RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/600192-08
Datum uitspraak: 25 maart 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Israël),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein.
Raadsvrouwe: mr. M. Hoekzema.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2008.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat: 1.
Primair
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet
- de keel/hals van die [aangever] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (in) de keel van die [aangever] heeft (dicht)geknepen en/of
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) die [aangever] uit diens bed heeft gesleurd en/of
- (terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] (meermalen) in/op/tegen diens buik en/of in/op/tegen diens zij en/of op/tegen diens be(e)n(en), althans op/tegen diens lichaam, heeft geschopt en/of
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) (het hoofd van) die [aangever] (meermalen) op/tegen een muur heeft geslagen en/of gegooid en/of.geduwd en/of
- (met) een (glazen) pot, althans een (soortgelijk) voorwerp, op/tegen het (achter)hoofd van die [aangever] (kapot) heeft geslagen en/of
- (met een (plastic) schaaltje, althans een (soortgelijk) voorwerp)(meermalen) op/tegen de/een arm(en) van die [aangever] heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- de keel/hals van die [aangever] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (in) de keel van die [aangever] heeft (dicht)geknepen en/of- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) die [aangever] uit
diens bed heeft gesleurd en/of
- (terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] (meermalen) in/op/tegen diens buik en/of in/op/tegen diens zij en/of op/tegen diens be(e)n(en), althans op/tegen diens lichaam, heeft geschopt en/of
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) (het hoofd van) die [aangever] (meermalen) op/tegen een muur heeft geslagen en/of gegooid en/of geduwd en/of
- (met) een (glazen) pot, althans een (soortgelijk) voorwerp, op/tegen het (achter)hoofd van die [aangever] (kapot) heeft geslagen en/of
- (met een (plastic) schaaltje, althans een (soortgelijk) voorwerp) (meermalen) op/tegen de/een arm(en) van die [aangever] heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever]
- bij diens keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (in) diens keel/hals heeft (dicht)geknepen en/of
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) uit diens bed heeft gesleurd en/of
- (terwijl die [aangever] op de grond lag) (meermalen) in/op/tegen diens buik en/of in/op/tegen diens zij en/of op/tegen diens be(e)n(en), althans op/tegen diens lichaam, heeft geschopt en/of
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) diens hoofd en/of diens lichaam (meermalen) op/tegen een muur heeft geslagen en/of gegooid en/of geduwd en/of
- (met) een (glazen) pot, althans een (soortgelijk) voorwerp, op/tegen diens (achter)hoofd (kapot) heeft geslagen en/of
- (met een (plastic) schaaltje, althans een (soortgelijk) voorwerp) (meermalen) op/tegen diens arm(en) heeft geslagen,
waardoor die [aangever] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Utrecht, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vasthad) een (glazen) pot, althans een (soortgelijk) voorwerp, naar, althans in de richting van, die [aangever] gegooid en/of met een vork in zijn, verdachtes, hand voor, althans dichtbij die [aangever] is gaan staan en/of (vervolgens) prikkende en/of stekende bewegingen naar, althans in de richting van die [aangever], heeft gemaakt en / of (daarbij) voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: "ik vervloek jou, ik ga jou vermoorden" en/of "ik ga nooit meer terug naar Libië, ik vermoord jou en blijf in Nederland", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn cel in Soesterberg [aangever] (de rechtbank begrijpt dat verdachte daarmee aangever [aangever] bedoelt) bij zijn keel heeft vastgepakt en –gehouden tot aan het moment dat de bewakers kwamen. Volgens verdachte is het mogelijk dat [aangever] met zijn hoofd de muur heeft geraakt, maar is het niet zijn bedoeling geweest om [aangever] met zijn hoofd tegen de muur te slaan. Verdachte bekent ter terechtzitting dat hij [aangever] wel in het gezicht heeft geslagen en dat dit alles gebeurde in een bui van kwaadheid. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd dat hij een stekende beweging heeft gemaakt met de vork in de richting van [aangever].
Voorzover [aangever] anders heeft verklaard omtrent hetgeen is voorgevallen, is dat, volgens verdachte ter terechtzitting, onjuist. Verdachte ontkent een pot pindakaas op het hoofd van [aangever] kapot te hebben geslagen.
Aangever [aangever] heeft bij de politie een verklaring afgelegd die ten dele overeenkomt met de verklaring van verdachte. Tot aan het moment dat de detentietoezichthouders ter plaatse zijn, vindt de verklaring van aangever geen steun in andere stukken van het dossier. De rechtbank zal met betrekking tot het bewijs in beginsel de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgen. Wat betreft het met het hoofd tegen de muur slaan gaat de rechtbank uit van zijn bekentenis bij de rechter-commissaris. Ook de raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting tot uitgangspunt genomen dat verdachte twee à drie keer het hoofd tegen de muur heeft geslagen.
De verklaring van getuige [getuige 1] bij de politie komt overeen met hetgeen verdachte heeft verklaard. Volgens deze getuige zag hij dat verdachte [aangever] bij zijn strot vasthad en dat verdachte hem met zijn hand in het gezicht sloeg. Tevens heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte een vork pakte en daarmee stekende bewegingen richting [aangever] maakte. Ook getuige [getuige 2] heeft gezien dat verdachte de keel van [aangever] dichtkneep en [aangever] paars aanliep.
De medische verklaring bevestigt hetgeen uit voornoemde verklaringen is gebleken.
Gelet op vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat verdachte de opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om aangever [aangever] van het leven te beroven. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De handelingen die verdachte heeft verricht, met name het in de keel knijpen waarbij aangever paars aanliep, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie dan dat aangever zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen.
Het verweer van de raadsvrouwe dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred volgt de rechtbank niet. Zelfs op het moment dat de detentietoezichthouders op verdachte inpraatten, bleef hij aangever vasthouden bij de keel en, eerst op het moment dat men de cel betrad en verdachte en aangever van elkaar werden gescheiden, werd de uitvoering van het feit beëindigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende wijze, dat:
hij op 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- de keel/hals van die [aangever] heeft vastgepakt en in de keel van die [aangever] heeft geknepen en
- (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vast had) het hoofd van die [aangever] meermalen tegen een muur heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 10 februari 2008 te Soesterberg, gemeente Soest, [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij, verdachte, de keel/hals van die [aangever] vast had) met een vork in zijn, verdachtes, hand prikkende en/of stekende bewegingen naar die [aangever] gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Bedreiging met zware mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het betreft ernstige feiten, welke door de wijze waarop het geweld en de bedreiging met geweld zijn uitgevoerd in de kleine ruimte van een afgesloten cel, het slachtoffer veel angst moeten hebben ingeboezemd. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Daarnaast acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat het slachtoffer nog gedurende lange tijd de (psychische) gevolgen van deze feiten zal ondervinden.
Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder bij detentietoezichthouders en medegedetineerden die met geweld en bedreiging met geweld in een cellencomplex worden geconfronteerd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 februari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het Leger des Heils d.d. 6 maart 2008, opgemaakt door de heer C.J. Rijkaard, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 9 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs M.J. Smit, voorzitter, J.R. Krol en M.P. Gerrits-Janssens, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2008.