ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8190

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213059/ HA ZA 06-1304
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.V.M. Veldhoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en zorgplicht van financiële instellingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, hebben eisers, aangeduid als [eisers c.s.], een vordering ingesteld tegen Defam Financieringen B.V. en Fortis Bank (Nederland) N.V. met betrekking tot een effectenleaseovereenkomst. De rechtbank heeft op 26 maart 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarin de eisers primair vroegen om de nietigheid van de overeenkomsten wegens strijd met de Wet op het financieel toezicht (Wft) en subsidiair om vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de effectenleaseovereenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een krediettransactie in de zin van de Wft, omdat de eisers nooit feitelijk de beschikking hebben gehad over het geleende geld, dat direct door Defam werd belegd. Dit leidde tot de conclusie dat de Wft niet van toepassing is op de overeenkomst.

Daarnaast hebben eisers gesteld dat Defam zijn zorgplicht heeft geschonden door hen niet adequaat te informeren over de risico's van de effectenleaseovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat Defam, als professionele aanbieder van financiële producten, een bijzondere zorgplicht heeft om niet-professionele beleggers te informeren over de risico's van de producten die zij aanbieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Defam niet voldoende heeft gewaarschuwd voor de mogelijkheid van een restschuld na afloop van de overeenkomst, wat heeft geleid tot een schending van de zorgplicht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers, ondanks hun eigen verantwoordelijkheid om de overeenkomst te begrijpen, niet voldoende zijn gewaarschuwd voor de risico's die aan de overeenkomst verbonden waren.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat Defam aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden als gevolg van de schending van de zorgplicht. De schadevergoeding omvat de betaalde rente en de restschuld, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat 80% van de schade voor rekening van Defam komt, gezien de omstandigheden van de eisers. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat eisers niet hebben aangetoond dat zij kosten hebben gemaakt die verder gaan dan gebruikelijke aanmaningen en schikkingsvoorstellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 213059 / HA ZA 06-1304
Vonnis van 26 maart 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Bunnik,
gedaagde in conventie
verzoekster in reconventie
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
procureur mr. J.M. van Noort.
Eisers zullen hierna [eisers c.s.] en gedaagden gezamenlijk Defam/FB(N) of afzonderlijk Defam en FB(N) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 9 november 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De feiten
2.1. Op 21 februari 2001 hebben [eisers c.s.], via bemiddeling van Euro Concept Nederland v.o.f. (hierna: Euro Concept) met Defam en KBW Wesselius Effectenbank N.V. (hierna KBW) onder nummer 10101182 een overeenkomst gesloten met betrekking tot een effectenlease (hierna: “de Overeenkomst”). Diezelfde dag hebben [eisers c.s.] – tevens via Euro Concept – een krediet afgesloten bij Defam ter hoogte van fl. 58.741,00 (hierna: de Kredietovereenkomst).
2.2. In de Overeenkomst – waarin [eisers c.s.] lessee en Defam lessor wordt genoemd – is, voor zover relevant, het volgende opgenomen.
Lessor verstrekt aan lessee een leasebedrag in hoofdsom groot EUR 26.873,40
(…)
Lessee verklaart het leasebedrag van lessor ontvangen te hebben, onder de verplichting om over het leasebedrag, conform het hierna bepaalde, een nominale rente op jaarbasis te betalen van 9,2 %.
(…)
Deze rente kan gedurende een periode van 60 maanden, hierna te noemen ‘rentevastperiode’, niet worden gewijzigd.
(...)
Lessee verplicht zich om de verschuldigde rente bij vooruitbetaling te voldoen aan lessor in één
termijn van EUR 9.865,64.
Voornoemde termijn dient door lessor te zijn ontvangen binnen één maand na ondertekening van dit contract.
De lessee verplicht zich om op de dag liggende na 60 maanden na ingang van de rentevastperiode het leasebedrag terug te betalen als een slottermijn van EUR 26.873,40
Van het leasebedrag zal door KBW een effectenportefeuille worden aangekocht, samengesteld uit de in de brochure genoemde aandelen. De verhouding in de samenstelling van de effectenportefeuille, hierna te noemen ‘de effecten’, zal worden bepaald door KBW, met dien verstande, dat KBW een zodanig aantal effecten zal aankopen als het leasebedrag toelaat. De effecten zullen worden aangekocht na ontvangst van de vooruitbetaalde rente op bovenvermelde bankrekening van lessor.
Indien van toepasseing zal KWB zorg dragen voor de uitbetaling van hetgeen aan lessee is verschuldigd, uit hofde van dit contract op het (Post)bankrekeningnummer 2986005 ten name van lessee.
(…)
Het verschil tussen het leasebedrag en het door KBW aan effecten gekochte bedrag zal worden overgemaakt op het (Post-)bankrekeningnummer van lessee.
Tot zekerheid van de betaling en van al hetgeen lessor uit welke hoofde dan ook van lessee te vorderen heeft en/of zal krijgen, vestigt lessee hierbij ten behoeve van lessor een pandrecht op de effecten (…).
Lessee verklaart een exemplaar van de bijbehorende brochure te hebben ontvangen en bekend te zijn met de inhoud daarvan. Partijen verklaren met de aan de achterzijde van dit leasecontract vermelde voorwaarden en bedingen op dit leasecontract bekend en akkoord te zijn.
2.3. Op de achterzijde van de Overeenkomst waren de Voorwaarden Effectenlease afgedrukt. Hierin is onder meer bepaald:
“1.Het is lessee (..) te allen tijde toegestaan tot volledig vervroegde aflossing over te gaan. Lessee is in dit geval een eenmalige vergoeding aan lessor verschuldigd gelijk aan 0,15% van het vervroegd betaalde bedrag vermenigvuldigd met het alsdan resterend aantal maanden tot de einddatum van de rentevastperiode.
(...)
