ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9990

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
239143/ HA ZA 07-2061
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident inzake inzage bescheiden in aandeelhoudersgeschil

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, heeft eiser, aangeduid als '[eiser]', een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Eiser verzocht de verweerders, bestaande uit meerdere gedaagden en besloten vennootschappen, om binnen tien dagen na het vonnis afschriften te verstrekken van verschillende financiële documenten, waaronder de jaarrekeningen van Clearfacts B.V. en FiMaHu B.V. en de koopovereenkomst van de aandelen in FMH B.V. Eiser stelt dat hij recht heeft op een aandelenbelang van 4,99% in Clearfacts B.V. en dat hij deze documenten nodig heeft om de waarde van de aandelen te kunnen bepalen. De verweerders hebben echter aangevoerd dat eiser deze documenten ook via de Kamer van Koophandel kan verkrijgen, waardoor de vordering niet voldoet aan de eisen van artikel 843a lid 4 Rv. De rechtbank heeft dit verweer gevolgd en geoordeeld dat eiser redelijkerwijs de gevraagde informatie op een andere, openbare manier kan verkrijgen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van eiser niet voldoet aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv, omdat de gevraagde gegevens niet specifiek genoeg zijn. De rechtbank heeft daarom de vordering van eiser afgewezen en hem als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00. Dit vonnis is uitgesproken op 9 april 2008 door mr. J.P. Killian.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 239143 / HA ZA 07-2061
Vonnis in incident van 9 april 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur: voorheen mr. J.P.C. Obbink, thans mr. W.E. Moojen,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FIMAHU B.V.,
gevestigd te Eemnes,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CLEARFACTS B.V.,
gevestigd te Eemnes,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TPN B.V.,
gevestigd te Eemnes,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FMH B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. J.W. Stam.
Eiser in het incident zal worden aangeduid als “[eiser]”. Verweerders in het incident zullen tezamen worden aangeduid als “verweerders”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 oktober 2007 tevens houdende de incidentele vordering tot afschrift van bescheiden, met producties
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. In het incident vordert [eiser] – met een beroep op artikel 843a Rv – dat verweerders bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden veroordeeld om binnen 10 dagen na datum vonnis afschriften af te geven van de jaarrekening over 2006 van Clearfacts B.V. en FiMaHu B.V., de jaarrekening over 2006 van FMH 2 B.V., de koopovereenkomst van de aandelen in FMH B.V. en alle overige gegevens waaruit de waarde van de aandelen in zowel Clearfacts B.V. als FiMaHu B.V. kan blijken, alsmede de statuten van Clearfacts B.V. en FiMaHu B.V., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor elke dag dat verweerders in gebreke blijven aan de veroordeling te voldoen.
2.2. [eiser] legt aan zijn incidentele vordering het volgende ten grondslag. [eiser] is van 1 september 1993 tot en met 31 juli 2006 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam geweest bij – thans genaamd – FiMaHu B.V. In 2003 hield [eiser] via de optieregeling “Elke Biels” 110 opties in het aandelenkapitaal van FMH B.V. In 2004 heeft FMH B.V. besloten dat voormelde optieregeling wordt opgeheven en de opties dientengevolge zullen worden ingetrokken c.q. afgekocht. Volgens [eiser] is hij met verweerders overeengekomen dat hij een aandelenbelang van 4,99% in Clearfacts B.V. zou verkrijgen tegen inlevering van zijn opties “Elke Biels”. De levering van voormeld aandelenbelang van [eiser] heeft tot op heden evenwel nog niet plaatsgevonden. Na beëindiging van het dienstverband van [eiser] per 31 juli 2006 (wegens langdurige arbeidsongeschiktheid) hebben verweerders zich volgens [eiser] op het standpunt gesteld dat [eiser] geen recht meer heeft op het belang van 4,99%, omdat hij afstand zou hebben gedaan van zijn aandelen. [eiser] deelt dit standpunt niet en is van mening dat hij recht heeft op het aandelingbelang van 4,99% in Clearfacts B.V. Teneinde de waarde van de aandelen Clearfacts te kunnen bepalen verzoekt [eiser] afschrift van de hiervoor onder punt 2.1. vermelde bescheiden.
2.3. Het meest verstrekkende verweer van verweerders houdt in dat [eiser] de door hem genoemde jaarrekeningen en statuten ook via de Kamer van Koophandel kan verkrijgen, zodat zich de situatie van artikel 843a lid 4 Rv voordoet. Dit verweer slaagt. Van [eiser] kan redelijkerwijze worden gevergd dat hij deze gegevens langs een andere, openbare weg verkrijgt. Met verweerders is de rechtbank voorts van oordeel dat de vordering betreffende “alle overige gegevens waaruit de waarde van de aandelen in zowel Clearfacts B.V. als FiMaHu B.V. kan blijken” niet voldoet aan het in artikel 843a lid 1 Rv neergelegde vereiste dat het moet gaan om bepaalde, derhalve met name genoemde, bescheiden. Ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Ten aanzien van het door [eiser] gevorderde afschrift van de koopovereenkomst geldt dat, nu gedaagden betwisten dat een dergelijke overeenkomst bestaat, ook dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
2.4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van verweerders tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 mei 2008 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter