Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 223567 / HA ZA 06-2905
HUAN HIE TAN
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMICUS D’ARTE IN- EXTERIEUR B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. S. Toes,
[gedaagde in conventie/eiser inreconventie],
wonende te [adres], [land],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. R.D.C. Jonker.
Partijen zullen hierna Tan q.q. en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2007, waarin opgenomen de mondelinge conclusie van antwoord in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. Op 10 december 1996 is opgericht Amicus d’Arte In-Exterieur B.V. (hierna Amicus). Als bedrijfsomschrijving is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen:
het ontwerpen van interieurs en exterieurs, het verlenen van adviezen voor in- en exterieur architectuur en de realisatie daarvan en het renoveren en restaureren van interieurs en roerende goederen in het algemeen.
Bestuurder en enig aandeelhouder va[aandeelhouder]aandeelhouder]. (hierna: [aandeelhouder]). Enig aandeelhouder en bestuurder van [aandeelhouder] is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie].
2.2. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres] (hierna: het pand).
2.3. Bij facturen van 1 juni 1999 heeft Ad Beuk B.V. (hierna: Beuk) aan Amicus terzake van de levering en installatie van keukenapparatuur ƒ 144.652,25 exclusief BTW in rekening gebracht.
2.4. Op 1 juli 1999 hebben [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als verhuurder en mevrouw [huurder] (hierna: [huurder]), in haar hoedanigheid van bevoegd functionaris van de besloten vennootschap in oprichting Ilha B.V. i.o. als huurder, een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand.
2.5. Eveneens op 1 juli 1999 hebben [gedaagde in conventie/eiser in reconventie], in zijn hoedanigheid van directeur van [aandeelhouder] – enig aandeelhouder en bestuurder van Amicus –, en [huurder] als bevoegd functionaris van Ilha B.V. i.o., een huurkoopovereenkomst gesloten. In deze huurkoopovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
(…)
De comparant sub 1 heeft verkocht in huurkoop aan de comparant sub 2 (…) het interieur/inventaris/ concept in het pand (…) volgens hierbij aangehechte lijst.
De koopprijs bedraagt: tweehonderdvijftigduizenddriehonderd gulden (ƒ 250.300,00), (…).
2.6. Aan de huurkoopovereenkomst is als bijlage een inventarislijst gehecht, met een opsomming van een 40-tal items, waaronder staat vermeld als totale overname som
ƒ 250.300,=.
2.7. Bij vonnis van 16 augustus 2000 is Amicus door de rechtbank Utrecht failliet verklaard, met benoeming van mr. G. Verschuren tot curator. Bij beslissing van 26 februari 2001 is mr. G. Verschuren als curator ontslagen en is benoemd tot curator mr. H.H. Tan.
2.8. Bij vonnis van 27 april 2001 heeft de kantonrechter te Utrecht, op vordering van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie], Ilha veroordeeld tot betaling van ƒ 108.801,16 terzake van huurachterstand en de (voorwaardelijke) ontruiming van het gehuurde uitgesproken. Na betekening van dit vonnis heeft de deurwaarder op 15 juni 2001 executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van Ilha in het pand aan de [adres] en op 29 juni 2001 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in bewaring gegeven.
2.9. Tussen Tan q.q. en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dan wel diens raadsman is na het vertrek van Ilha uit het pand contact geweest over de exploitatie van het restaurant door middel van verkoop dan wel verhuur.
2.10. Op 29 juni 2001 hebben [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als verkoper en mevrouw [[koper] (hierna: [koper]) als koper een “verkoopovereenkomst restaurantbedrijf/inventaris” gesloten. In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
(…)
Art. 1. 1. De verkoper verklaart te hebben verkocht en in eigendom over te dragen aan de koper (…): Het restaurantbedrijf / inventaris – zoals deze nader is gespecificeerd op de door beide partijen getekende en aan deze akte vastgehechte staat.
2. Deze verkoop en koop is geschied zonder voorbehoud van financiering of enige andere ontbindende voorwaarde, voor een som van NLG 65.000,-- (…).
2.11. Op 3 juli 2001 is de deurwaarder, op verzoek van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie], tot taxatie van de eerder onder Ilha in beslag genomen goederen overgegaan. In het exploot staat als totale taxatiewaarde van de in beslag genomen goederen vermeld ƒ 9.982,50. In het exploot staat verder vermeld:
(…) Niet getaxeerd omdat deze feitelijk met het pand verbonden zijn:
diverse keukenapparatuur, koelwerkbank, uitgiftebuffet, goederenlift, afzuiginstallatie, complete wasstraat, kookeiland, sauzenkoeler, biertapinstallatie, debrasseertafel, drankkoelers. (…)
2.12. Op 6 augustus 2001 is een verkoopovereenkomst restaurantbedrijf/inventaris gesloten tussen [koper] als verkoper, [tweede kop[tweede koper] (hierna: [tweede koper]) als koper, [borgstelling] als borgsteller en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als verhuurder. In deze overeenkomst is het volgende opgenomen, voor zover hier van belang:
(…)
Art. 1. 1 De verkoper verklaart te hebben verkocht en in eigendom over te dragen aan de koper, (…):
Alle zaken en vermogensrechten terzake van het restaurantbedrijf “Ilha” met het recht op deze naam, in het genoemde perceel te De Bilt, met de gehele daartoe behorende inventaris - zoals deze nader is gespecificeerd op de door beide partijen getekende en aan deze akte vastgehechte staat.
2. Deze verkoop en koop is geschied zonder voorbehoud van financiering of enige andere ontbindende voorwaarde, voor een som van NLG 405.000,-- (…).
7. Verkoper verklaart bevoegd te zijn tot verkoop van de onderneming; op de goederen rusten geen beslagen, geen pandrecht of andere beperkingen waar koper kennis van behoort te dragen. (…)
2.13. Medio augustus 2001 heeft een kantoorgenoot van Tan q.q. het restaurant bezocht en heeft [tweede koper] in het restaurant aangetroffen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft vervolgens op de derdenrekening van Tan q.q. een bedrag van ƒ 50.000,= betaald om [tweede koper] in het restaurant te kunnen laten blijven.
2.14. Bij ongedateerde brief van de eerste helft van september 2001 heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan Tan q.q. bericht, voor zover hier van belang:
(…) Ik realiseerde mij op het moment van uitzetting van Ilha BV niet, maar nu inmiddels wel, dat ik de goederen van Ilha BV, die middels eigendom voorbehoud Curanda [Amicus] toebehoren, niet kan vervreemden. (…) De goederen zijn echter vanaf het moment van uitzetting van Ilha BV tot op heden te allen tijde beschikbaar geweest en zullen beschikbaar blijven. (…) De goederen van Amicus (ad +/- Hfl 250.000,00) werden in huurkoop afgegeven. (…) Ilha BV kwam haar verplichting jegens mij als verhuurder en eigenaar van het restaurant en haar verplichtingen met betrekking tot de huurkoop jegens Amicus BV niet na en heeft haar activiteiten gestaakt. Met het staken van haar activiteiten verdween ook het concept. (…) Mocht u echter bij uw standpunt blijven dan zullen wij, aangezien het een zaak betreft tussen u (Curanda) en Ilha BV de goederen bij Ilha afleveren op een door Ilha aangewezen plaats. Dit alles in overleg met de advocaat van Ilha BV. Uiteraard heeft dit ook de goedkeuring in instemming van de heer [tweede koper] en mevrouw [koper]. (…)
2.15. Tan q.q. heeft, in reactie op de brief van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie], bij brief van 12 september 2001 aan de raadsman van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bericht, voor zover hier van belang:
(…) Evenmin lijkt het weinig zinvol dat alle roerende zaken aan Ilha en/of curanda geretourneerd worden. Dit brengt enerzijds onnodige kosten voor de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] c.q. de heer [tweede koper] met zich mee, anderzijds zal de boedel weinig baten genereren door verkoop van de losse delen van de inventaris. Immers het geheel vertegenwoordigt een grotere waarde dan de som der delen. Daarbij is van belang dat de discussie geen betrekking heeft op de inventaris, maar dat in dispuut is wie de eigenaar is van de keuken en de goodwill. (…)
2.16. Tan q.q. heeft aangifte gedaan van faillissementsfraude ex artikel 342 en 343 SR tegen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [koper] en, door middel van een voegingformulier, de door hem gestelde schade in de strafzaak op hen willen verhalen. De officier van justitie heeft de zaak geseponeerd.
2.17. Op 25 september 2001 hebben [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [tweede koper] en huurovereenkomst met betrekking tot de (ver)huur van het pand ondertekend, ingaande 1 september 2001. In deze huurovereenkomst is in artikel 1, alsmede als voetnoot onder iedere pagina, met betrekking tot het gehuurde, de bestemming en het gebruik bepaald:
(…) van het gehuurde is nadrukkelijke niet inbegrepen:
a. het decor, de aankleding, waarde, of creatieve waarde van het decor en de aankleding, die uitsluitend is aangebracht ten behoeve van het restaurantbedrijf.
b. Alle apparatuur of goederen die bestemd zijn voor de uitoefening van het restaurant bedrijf en kunnen worden verwijderd zonder dat het onroerende goed wordt beschadigd, of op zodanige wijze kunnen worden verwijderd dat het onroerend goed direct kan worden hersteld. (…)
2.18. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft de raadsman van [koper] aan Tan q.q. bericht, voor zover hier van belang:
(…) Cliënte heeft bij wijze van vriendendienst ten behoeve van de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] meegewerkt aan de verkoop van het restaurantbedrijf/inventaris. (...)
2.19. Op 13 september 2001 is ex artikel 66 Faillissementswet, door de rechter-commissaris in het faillissement van Amicus, [tweede koper] als getuige gehoord. Hij heeft onder meer verklaard:
(…) Tot het verkochte behoorde de onderneming, inventaris en de voorraden. Tot het gekochte behoorde niet de goodwill. (…) Ik heb de koopovereenkomst gesloten met mevrouw [koper], die in [land] verblijft. Mevrouw [koper] heb ik nooit gezien of gesproken. Ik deed zaken met de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]; die bemiddelde tussen mevrouw [koper] en mijzelf. (…) De heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft zich tegenover mij nooit voorgedaan als eigenaar van de onderneming. De heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vertelde mij dat de heer [meneer B] de onderneming verkocht had aan mevrouw [koper]. (…) Ik heb met de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet onderhandeld over de vraagprijs voor de onderneming van 4 ton. Dit bedrag was reeds eerder afgesproken (…) Over de goederen die wel of niet in de koopsom waren begrepen heb ik evenmin met de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onderhandeld. Bij het koopcontract zat een inventarislijst; daarover heb ik geen uitleg gehad. (…) De rechter-commissaris toont de heer [tweede koper] een inventarislijst die zich in het rechtbankdossier (…) bevindt en vraagt de heer [tweede koper] of dit dezelfde lijst is als de lijst waarover de heer [tweede koper] het zojuist had. De heer [tweede koper] verklaart: Zo te zien gaat het wel om dezelfde lijst. Een kopie van deze inventarislijst zal aan dit proces-verbaal worden gevoegd. (…) De heer [tweede koper] verklaart dat hij pas op 16 augustus 2001, de dag waarop mr. Tan en mr. Zwezerijen bij het restaurant langs kwamen, begreep dat er beslag lag op de goederen van de onderneming. Voorts verklaart de heer [tweede koper] dat de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] hem na 16 augustus 2001 aangeboden heeft om de inventaris op kosten van de heer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te vervangen, voor het geval de inventaris verwijderd zou worden. (…)
Aan het proces-verbaal is dezelfde inventarislijst gevoegd die ook aan de huurkoopovereenkomst tussen Amicus en Ilha van 1 juli 1999 is gehecht (zie hierboven onder 2.6.).
in conventie
3.1. Tan q.q. vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] tot betaling van EUR 176.455,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2001, althans vanaf 6 augustus 2001, althans de dag der dagvaarding. Verder vordert Tan q.q. dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] wordt veroordeeld tot betaling van EUR 2.842,= aan buitengerechtelijke incassokosten en in de proceskosten.