3. Lessor is nimmer aansprakelijk voor wijzigingen in de koers van de effecten noch voor de hoogte van het rendement van de effecten noch voor de gevolgen door wijzigingen in de (fiscale) wetgeving.
(…)
5. ter keuze van lessee kan lessee per het einde van de rentevastperiode (of gedurende de looptijd):
a. de effecten laten verkopen door KBW ter betaling van al hetgeen lessee aan lessor verschuldigd is uit hoofde van dit leasecontract, hierna te noemen: “het verschuldigde.” Lessee geeft hiervoor nu reeds opdracht aan KBW, welke verplichting KBW accepteert, de opbrengst van de verkoop van de effecten terstond na ontvangst te betalen aan lessor. Indien de opbrengst van de verkoop van de effecten het verschuldigde overtreft, zal KBW het meerdere binnen zeven werkdagen na de datum van verkoop laten bijschrijven op het (Post)-bankrekeningnummer van lessee. Indien en zover de opbrengst van de verkoop van de effecten lager is dan het verschuldigde, blijft lessee het verschil schuldig aan lessor, welk verschil onmiddellijk opeisbaar is en binnen 7 dagen, na het opeisbaar worden, door lessor dient te zijn ontvangen;
b. het verschuldigde aan lessor betalen. In dit geval zal lessor afzien van zijn pandrecht op de effecten.
(…)”
2.4. In de brochure betreffende het onderhavige product is onder andere het volgende opgenomen:
(…)
Kwalitatief goed aandelenpakket
Vanaf 1.000 euro (+ fl. 2.200,-) kunt u effecten leasen en dus in 5 jaar tijd een behoorlijk kapitaal vergaren. U belegt in een kwalitatief goed aandelenpakket van 5 solide Nederlandse fondsen: ABN AMRO, AHOLD, ELSEVIER, Fortis en NUMICO. De evenwichtige samenstelling van dit aandelenpakket vergroot de zekerheid op koerswinst. Deze aandelenmix die in het verleden een uitstekend rendement laten zien, zorgt voor een veilige spreiding van het koersrisico. En gemiddeld koersrendement van 12% per jaar is mogelijk gebleken, hoewel het rendement natuurlijk afhankelijk is van de beweging op de markt.
Beleggen met zo min mogelijk risico’s
Beleggen in aandelen is niet zonder risico’s. Defam heeft deze risico’s tot een minimum teruggebracht door uitsluitend te beleggen in solide Nederlandse ondernemingen die hun kracht in het verleden meer dan eens bewezen hebben. Het risico van koersval blijft echter bestaan en dat risico is voor u. Ervaren beleggers weten dat na een kleine, of zelfs een grote terugval er altijd weer een stijgende lijn wordt ingezet.
(…)
En dan nog dit:
Beleggen brengt altijd financiële risico’s met zich mee en dat risico is voor uw rekening. De genoemde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit het verleden. De resultaten in het verleden behaald, bieden geen garantie voor de rendementen in de toekomst. De waarde van uw beleggingen kan altijd fluctueren en ook dividenden kunnen door schommelingen aanmerkelijk lager of hoger zijn. Na beëindiging van de lease zal de verkoopopbrengst van de aandelen worden aangewend om het krediet in te lossen. Het restant zal dan aan u worden overgemaakt. Een eventueel tekort zal door u dienen te worden aangezuiverd. Door ons gemaakte rekenvoorbeelden zijn derhalve uitsluitend bedoeld als voorbeeld.
Fiscale aspecten
Vanwege de zeer lage rente en de goede rendementskansen is DEFAM Effectenlease een zeer aantrekkelijke mogelijkheid om versneld vermogen op te bouwen.
(…)”
2.5. De Kredietovereenkomst bepaalt - voor zover relevant als volgt -:
“Defam verleent aan de kredietnemer een krediet in rekening courant tot een maximumbedrag van f. 58.741,00.
(..)
het vermelde maandpercentage resulteert in een effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis van 10,6%.
(..)
Over te maken aan:
Frensch ZOETERMEER (..) f. 21.741,00
AETRAN (..) f. 37.000,00
2.6. In totaal hebben [eisers c.s.] in het kader van de Overeenkomst EUR 9.865,64
aan rente betaald aan Defam.
2.7. [eisers c.s.] hebben op 26 april 2004 een klacht ingediend bij Defam, waarin zij onder meer hebben gesteld dat de brochure alleen de winstkansen benadrukt en niet waarschuwt voor de risico’s. Bij brief van 28 mei 2004 heeft Defam iedere aansprakelijheid van de hand gewezen.
2.8. Bij afzonderlijke brieven van 30 mei 2005 aan Defam en FB(N) hebben [eisers c.s.] de Overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, primair op grond van dwaling en subsidiair op grond van misbruik van omstandigheden. Daarnaast hebben [eisers c.s.] Defam en Fortis aansprakelijk gesteld voor de door [eisers c.s.] geleden schade ten gevolge van de door Defam/FB(N) gepleegde onrechtmatige daad wegens misleidende reclame en schending van de op hen rustende zorgplicht zoals ondermeer vervat in artikel 28 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (hierna: NR).
