6 van boek 7 afwijkende bedingen, te weten de artikelen 3 (kort gezegd: Vroom & Dreesmann heeft de bevoegdheid een andere locatie in de vestiging aan te wijzen; daarbij houdt zij zoveel mogelijk rekening met de zakelijke belangen van Cortefiel), 19 (de overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door elk van partijen te allen tijde, zij het voor 31 januari 2010 alleen met instemming van de wederpartij, worden opgezegd bij aangetekend schrijven en met een opzegtermijn van 6 maanden; opzegging verplicht Cortefiel tot daadwerkelijke ontruiming zonder beroep op huurbescherming) en 20 (de overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat de kantonrechter goedkeuring verleent aan de afwijkende bedingen).
2.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen onder meer ingegaan op de positie van de huurder in relatie tot die van de verhuurder:
Cortefiel is een Spaanse vennootschap met hoofdvestiging in Madrid, en nevenvestigingen in – thans – bijna 50 landen. Haar onderneming telt ongeveer 1300 winkels en bijna 9.000 werknemers wereldwijd, heeft een omzet die naar 1 miljard euro neigt en een geconsolideerde winst van 70 miljoen euro. Cortefiel beoogt in de warenhuizen van Vroom en Dreesmann 19 winkels met elk 3 à 4 werknemers op te zetten volgens het shop-in-shop model onder meer voor haar merk Springfield.
Partijen hebben voorts aandacht besteed aan de strekking van de bepalingen van afdeling 6 in relatie tot de door Cortefiel gedane investeringen.
Deze zijn, aldus Cortefiel, relatief gering bij een shop-in-shop vergeleken met een zelfstandige winkel. Alle infrastructuur (licht etcetera, gangpaden, zelfs de kassa’s) zijn van Vroom & Dreesmann en vergen dus geen investering van Cortefiel.
Het materiaal van Cortefiel, het verkoopmeubilair, kan worden hergebruikt wanneer binnen enkele jaren een andere locatie binnen het warenhuis wordt aangewezen of de overeenkomst zou worden opgezegd.
2.4.
Op grond van het in art. 7:291 lid 3 BW bepaalde kan ieder der partijen goedkeuring verzoeken van bedingen waarbij ten nadele van de huurder wordt afgeweken van de wettelijke voorschriften betreffende huur van bedrijfsruimte. Ingevolge die bepaling wordt die goedkeuring alleen verleend indien het beding de rechten die de huurder aan de wettelijke bepalingen betreffende huur ontleent, niet wezenlijk aantast of diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is, dat hij de bescherming die deze wettelijke bepalingen hem bieden niet behoeft.
2.5.
De kantonrechter acht het, op grond van hetgeen partijen in het verzoekschrift en ter zitting naar voren hebben gebracht, aannemelijk dat de maatschappelijke positie van Cortefiel, in het bijzonder in vergelijking met die van Vroom & Dreesmann, zodanig is dat zij de bescherming van huurders van bedrijfsruimte niet behoeft. Doorslaggevend voor dit oordeel is enerzijds de hoogte van de omzet, en de omvang van de door Cortefiel wereldwijd geëxploiteerde onderneming, terwijl Cortefiel tevens geacht kan worden financieel over meer dan voldoende incasseringsvermogen te beschikken om de door haar in de gehuurde zaken gedane - relatief geringe - investeringen te kunnen dragen.
2.6.
Uit het voorgaande volgt dat wordt aangenomen dat de maatschappelijke positie van Cortefiel, mede in vergelijking met de positie van Vroom & Dreesmann, zodanig is dat zij de bescherming die huurders van bedrijfsruimte geboden wordt in redelijkheid niet behoeft. Daarmee kan buiten beschouwing blijven of de bedingen waarvan partijen goedkeuring vragen de rechten van Cortefiel wezenlijk aantasten.
2.7.
Gelet op het voorgaande keurt de kantonrechter voornoemde bedingen goed en ziet aanleiding de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. Beslissing
De kantonrechter:
keurt de afwijkende bedingen goed;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, kantonrechter en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2008.