3.2. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vordert – samengevat – veroordeling van Tan q.q. tot betaling van EUR 22.689,01, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2001, alsmede veroordeling tot betaling van EUR 2.842,= aan buitengerechtelijke kosten. Verder vordert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voor recht te verklaren dat Tan q.q., door zich tezamen met Beuk en diens personeel de toegang te verschaffen tot het bedrijfspand, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en daarmee in beginsel aansprakelijk is voor eventuele als gevolg hiervan door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] geleden schade. Alles met veroordeling van Tan q.q. in de proceskosten.
3.4. Tan q.q. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Tan q.q. stelt dat de koopovereenkomst van 29 juni 2001 terzake van het restaurantbedrijf/de inventaris tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [koper] een opzetje is geweest. [koper] zelf heeft te kennen gegeven dat het om een vriendendienst ging en er was geen zakelijk motief om te verkopen aan [koper]. Ook de prijs was niet zakelijk, mede gezien de prijs waarvoor het enkele weken later aan [tweede koper] werd verkocht. [koper] trad als stroman op voor [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en zij en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dienen te worden vereenzelvigd. Het bedrag van ƒ 405.000,= dat [tweede koper] vervolgens voor de koop heeft betaald, ziet volledig op het restaurantbedrijf Ilha – inclusief eventuele goodwill. [tweede koper] heeft alle zaken en vermogensrechten van het restaurantbedrijf gekocht en de hele onderneming overgedragen gekregen. Dit kan worden afgeleid uit de koopovereenkomst van 6 augustus 2001 in combinatie met de huurovereenkomst van 25 september 2001 en de inventarislijst die gehecht is aan zowel de huurkoopovereenkomst met Ilha van 1 juli 1999 als de koopovereenkomst met [tweede koper]. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft onbevoegd beschikt over het restaurantbedrijf Ilha. Hij was slechts eigenaar van het pand en Amicus was eigenaar van het restaurantbedrijf en het concept Ilha. Na het faillissement van Amicus viel het restaurantbedrijf/de inventaris in de boedel. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft onrechtmatig jegens de boedel gehandeld door de verkoop van het restaurantbedrijf/de inventaris, eerst aan [koper] en vervolgens aan [tweede koper], terwijl hij wist dat het in de boedel viel. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft inbreuk gemaakt op de rechten van de boedel door de goederen aan de boedel te onttrekken en zonder instemming van Tan q.q. na [koper] aan [tweede koper] te verkopen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft gehandeld in strijd met een wettelijke plicht en met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Als gevolg hiervan lijdt de boedel schade, die aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] kan worden toegerekend en die door hem aan de boedel moet worden vergoed. Na aftrek van de al door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in augustus 2001 betaalde EUR 22.689,= resteert terzake van die schade EUR 176.455,34. Tan q.q. maakt aanspraak op de wettelijke rente hierover en op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
4.2. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert als verweer aan – samengevat – dat, nadat de voormalig exploitant van Ilha uit het pand ontruimd was, hij de onroerende zaak met de keukeninventaris tot zich heeft genomen en daartoe ook bevoegd was. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft een nieuwe huurder/exploitant gevonden en daarmee gecontracteerd, hetgeen hem vrij stond. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft Tan q.q. aangeboden de tot de boedel behorende zaken af te geven dan wel een vergoeding hiervoor te betalen. Tan q.q. kan slechts, in verband met de huurkoopovereenkomst tussen Amicus en Ilha, aanspraak maken op de roerende zaken dan wel de waarde van de door Amicus aan Ilha geleverde roerende zaken, voor zover deze zaken niet onroerend zijn geworden door natrekking of als bestanddeel. Deze roerende zaken worden door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ter beschikking van Tan q.q. gehouden. Amicus was geen eigenaar van het restaurantbedrijf of een concept en Tan q.q. kan op deze grond geen aanspraak maken op een vergoeding. [tweede koper] heeft voor het aan hem geleverde een reële prijs betaald, gebaseerd op huursom, enkele roerende zaken, locatie, vergunningen, de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in privé gedane investeringen en de exploitatiemogelijkheden van het pand. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft zelf, in privé dan wel via zijn beheersvennootschap, grote vorderingen op Amicus, die door Tan q.q. ook op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen zijn geplaatst. Als er al goodwill bestond met betrekking tot de exploitatie van het restaurant – wat door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] wordt betwist, omdat er geen omzet, winstgevendheid en clientèle was –, dan kwam die goodwill toe aan Ilha en is de goodwill verdwenen op het moment dat Ilha het pand ontruimde. Als er nadien nog goodwill was, is deze toe te rekenen aan de onroerende zaak. Ilha noch haar latere curator heeft op de goodwill aanspraak gemaakt. De huurkoopovereenkomst tussen Amicus en Ilha betrof, gezien de huurkoopsom van ƒ 250.300,= en de waarde van de bij Beuk aangeschafte keukenapparatuur van ƒ 211.577,25 vooral de door Beuk geleverde zaken en niet immateriële zaken. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist dan ook onrechtmatig jegens Tan q.q. te hebben gehandeld.
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Voor het beantwoorden van de vraag of [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onrechtmatig jegens de boedel van het failliete Amicus heeft gehandeld door verkoop van het restaurantbedrijf/de inventaris aan [koper], dient allereerst te worden vastgesteld wat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] eerst aan [koper], en [koper] vervolgens aan [tweede koper] heeft verkocht. Vervolgens zal moeten worden vastgesteld wat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan [koper], en [koper] aan [tweede koper] had mogen verkopen.
4.4. Bij de in het geding gebrachte “verkoopovereenkomst restaurantbedrijf/inventaris” van 29 juni 2001 gesloten tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [koper] ontbreekt een lijst, hoewel er in de overeenkomst wel naar wordt verwezen. Ook bij de in het geding gebrachte “verkoopovereenkomst restaurantbedrijf/inventaris” van 6 augustus 2001 gesloten tussen [koper] en [tweede koper] is geen inventarislijst gevoegd, terwijl daar in artikel 1.1. van de overeenkomst wel naar wordt verwezen. [tweede koper] heeft als getuige bij de rechter-commissaris in het faillissement van Amicus verklaard dat bij de overeenkomst een inventarislijst zat en dat dit dezelfde lijst was die ook bij de huurverkoopovereenkomst tussen Amicus en Ilha hoorde. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat aan de koopovereenkomst tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [koper] dezelfde lijst is gehecht, waarop naast de meubelen en andere (losse) inventaris óók de keukenapparatuur staat vermeld. Vaststaat welke zaken door Amicus aan Ilha in huurverkoop zijn verkocht en van Amicus zijn gebleven in verband met het niet volledig betalen van de huurkooptermijnen door Ilha. Er moet van worden uitgegaan dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan [koper] heeft verkocht voor het bedrag van ƒ 65.000,- de eerder door Amicus aan Ilha in huurkoop voor ƒ 250.300,- verkochte zaken inclusief de keukenapparatuur en dat [koper] vervolgens deze zaken aan [tweede koper] heeft verkocht voor ƒ 405.000,-. Dit in verband met het onderwerp van de overeenkomst tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [koper], te weten de verkoop en koop van het restaurantbedrijf en de inventaris, alsmede in verband met het bepaalde in artikel 1.1. van de overeenkomst tussen [koper] en [tweede koper] en de aan die overeenkomst gehechte lijst. Hieruit volgt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de niet aan hem, maar aan Amicus toebehorende zaken – zoals opgenomen in de inventarislijst behorende bij de huurkoopovereenkomst tussen Amicus en Ilha – aan [koper] heeft verkocht. Daarmee heeft hij in beginsel onbevoegd en onrechtmatig over die zaken beschikt.
4.5. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat hij als eigenaar van het pand na het faillissement van Ilha bevoegd was om de in de onroerende zaak bevindende keukeninventaris tot zich te nemen en te verkopen, omdat deze zaken bestanddeel zijn geworden van de onroerende zaak en hij door natrekking eigenaar is geworden van de keukeninventaris.
4.6. Om te beoordelen of [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bevoegd was om de door Amicus bij Beuk aangeschafte en aan Ilha in huurkoop verkochte keukeninventaris op die grond aan [koper] te verkopen, dient te worden nagegaan of de keukeninventaris bestanddeel van de onroerende zaak en daarmee eigendom van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als eigenaar van de onroerende zaak is geworden. Daarbij wordt aangetekend dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft nagelaten te specificeren welke zaken volgens hem zijn eigendom zijn geworden door natrekking en welke zaken roerend zijn gebleven en daarmee niet zijn eigendom zijn geworden.