2.9. Na beëindiging van de Overeenkomst bleek de verkoopopbrengst van de aandelen onvoldoende om de lening terug te betalen. Bij brief van 21 maart 2006 heeft Defam aan [eisers c.s.] bericht dat zij nog een bedrag ad EUR 5.003,52 (hierna: de restschuld) dienden te voldoen. Ook na diverse sommaties hebben [eisers c.s.] de restschuld onbetaald gelaten.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eisers c.s.] vorderen samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
1. Primair: voor recht te verklaren dat de genoemde overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wck;
2. Subsidiair: voor recht te verklaren dat de genoemde overeenkomsten zijn vernietigd wegens misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44;
3. op grond van sub 1 of sub 2 danwel op grond van onrechtmatig handelen van Defam jegens [eisers c.s.] ter zake van misleidende reclame of schending van de zorgplicht, gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers c.s.] geleden schade, bestaande uit alle betalingen welke zijn verricht ter zake van de effectenleaseovereenkomst en de rentebetalingen voor zover deze betrekking hebben op het bedrag boven hun reeds bestaande lening, verhoogd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van betaling van de respectievelijke termijnen, tot aan de datum der algehele voldoening;
4. Defam/FB(N) te veroordelen tot ongedaanmaking van de registratie bij het BKR te Tiel van voormelde overeenkomsten;
5. Defam/FB(N) hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van rechtsbijstand voor een bedrag ad EUR 703,00.
6. Defam/FB(N) te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Defam/FB(N) voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Defam vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad [eisers c.s.] te veroordelen:
1. tot betaling van het uitstaande bedrag van de lening onder de Overeenkomst ad EUR 5.003,52 primair te vermeerderen met de verschuldigde vertragingsvergoeding en subsidiair te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
2. tot betaling van het uitstaande bedrag onder het Doorlopend Krediet, per 31 mei 2006 een bedrag van EUR 24.476,79 primair te vermeerderen met de verschuldigde vertragingsvergoeding en subsidiair te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
3. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad EUR 1.158,--.
4. in de kosten van de procedure.
3.4. [eisers c.s.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Strijd met de Wck
4.1. De rechtbank ziet in de uitspraak van het Hof van 15 november 2007 (LJN BB7971), gezien het belang van de rechtseenheid, op dit punt aanleiding het Hof te volgen in haar oordeel dat een effectenleaseovereenkomst als de onderhavige geen krediettransactie is in de zin van artikel 1 aanhef en onder a Wck. De Overeenkomst betreft net als de in voornoemde arrest door het Hof beoordeelde overeenkomst, een constructie waarbij geld wordt geleend en met dat geleende geld worden aandelen gekocht. De deelnemer betaalt vervolgens de rente over het geleende bedrag en kan profiteren van de stijging van de waarde van de gekochte aandelen en dividenduitkeringen. [eisers c.s.] hebben nooit feitelijk de beschikking gehad over het geleende geld. Dit bedrag is door Defam/FB(N) direct belegd. Dit betekent dat de Wck niet van toepassing is op de tussen [eisers c.s.] en Defam/FB(N) gesloten Overeenkomst.
Ten aanzien van de Kredietovereenkomst overweegt de rechtbank dat [eisers c.s.] hebben nagelaten concreet aan te geven op welke wijze Defam/FB(N) in strijd met de Wck zouden hebben gehandeld. Hiermee hebben [eisers c.s.] niet aan hun stelplicht voldaan, zodat de rechtbank aan hun stellingen op dit punt voorbij gaat. Ten slotte heeft te gelden dat Defam onbetwist heeft gesteld dat zij ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst en de Kredietovereenkomst een vergunning bezat als bedoeld in artikel 9 van de Wck, hetgeen eveneens aan een beroep op nietigheid in de weg staat. Dit betekent dat de ter zake gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
Misbruik van omstandigheden
4.2. [eisers c.s.] hebben een beroep gedaan op vernietigbaarheid wegens misbruik van omstandigheden. De rechtbank is met Defam/FB(N) van oordeel dat de vordering, voor zover gegrond op misbruik van omstandigheden – wat daar verder ook van zij –, is verjaard. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 1 sub b BW is de verjaringstermijn van een dergelijke vordering immers drie jaar nadat het misbruik heeft opgehouden te werken. De verjaringstermijn is dan ook aangevangen op de datum van het sluiten van de Overeenkomst en de Kredietovereenkomst en is niet tijdig gestuit. Dit betekent dat ook deze vordering tot verklaring voor recht zal worden afgewezen.
Schending zorgplicht en misleidende reclame
Schending zorgplicht ten aanzien van effectenleaseovereenkomst
4.3. [eisers c.s.] hebben subsidiair gesteld dat Defam/FB(N) zijn tekortgeschoten in de op hen rustende zorgplicht, hetgeen zij kwalificeren als een onrechtmatige daad op grond waarvan Defam/FB(N) ten opzichte van [eisers c.s.] aansprakelijk zijn voor de geleden schade.
4.4. De rechtbank heeft zich al vaker uitgelaten over de schending van de zorgplicht door Defam. Daarbij is steeds vooropgesteld het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2003, JOR 2003, 199, waarin is overwogen dat op een bank een bijzondere zorgplicht rust om niet-professionele beleggers te informeren over de risico's van het product, en het arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285 waarin is overwogen “dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.”
4.5. Deze zorgplicht brengt in het onderhavige geval met zich dat Defam, gehouden is om enerzijds informatie te verstrekken over het aangeboden product en anderzijds informatie in te winnen bij haar potentiële cliënten omtrent hun financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstellingen, indien zij alleen, of zoals in dit geval, samen een beleggingsproduct in de markt zet(ten).
4.6. Deze zorgplicht – die naar zijn aard strekt tot bescherming van de (potentiële) cliënt tegen het gevaar van zijn eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht – vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de contractuele verhouding tussen financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen, en dus niet uit de NR, waarvan Defam heeft betoogd dat deze niet op haar van toepassing is, in de eerste plaats omdat zij geen effecteninstelling is, maar slechts als kredietverstrekker moet worden beschouwd, en in de tweede plaats omdat er in het geval van de overeenkomst slechts sprake is van execution only dienstverlening, waarop artikel 28 NR niet van toepassing is.
