Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 206832 / HA ZA 06-134
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2],
gevestigd en kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3],
gevestigd en kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eisers,
procureur mr. J.A.F. Boor,
de naamloze vennootschap
ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. A.A.M. Sturkenboom.
Eisers worden hierna afzonderlijk [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] genoemd en gezamenlijk [eiser c.s.] Gedaagde wordt hierna De Zwolsche genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2007
- het proces-verbaal van comparitie van partijen na antwoord, gehouden op maandag 7 januari 2008.
1.2. Met de brief van 16 januari 2008 heeft de raadsman van De Zwolsche aangegeven dat in het proces-verbaal van comparitie ten onrechte wordt vermeld dat de stukken die partij [eiser c.s.] bij brief van 17 december 2007 aan de rechtbank heeft gezonden, geacht worden aan dat proces-verbaal te zijn gehecht en daarmee deel uitmaken van de processtukken. Tijdens de comparitie van partijen is nu juist, zo wordt in die brief verder aangegeven, besloten die stukken -met uitzondering van het e-mailbericht van 14 december 2007 en de brief van 17 december 2007 van drs . B Cuperus- niet te accepteren.
1.3. [eiser c.s.] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4. De rechtbank constateert dat de werkelijke gang van zaken tijdens de comparitie van partijen in het proces-verbaal op dit punt inderdaad onjuist is weergegeven. Zoals in het proces-verbaal in punt 2 van de verklaring van [eiser c.s.] is neergelegd is de met de brief van 17 december 2007 toegezonden schriftelijke reactie van de heer [eiser sub 1] op de conclusie van antwoord ter comparitie teruggegeven aan [eiser c.s.] omdat deze werd aangemerkt als conclusie van repliek. Zoals De Zwolsche terecht stelt is deze dan ook niet aan de stukken toegevoegd.
1.5. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser sub 1] is directeur en enig aandeelhouder van [eiser sub 2]. [eiser sub 2] is directeur en enig aandeelhouder van [eiser sub 3].
2.2. Op 24 mei 2000 heeft in de gemeente Loenen een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van [eiser sub 1], door [eiser sub 1] bestuurd, en de auto van de heer [naam] welke auto werd bestuurd door zijn dochter, [dochter]. De auto van [naam] was ten tijde van de aanrijding WA-casco verzekerd bij De Zwolsche.
2.3. De Zwolsche heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval en, tot op het moment van de comparitie van partijen, aan [eiser sub 1] totaal EUR 100.000,- betaald. Omdat De Zwolsche van mening was dat daarmee de door [eiser sub 1] ten gevolge van de aanrijding van 24 mei 2000 geleden schade ruimschoots was vergoed heeft zij tot dat moment geen verdere uitkeringen gedaan.
3.1. [eiser c.s.] vordert na vermeerdering van eis –kort gezegd – dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
1. voor recht wordt verklaard dat De Zwolsche volledig aansprakelijk is voor de door [eiser c.s.] geleden en nog te lijden schade,
2. De Zwolsche wordt veroordeeld om te betalen aan [eiser sub 1] een bedrag van
EUR 90.000,- te vermeerderen met rente voor immateriële schade,
3. De Zwolsche wordt veroordeeld om te betalen aan [eiser c.s.] een bedrag van
EUR 1.011.321,- alsmede een bedrag van EUR 861.401,- te vermeerderen met rente voor materiële schade berekend tot het moment van dagvaarding,
4. wordt bepaald dat op deze bedragen de reeds betaalde voorschotten in mindering worden gebracht,
5. De Zwolsche wordt veroordeeld tot schadevergoeding van de overige schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente,
subsidiair
6. wordt bepaald dat één of meer deskundigen worden benoemd ter bepaling van de hoogte van de schade,
zowel primair als subsidiair
7. met veroordeling van De Zwolsche in de kosten van het geding.
3.2. De Zwolsche heeft verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid. Ter onderbouwing daarvan stelt zij dat [eiser c.s.] de verkeerde partij heeft gedagvaard nu de De Zwolsche op 7 december 2004 is opgehouden te bestaan door het van kracht worden van een fusie waarbij -kort gezegd- alle rechten en verplichtingen van De Zwolsche zijn overgegaan op Allianz Nederland Schadeverzekeringen N.V. (hierna te noemen: Allianz). Subsidiair concludeert De Zwolsche tot afwijzing van de vorderingen omdat zij de door [eiser sub 1] ten gevolge van de aanrijding van 24 mei 2000 geleden schade ruimschoots heeft vergoed.
