ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9162
Rechtbank Utrecht
- Raadkamer
- R.H.M. Jansen
- S.C. Hagedoorn
- P.J.G. van Osta
- Rechtspraak.nl
Afwijzing inbewaringstelling wegens het ontbreken van vluchtgevaar bij ongewenst vreemdeling in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 9 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 14 maart 2008. De rechter-commissaris had de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte afgewezen, omdat er geen reëel gevaar voor vlucht was vastgesteld. De verdachte, die zich in vreemdelingenbewaring bevond, was niet ingeschreven bij de Gemeentelijke Basis Administratie en er was geen woon- of verblijfadres van hem bekend. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de omstandigheden van de zaak en de vraag of de voorlopige hechtenis kon worden bevolen op basis van vluchtgevaar.
De rechtbank concludeert dat, hoewel de verdachte niet ingeschreven staat en dus onbereikbaar voor justitie kan zijn, hij op dat moment in vreemdelingenbewaring was en daardoor voldoende bereikbaar voor justitie. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de verdachte binnen de termijn waarvoor voorlopige hechtenis zou kunnen worden bevolen, onbereikbaar zal zijn. De rechtbank wijst erop dat de praktijk van rechterlijke toetsing in het kader van vreemdelingenbewaring ook meebracht dat de verdachte niet als vluchtgevaarlijk kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond, omdat er geen gronden zijn om de bewaring te bevelen. De beslissing van de rechtbank is genomen door de rechters R.H.M. Jansen, S.C. Hagedoorn en P.J.G. van Osta, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Nieboer.