4.7. De rechtbank heeft al in eerdere vonnissen overwogen dat Defam, door zichzelf slechts als kredietverstrekker te afficheren, haar rol in de overeenkomst ten onrechte marginaliseert. Uit de tekst van de brochure met als titel “Defam Effectenlease (eenmalige inleg) Laat uw geld doorgroeien naar een extra groot kapitaal”, die door Defam/FB(N) is overgelegd blijkt immers dat Defam de onderhavige producten als haar product in de markt heeft gezet. In deze brochure wordt bijvoorbeeld vermeld dat Defam het aandelenpakket koopt, dat gebruik gemaakt kan worden van de kennis van de financiële experts van Defam, dat Defam deze fondsen heeft gekozen en dat het beheer wordt overgelaten aan KBW, die evenals Defam een Fortis onderneming is en jarenlange expertise heeft. Bovendien is tussentijdse verkoop van de aandelen, zoals in de Voorwaarden bepaald, niet mogelijk zonder betaling van een boete, zodat Defam kennelijk slechts onder voorwaarden wilde meewerken aan voortijdige aflossing van het krediet. Gelet op deze omstandigheden kan Defam zich thans niet verschuilen achter de stelling dat zij slechts optrad als kredietverstrekker.
4.8. De rechtbank acht bovendien van belang dat Defam bij het in de markt zetten van haar product bewust gebruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat potentiële cliënten plegen te stellen in solide en betrouwbare financiële instellingen door zich als een Fortis-onderneming te presenteren. Door zich aldus te presenteren als onderdeel van een organisatie die wereldwijd een belangrijke financiële rol vervult, onderstreept Defam dat potentiële cliënten van haar mogen verwachten dat zij een zelfde zorgvuldigheid in acht zal nemen als ware zij een bancaire instelling. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat Defam ten opzichte van haar (potentiële) cliënten een vergelijkbare zorgplicht heeft te betrachten als door de Hoge Raad als uitgangspunt is geformuleerd voor banken.
4.9. Uit bovenstaande overwegingen volgt dat de door deze rechtbank geformuleerde, ook op Defam rustende, zorgplicht weliswaar is uitgewerkt in de NR, maar voor haar bestaansrecht daarvan niet afhankelijk is.
4.10. Om diezelfde reden is het betoog van Defam, inhoudende dat haar dienstverlening hoogstens als execution only dienstverlening kan worden aangemerkt en zij om die reden niet gehouden is aan de bijzondere zorgplicht die volgt uit artikel 28 NR, wat daar verder inhoudelijk ook van zij, niet relevant voor het oordeel of Defam aan haar zorgplicht heeft voldaan.
4.11. De onder rechtsoverweging 4.5 genoemde twee verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële cliënt, moeten in samenhang worden bezien, in die zin dat naarmate er meer uitgebreide informatie is verstrekt, de noodzaak tot het inwinnen van uitgebreide informatie over de cliënt kan verminderen. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre een juiste balans is aangelegd tussen deze twee verplichtingen, speelt de aard van het product en de daaraan verbonden risico's een rol. Voorts is de wijze waarop het product is gepresenteerd van belang, evenals de beoogde doelgroep. De rechtbank zal daarom eerst de aard van het onderhavige product, de aan [eisers c.s.] verstrekte informatie, de wijze waarop een en ander aan [eisers c.s.] is gepresenteerd en de aan het onderhavige product verbonden risico’s bezien.
4.12. Aan de onderhavige producten is het risico verbonden dat aan het eind van de looptijd daarvan de opbrengst van de aandelen onvoldoende is om de lening af te lossen. De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van de overeenkomsten en de Voorwaarden, in onderlinge samenhang gelezen, ook voor een onervaren belegger voldoende duidelijk kon zijn dat hij bij het sluiten van de overeenkomst ging beleggen met geleend geld en dat hij na afloop van de overeenkomst deze lening Defam diende terug te betalen. In het kader van de op Defam rustende zorgplicht had het echter op haar weg gelegen om in de door hen verstrekte informatie uitdrukkelijk en in niet mis verstane bewoordingen te waarschuwen voor het risico dat de deelnemer aan het eind van de looptijd met een restschuld wordt geconfronteerd.
4.13. Anders dan Defam heeft betoogd kunnen de waarschuwingen in min of meer algemene bewoordingen voor risico’s verbonden aan het beleggen in effecten, zoals wel zijn terug te vinden in de verstrekte informatie, niet als een uitdrukkelijke en niet mis te verstane waarschuwing voor de mogelijkheid van een restschuld worden aangemerkt, reeds omdat zij die mogelijkheid niet specifiek noemen. Dergelijke, overwegend algemeen geformuleerde waarschuwingen miskennen dat juist de bescherming van particuliere beleggers tegen eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht, vereist dat zodanige beleggers uitdrukkelijk en ondubbelzinnig op het risico van een restschuld opmerkzaam worden gemaakt. Hieruit volgt de noodzaak van een specifieke waarschuwing voor dat risico, welke waarschuwing Defam heeft nagelaten. [eisers c.s.] hebben gesteld dat zij niet de door Defam/FB(N) in het geding gebrachte brochure van Euro Concept hebben ontvangen. Gezien vorenstaande zou, ook indien vast zou komen te staan dat [eisers c.s.] de brochure voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomsten van Euro Concept zou hebben ontvangen, Defam zich daarmee niet hebben gekweten van de op haar rustende verplichting als geformuleerd in r.o. 4.5. De vraag of dat al dan niet is gebeurd, kan derhalve in het midden blijven.
4.14. Voorts brengt de aard van de overeenkomst met zich mee dat – ook bij stijgende aandelenkoersen – de deelnemer na afloop van de overeenkomst en na aflossing van de lening weliswaar opbrengst heeft, doch het risico loopt dat die lager is dan wat hij gedurende de looptijd aan Defam heeft betaald, zodat hij per saldo alsnog verlies lijdt. Noch uit de overeenkomst, noch uit de brochure, wordt duidelijk met welk (geschat) percentage de koers van de aandelen diende te stijgen wilden [eisers c.s.], na ommekomst van de overeenkomsten, een uitkering ontvangen die hun investering (te weten het geleende bedrag en de rentebetalingen) en uit te keren dividenden – zou evenaren of overtreffen. Nu ook deze informatie van belang kan worden geacht voor een potentiële deelnemer die de afweging dient te maken of de aangeboden overeenkomst aansluit bij zijn doelstellingen, had het op de weg van Defam gelegen ook hierover duidelijkheid te scheppen in de door haar verschafte informatie.
4.15. De informatie die Defam aan [eisers c.s.] heeft verstrekt is, gezien hetgeen hierboven is overwogen, niet onjuist, maar wel onvolledig, in die zin dat [eisers c.s.] de nodige berekeningen en denkstappen hebben moeten maken om de aan het product verbonden risico’s geheel te doorgronden en te beoordelen of dit product wel paste bij hun wensen en beleggingsdoelstellingen.
4.16. Op grond van de hiervoor geschetste zorgplicht had Defam, als professionele aanbieder van het product die als geen ander de risico’s en de omvang ervan kent, dienen te verifiëren of [eisers c.s.] inderdaad de berekeningen en denkstappen hadden gemaakt en/of het product aansloot bij hun beleggingswensen en doelstellingen. Dit mede omdat een financiële instelling als Defam zich behoort te realiseren dat producten als de onderhavige – die breed in de markt zijn gezet om ook onervaren beleggers te bewegen tot het beleggen in koersgevoelige producten – beleggers aantrekt die zich van de risico’s van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen. Niet gesteld, noch anderszins is gebleken dat Defam zich van deze verplichting heeft gekweten. Defam heeft slechts aangevoerd dat zij voor het krediet onder de Overeenkomst een financiële toets en BKR toets heeft uitgevoerd en daarbij heeft bekeken of [eisers c.s.] redelijkerwijs in staat waren aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Vast staat daardoor dat Defam niet heeft geverifieerd of [eisers c.s.] de benodigde denkstappen en berekeningen hadden gemaakt om de overeenkomst en de daaraan verbonden risico’s te doorgronden en te beoordelen of dit product wel paste bij hun wensen en beleggingsdoelstellingen. Dit leidt tot de conclusie dat Defam de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.
4.17. De rechtbank merkt op dat de hiervoor geschetste aard en omvang van de op Defam rustende zorgplicht niet afdoet aan de verplichting van een persoon die overweegt een effectenleaseovereenkomst aan te gaan, om zich redelijke inspanningen te getroosten teneinde de betekenis van de overeenkomsten te doorgronden en evenmin aan het feit dat de mogelijkheid van een restschuld en van het ‘verloren gaan’ van de inleg, bij zorgvuldige bestudering van de overeenkomst en de overige versterkte informatie wel uit die informatie kon worden afgeleid. Uit deze verplichting volgt dat van de potentiële deelnemer mag worden verwacht dat zij deze zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en dat zij zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van haar daaruit volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen. [eisers c.s.] hebben ter comparitie gesteld dat zij de overeenkomst en de algemene voorwaarden niet nauwkeurig hebben doorgelezen. Hiermee hebben zij niet aan voornoemde verplichting voldaan. De potentiële deelnemer mag weliswaar uitgaan van de juistheid van door of namens de wederpartij gedane mededelingen, maar zij dient deze – steeds in aanmerking genomen haar eigen opleiding, kennis en relevante ervaring – wel naar hun aard te verstaan en voorts in samenhang met de inhoud van de overeenkomst en eventuele schriftelijke toelichtingen daarbij te beschouwen, zodat zij aanprijzingen of loftuitingen door de wederpartij, in het bijzonder in algemene bewoordingen, met prudentie dient te beschouwen en niet aan op zichzelf staande mededelingen de betekenis van een juiste en volledige voorstelling van zaken mag toekennen. Het tekortschieten van een potentiële deelnemer in de nakoming van deze verplichting staat evenwel niet aan de weg aan het aannemen van schending door Defam van de uit haar zorgplicht voortvloeiende waarschuwingsplicht. De bijzondere zorgplicht van Defam strekt immers mede tot bescherming van personen die de eerdergenoemde verplichting veronachtzamen of te licht opvatten, of van wie de inspanningen tot doorgronding van de overeenkomst zonder vrucht blijven dan wel tot een onjuist of onvolledig begrip van hun verplichtingen en risico’s uit de overeenkomst leiden. De eigen verantwoordelijkheid van de potentiële deelnemer doet derhalve niet af aan de zorgplicht van de aanbieder.
4.18. De rechtbank heeft recent nog in haar vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2008 (LJN BC 4542) geoordeeld dat de onderhavige dienstverlening van FB(N) moet worden aangemerkt als execution only dienstverlening. Op FB(N) rustte in dit verband dan ook geen zelfstandige verplichting om nadere informatie te verstrekken of inlichtingen in te winnen, zodat er geen sprake kan zijn van schending van de zorgplicht door FB(N) en evenmin van daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid van FB(N) voor door [eisers c.s.] geleden schade ten gevolge van schending van deze verplichting, zodat de vordering van [eisers c.s.] ten aanzien van FB(N) zal worden afgewezen.
4.19. Defam heeft betoogd dat zij niet aansprakelijk is voor het handelen van Euro Concept. De rechtbank overweegt in dit verband dat het op zichzelf juist is dat de gedragingen van een tussenpersoon niet aan Defam kunnen worden toegerekend, maar Defam kan zich hoe dan ook niet verschuilen achter deze tussenpersoon. Defam blijft in het kader van de op haar rustende zorgplicht als aanbieders van de overeenkomsten immers gehouden om voor de risico’s die aan de overeenkomst verbonden zijn te waarschuwen en om te verifiëren of de deelnemer die risico’s begrepen heeft en bereid en in staat is deze te aanvaarden in het licht van zijn financiële omstandigheden en doelstellingen met de overeenkomst. Voorstelbaar is dat Defam uit bedrijfseconomische overwegingen de verplichtingen uit hoofde van deze zorgplicht door de tussenpersonen hebben laten uitvoeren en er daarbij voor hebben gekozen niet bij iedere overeenkomst te controleren of de tussenpersoon aan bovengenoemde verplichtingen heeft voldaan. Indien later blijkt dat de betreffende tussenpersoon niet aan deze verplichtingen heeft voldaan, kunnen zij zich echter niet achter de aan de tussenpersoon gegeven instructies verschuilen. De zorgplicht blijft immers op Defam rusten, en daarmee dus ook de gevolgen van het niet nakomen van deze zorgplicht. Mogelijk is onder omstandigheden de tussenpersoon aansprakelijk jegens Defam, dit is echter niet van belang voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Defam jegens de consument.