4.1. Tijdens de comparitie van partijen waren -voor zover thans relevant- aanwezig [eiser sub 1], mr. L.J.L. Heukels (de raadsman van [eiser c.s.]), de heer [naam] (projectmanager bij Allianz, hierna te noemen: [projectmanager Allianz]) en mr. A.A.M. Sturkenboom (de raadsman van De Zwolsche). Tijdens die comparitie zijn partijen alsmede Allianz ter beëindiging van een deel van hun geschil het volgende overeengekomen:
1. Allianz zal aan [eiser c.s.] een bedrag betalen van EUR 90.000,- (negentig duizend euro) voor immateriële schade, buitengerechtelijke kosten en kosten out of pocket
2. Dit bedrag dient uiterlijk binnen twee weken na heden te zijn bijgeschreven op rekeningnummer 57.89.24.854 ten name van Stichting Derdengelden Heukels & Visser te Haarlem onder vermelding van [eiser c.s.]/[naam].
3. Het vorenstaande betekent dat in de onderhavige procedure partijen nog slechts verdeeld houdt en dient te worden beslist over de hoogte van het verlies van verdienvermogen.
4. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting op die punten, waarbij [eiser c.s.] ook Allianz op die punten finale kwijting verleent.
Hiervoor is getekend door [eiser sub 1], mede namens eisers 2 en 3, door [projectmanager Allianz], namens Allianz en door mr. A.A.M. Sturkenboom, namens De Zwolsche.
4.2. Uit het vorenstaande volgt dat thans nog slechts beoordeling behoeft de vraag naar de hoogte van de schade die [eiser c.s.] heeft geleden en zal lijden als gevolg van verlies van verdienvermogen ten gevolge van het ongeval op 24 mei 2000. Voordat die beoordeling aan de orde kan komen dient evenwel het primair door De Zwolsche gevoerde verweer te worden beoordeeld.
4.3. De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen (zie onder meer Hoge Raad 25 november 1983, NJ 1984, 297 en Hof Amsterdam 1 november 1984, NJ 1985, 722-723).
4.4. Door De Zwolsche is gesteld dat zij op grond van het bepaalde in artikel 2:311 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op 7 december 2004 is opgehouden te bestaan door het van kracht worden van een fusie, verleden bij notariële akte van 6 december 2004, waarbij alle rechten en verplichtingen uit of krachtens de overeenkomsten van schadeverzekering die behoren of behoord hebben tot het schadeverzekeringsbedrijf dat door De Zwolsche werd uitgeoefend, zijn overgegaan op Allianz. Deze stelling heeft zij onderbouwd met de overlegging van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Utrecht waaruit dit blijkt.
4.5. Door [eiser c.s.] is hiertegen, tijdens de comparitie van partijen, aangevoerd dat het zo is dat de naam De Zwolsche niet meer bestaat, maar de rechtspersoon nog wel.
4.6. Deze laatste stelling van [eiser c.s.] vindt evenwel geen steun in het recht. In artikel 2:311, lid 1 BW is bepaald dat met uitzondering van de verkrijgende rechtspersoon, de fuserende rechtspersonen door het van kracht worden van de fusie, ophouden te bestaan. Aangezien de inhoud van de door De Zwolsche gestelde fusie door [eiser c.s.] niet wordt betwist volgt hieruit dat De Zwolsche per 7 december 2004 heeft opgehouden te bestaan en [eiser c.s.] een niet (meer) bestaande partij heeft gedagvaard.
4.7. Het vorenstaande betekent voorts dat De Zwolsche niet in rechte kan optreden. Enige grond om van dat in 4.3 omschreven beginsel af te wijken is gesteld noch gebleken. Het primaire verweer van De Zwolsche slaagt derhalve en [eiser c.s.] dient in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.8. [eiser c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Zwolsche worden begroot op:
- vast recht EUR 4.584,00
- salaris procureur 6.422,00 (2,0 punten × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 11.006,00
5.1. verklaart [eiser c.s.] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
5.2. veroordeelt [eiser c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van De Zwolsche tot op heden begroot op EUR 11.006,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.