4.20. De schending van de zorgplicht door Defam, waarvan in het onderhavige geval sprake is, heeft betrekking op fase voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Deze schending is dan ook te kwalificeren als een onrechtmatige daad, op grond waarvan Defam in beginsel ten opzichte van [eisers c.s.] schadeplichtig is.
Misleidende reclame
4.21. [eisers c.s.] hebben nog aangevoerd dat er sprake is van door Defam in het verkeer gebrachte misleidende reclame ten aanzien van de Overeenkomst die in het licht van de zorgplicht dient te worden bezien en onrechtmatig handelen aan de zijde van Defam oplevert, maar dit kan gelet op vorenstaande in het midden blijven.
Zorgplicht ten aanzien van Kredietovereenkomst
4.22. [eisers c.s.] hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat Defam de zorgplicht heeft geschonden door tevens de Kredietovereenkomst met [eisers c.s.] te sluiten. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft een financiële instelling een zorgplicht ten aanzien van haar cliënt. De omvang van deze zorgplicht hangt onder meer af van de aard van de door de financiële instelling verleende dienst. Ten aanzien van de Kredietovereenkomst is sprake van een doorlopend kredietovereenkomst waarvan de financiële verplichtingen en risico’s voldoende duidelijk uit de overeenkomst zelf blijken. De zorgplicht van financiële instellingen strekt niet zo ver dat zij voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst ten behoeve van een doorlopend krediet, op zichzelf niet ingewikkeld en, als de kredietwaardigheid van de afsluiters voldoende is, vrij risicoloos product, zelfstandig te onderzoeken of de bij de overeenkomst betrokken personen de aard en de strekking van deze overeenkomst volledig hebben begrepen. De financiële instelling mag er bij een dergelijke overeenkomst in beginsel van uit gaan dat aard en strekking duidelijk zijn, tenzij er in een concreet geval aanleiding bestaat tot het doen van nader onderzoek. Dat laatste is door [eisers c.s.] niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken.
De door de financiële instelling in acht te nemen zorgplicht ten aanzien van kredietovereenkomsten omvat niet meer dan een onderzoek naar de kredietwaardigheid van de cliënt en het verstrekken van voldoende informatie over het product. [eisers c.s.] hebben niet bestreden dat Defam een dergelijk onderzoek heeft verricht en deze informatie heeft verstrekt.
4.23. De omstandigheid dat ten aanzien van de Overeenkomst de zorgplicht is geschonden, leidt er niet per definitie toe dat ook de zorgplicht ten aanzien van de Kredietovereenkomst geschonden is.
4.24. De combinatie van de producten van een kredietovereenkomst en een aandelenleaseovereenkomst zal slechts in uitzonderingsgevallen tot gevolg hebben dat de zorgplicht van Defam meer omvat dan de zorgplicht die vereist is ten aanzien van de individuele producten. Dat is in het bijzonder het geval als door een dergelijke combinatie extra financiële risico’s ontstaan die van een zodanige omvang zijn dat Defam extra zorgvuldigheid ten aanzien van het aangaan van de overeenkomsten in acht moet nemen. Gesteld noch anderszins gebleken is dat van een dergelijk geval in casu sprake is.
Zoals volgt uit vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schending van de zorgplicht van Defam voor zover die toeziet op het sluiten van de Kredietovereenkomst. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
Causaal verband
4.25. Defam/FB(N) hebben een beroep gedaan op het ontbreken van causaal verband tussen de zorgplichtschending en de door [eisers c.s.] gestelde schade. De rechtbank is evenwel van oordeel dat [eisers c.s.] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de overeenkomst niet zouden zijn aangegaan indien zij duidelijker op de risico’s waren gewezen. Ter comparitie hebben [eisers c.s.] verklaard dat hun doelstelling was het aflossen van de schuld bij AETRAN. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat [eisers c.s.] nooit de doelstelling heeft gehad om te beleggen met geleend geld en niet de bereidheid had om de aan de overeenkomst verbonden risico’s - het ontstaan van een restschuld en het ‘verloren gaan’ van de betaalde rente - te aanvaarden. Nu Defam onvoldoende op deze risico’s hebben gewezen en niet hebben geverifieerd of [eisers c.s.] die hadden begrepen en wilden dragen, staat het causaal verband tussen de zorgplichtschending van Defam en de schade daarmee vast.
Schade
4.26. Nu de verplichting waarin Defam is tekortgeschoten, ertoe strekt te voorkomen dat een belegger lichtvaardig of met ontoereikend inzicht een beleggingsovereenkomst sluit, kan het aangaan van de overeenkomsten daarom als een gevolg van de schending van de zorgplicht aan Defam worden toegerekend, zodat zij aan [eisers c.s.] in beginsel als geleden schade dienen te vergoeden de nadelige financiële gevolgen die voor hen gemoeid waren met het aangaan van de overeenkomst. Hieronder valt behalve de restschuld, ook de door [eisers c.s.] betaalde rentetermijnen. In de arresten van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971), ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan zij tot nu toe heeft gedaan. De informatieverstrekking ten aanzien van het verloren kunnen gaan van de rente is, zoals aangegeven, onvolledig. De schending van de zorgplicht door het onvoldoende wijzen op de risico’s, de onzekere financiële last van de overeenkomst vanwege de onzekere opbrengst bij de verkoop van de aandelen en de onzekere dividendopbrengsten, maken naar het oordeel van de rechtbank dat de rente in beginsel wél dient te worden beschouwd als schade ontstaan vanwege de schending van de zorgplicht. Voldoende aannemelijk is immers dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen en de betaalde rente dus niet verloren was gegaan, indien de verplichtingen uit hoofde van de zorgplicht zouden zijn nagekomen. Dat de rentelast van tevoren bij [eisers c.s.] bekend kon zijn maakt dit niet anders; hetzelfde geldt immers voor de (maximale) restschuld. Bovendien overweegt hetzelfde Hof in zijn arrest van 24 mei 2007 (LJN BA5684) dat betaalde rente wel als schade ten gevolge van het schenden van de zorgplicht van een aanbieder van effectenleaseovereenkomsten kan worden aangemerkt.
4.27. Defam heeft overigens wel terecht opgemerkt dat bij de begroting van de schade van de door [eisers c.s.] betaalde rente en de restschuld de door [eisers c.s.] ontvangen dividenden dienen te worden afgetrokken.
Eigen schuld
4.28. Defam heeft met een beroep op artikel 6:101 BW betoogd dat een deel van de schade voor eigen rekening van [eisers c.s.] dient te blijven. Gelet op de geschetste verplichtingen van de potentiële deelnemer aan een effectenleaseovereenkomst, kan, bij het niet voldoen aan die verplichtingen, grond zijn voor vermindering van de vergoedingsplicht van Defam op grond van artikel 6:101 BW.
4.29. De eigen schuld die de deelnemer heeft aan het ontstaan van zijn of haar schade door geen nader onderzoek naar de overeenkomst en de daaraan verbonden risico’s in te stellen alvorens de overeenkomst te sluiten wordt door de rechtbank afgezet tegen de zorgplicht die op Defam rustte en de mate en ernst van de schending van die zorgplicht. Bij die beoordeling wordt vooropgesteld dat financiële instellingen als Defam zich behoren te realiseren dat producten als de onderhavige - die breed in de markt zijn gezet om ook de onervaren beleggers te bewegen tot het beleggen in uiterst koersgevoelige producten - beleggers aantrekt die zich van de risico’s van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen en dat Defam hiermee bij het sluiten van de overeenkomst rekening had dienen te houden.
4.30. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt geldt dat de schade die een deelnemer als gevolg van een schending van de zorgplicht heeft geleden, voor een groter deel voor rekening dient te komen van Defam dan voor rekening van de deelnemer. Concreet betekent dit dat in het geval van de Defam effectenlease-overeenkomst in beginsel 70% van de schade voor rekening van Defam dient te blijven.
4.31. Bij het vaststellen van dit uitgangspunt heeft de rechtbank in de eerste plaats rekening gehouden met het feit dat de onderhavige overeenkomst het risico kent van een restschuld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat Defam, in vergelijking met de aanbieders van andere effectenleaseproducten, dit risico op het ontstaan van een restschuld volstrekt onderbelicht heeft gelaten in het door haar verstrekte informatiemateriaal en dat dit risico eigenlijk alleen kenbaar is uit de tekst van de Voorwaarden, waarin staat dat indien de opbrengst van de verkoop van de effecten lager is dan het verschuldigde, de deelnemer het verschil verschuldigd blijft aan Defam. Alhoewel van een deelnemer verwacht mag worden dat hij ook de Voorwaarden leest, had Defam zich ervan bewust moeten zijn dat dit niet altijd gebeurt, en dat door slechts in de Voorwaarden te wijzen op de mogelijkheid van een restschuld, de kans groot was dat veel potentiële deelnemers zich van dit risico niet of onvoldoende bewust waren bij het aangaan van de overeenkomst. Dat Defam om haar moverende redenen ervoor gekozen heeft om de mogelijkheid van een restschuld in de overeenkomst en de brochure niet te noemen en zelfs in de brochure eventuele risico’s op tegenvallende koersen weg te wuiven met de opmerking dat de deelnemer altijd zijn contract kan verlengen om de aandelen de tijd te geven om alsnog het verwachte rendement te leveren, dient naar het oordeel van de rechtbank voor hun rekening te blijven in die zin dat in beginsel voornoemd percentage van de schade voor rekening van Defam dient te blijven.
4.32. Voor de vaststelling van de mate van eigen schuld zijn daarnaast de specifieke omstandigheden van het geval van belang, zoals:
- de omvang van de risico’s die de deelnemer heeft genomen;
- de leeftijd van de deelnemer bij het sluiten van de overeenkomst;
- de vermogens- en inkomenspositie van de deelnemer;
- de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer;
- de rol van een eventuele tussenpersoon.
Deze omstandigheden zullen door de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien en voor zover door partijen belicht, in ieder concreet geval worden gewogen.
4.33. Zoals reeds overwogen zijn [eisers c.s.] de overeenkomst aangegaan na bemiddeling door Euro Concept, die de overeenkomst heeft gepresenteerd als aflossingsmogelijkheid voor de door [eisers c.s.] aangegane lening. Omdat [eisers c.s.] met de overeenkomst met Defam geen opbrengst hebben gekregen en zelfs een restschuld resteert, dient de lening bij Defam, waarover alleen rente is betaald, thans nog geheel afgelost te worden. De [eiser sub 1] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomst 49 jaar oud en werkzaam als electro medewerker bij GTI Installatietechniek B.V. met een maandelijks inkomen van fl. 3.200,-- per maand inclusief vergoeding voor reiskosten en storingsdienst. [eiseres sub 2] was 46 jaar en werkzaam als part-time medewerkster van een electro speciaalzaak en had een maandelijks netto inkomen van fl. 600,--. Zij hadden samen een krediet bij AETRAN van fl. 37.000,- dat door het aangaan van het krediet van
fl. 58.741,00 bij Defam werd afgelost. Zij waren gehuwd, hebben samen één kind en bewoonden een huurwoning van fl. 875,-- per maand.
4.34. De rechtbank ziet in de geschetste omstandigheden, in het bijzonder die ten aanzien van de inkomsten en woonlasten, aanleiding om in het voordeel van [eisers c.s.] af te wijken van bovengenoemde schadeverdeling en zal 80% van de schade voor rekening van Defam laten. Gelet op de financiële omstandigheden van [eisers c.s.] en met name de schuld die zij reeds hadden, had het aangaan van een effectenlease-overeenkomst met als doel om na 5 jaar zowel de aan die overeenkomst gekoppelde lening, als de lening bij AETRAN af te lossen, hem ten zeerste ontraden moeten worden. Alhoewel de tussenpersoon terzake ook een verwijt te maken is, heeft Defam door haar product alleen via tussenpersonen aan te bieden en blijkbaar niet te controleren op welke wijze en bij wijze van welke constructies de tussenpersonen dit deden, het risico in het leven geroepen dat haar overeenkomsten in het kader van uitermate risicovolle constructies als de onderhavige werden aangegaan. Dit valt Defam toe te rekenen, in ieder geval in die zin dat haar een verminderd beroep op de eigen schuld van de deelnemer toekomt. De rechtbank acht om die reden een verdeling van de schade zodanig dat [eisers c.s.] 20% en Defam 80% dienen te dragen, op zijn plaats.
4.35. De hoogte van de schade die [eisers c.s.] hebben geleden is vooralsnog niet voldoende inzichtelijk geworden. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd maakt de rechtbank op dat [eisers c.s.] in totaal uit hoofde van de overeenkomst
€ 9.865,04,-- aan Defam heeft betaald en nog € 5.103,52 verschuldigd zou zijn. Daarop dient in mindering te worden gebracht hetgeen [eisers c.s.] aan dividend heeft ontvangen. Defam heeft in dit kader gesteld dat bij gebreke van een overzicht van een door [eisers c.s.] ontvangen dividenden, uitgegaan kan worden van een dividendrendement van 3% per jaar over het leasebedrag, derhalve in totaal EUR 4.025,61. Defam heeft haar stelling evenwel op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan. De rechtbank zal [eisers c.s.] is de gelegenheid stellen bij akte opgave te doen van de door het door hen in totaal ontvangen dividend. Defam kan hier dan bij akte op reageren.
BKR registratie
4.36. [eisers c.s.] vorderen ongedaanmaking van de BKR registratie danwel - zo begrijpt de rechtbank - aanpassing van deze registratie voor zover de grond aan de vordering van Defam komt te vervallen. Defam heeft hiertegen verweer gevoerd, onder meer door te stellen dat er sprake is van een lening ter zake de effectenleaseovereenkomst en een doorlopend krediet overeenkomst, en dat zij gezien de looptijd van deze overeenkomsten gehouden is deze te melden bij het Bureau Krediet Registratie. Dat laatste is door [eisers c.s.] niet betwist, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. De rechtbank kan [eisers c.s.] evenwel volgen in hun stelling dat de registratie dient te worden aangepast conform de resterende vordering van Defam op [eisers c.s.]. De vordering van [eisers c.s.] ter zake deze registratie is dan ook toewijsbaar voor zover deze ziet op aanpassing daarvan conform de vordering die ten laste van [eisers c.s.] zal resteren blijkens het in deze zaak te wijzen eindvonnis.
Buitengerechtelijke kosten
4.37. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. [eisers c.s.] hebben immers niet gemotiveerd gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eisers c.s.] vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
in reconventie
4.38. Defam vordert in reconventie betaling van de restschuld alsmede van de schuld uit de Kredietovereenkomst.
4.39. Gelet op de overwegingen ten aanzien van de vorderingen in conventie houdt de rechtbank beoordeling van de reconventionele vordering voor zover die ziet op de restschuld thans aan.
4.40. Ten aanzien van de vordering uit de Kredietovereenkomst overweegt de rechtbank als volgt. [eisers c.s.] hebben ter comparitie van partijen gesteld dat zij het bedrag van
fl. 21.741,= ter zake de Kredietovereenkomst weliswaar hebben ontvangen, maar dit direct hebben teruggestort aan Defam. [eisers c.s.] hebben evenwel nagelaten hun stelling op dit punt op enigerlei wijze te onderbouwen of op dat punt bewijs aan te bieden. Het had op de weg van [eisers c.s.] gelegen hun stelling te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van bankafschriften waaruit de terugstoring blijkt. Nu zij dat heeft nagelaten gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van [eisers c.s.] op dit punt. [eisers c.s.] hebben voorts gesteld dat zij een bedrag van fl. 7.000,00 in depot hebben gestort bij Defam en dat Defam dit op eigen initiatief heeft gebruikt voor aflossing van het doorlopend krediet. Door Defam is bevestigd dat dit bedrag door [eisers c.s.] is gebruikt om het doorlopend krediet af te lossen, zodat de rechtbank aanneemt dat dit bedrag in mindering heeft gestrekt op de schuld uit de Kredietovereenkomst. [eisers c.s.] hebben voor het overige geen verweer gevoerd tegen deze vordering, zodat deze zal worden toegewezen. De rechtbank zal eveneens, als onweersproken, de contractuele rente toewijzen als hierna bepaald.
Buitengerechtelijke kosten
4.41. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Defam heeft immers niet gemotiveerd gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Defam vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 23 april 2008 voor het nemen van een akte door [eisers c.s.] over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 4.35.
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
5.3. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.V.M. Veldhoen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.
w.g. griffier w.g. rechter