4.7. Ingevolge artikel 3:4 BW is al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak en wordt een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van de zaken, bestanddeel van de hoofdzaak.
4.8. Uit de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als productie 20 in het geding gebrachte lijst en de facturen van Beuk kan niet worden geconcludeerd dat de keukenapparatuur die door Amicus is aangeschaft ten behoeve van de uitoefening van een restaurant, na aflevering en installatie door Beuk in de onroerende zaak, volgens verkeersopvatting onderdeel van die onroerende zaak is gaan uitmaken. Het gaat om de volgende zaken: een koelmeubel met koelwerkbanken, een combi-steamer met onderstel en frame met lades, een glazenspoelmachine, een schepijsvitrine, een gekoelde werkbank met ladeblok voor separaat opgestelde machine, een koelinstallatie ten behoeve van koelbank, een tapas koelvitrine, een lavasteengrill (tafelmodel) met open onderstel, een enkele gasfriteuse, een 4-vlams gasfornuis met oven, een snijmachine, een keukenmachine, een aanvoertafel met spoelbak en onderstel, een afvoertafel met onderstel, een voorspoeldouche, een afzuiginstallatie, een koelwerkbank ten behoeve van separaat opgestelde installatie met ladenset en twee koelinstallaties, een dubbeldeurs koel/vrieskast, een doorschuifafwasmachine, wandschappen, een warmtebrug, een ingrediëntenkoeling met glasopbouw en werkbank, een ijsblokjesmachine, een afruimbuffet met geleiders en debrasseergat, een heteluchtoven, een magnetron, ijsportioneerlepelbak, kraan met kniebediening, bestekbak, afruimbak, deksel en lepels en bonnenhouder, diverse slagerijattributen, een inbouw bain-marie met aftapkraan en bovenplint, frame, werkblad, lekbak, schap boven debrasseertafel en een zeepdispenser van een afwasmachine. De onroerende zaak en de hiervoor genoemde keukenapparatuur zijn niet in constructief opzicht specifiek in zodanige mate op elkaar afgestemd, nu immers bij het ontbreken van die keukenapparatuur niet gezegd kan worden dat de onroerende zaak als incompleet of onvoltooid moet worden beschouwd. Evenmin is komen vast te staan dat die apparatuur op zodanige wijze met de onroerende zaak is verbonden dat zij niet zonder beschadiging van betekenis aan de onroerende zaak daaruit kan worden verwijderd. Daartoe heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ook onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd.
4.9. Dit leidt tot de conclusie dat de in het pand van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bevindende keukenapparatuur niet door natrekking eigendom van hem is geworden en dus dat deze apparatuur in de boedel van Amicus valt. Dat betekent dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onbevoegd alle op de bij de diverse (huur)koopovereenkomsten behorende inventarislijst vermelde roerende zaken, inclusief de keukenapparatuur, tot zich heeft genomen en dat hij hierover onbevoegd heeft beschikt door deze te verkopen aan [koper]. [koper] is, zo heeft zij via haar raadsman aan Tan q.q. bericht, de overeenkomst met [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als een vriendendienst aangegaan. Verder heeft [tweede koper] bij de rechter-commissaris verklaard dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de persoon was met wie hij bij de verkoop van het restaurant de contacten had en dat hij [koper] nooit heeft gezien of gesproken. Hiermee staat vast dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] feitelijk de verkoper was die aan [tweede koper] verkocht. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] was er voorts al, vóórdat hij de overeenkomst met [koper] tot verkoop van het restaurantbedrijf/inventaris aanging – gezien de eerdere contacten die tussen hem dan wel zijn advocaat en Tan q.q. hadden plaatsgevonden – mee bekend dat Tan q.q. het restaurantbedrijf als geheel wilde verkopen dan wel verhuren.
Onder deze omstandigheden komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat door onbevoegd de aan het failliete Amicus toebehorende zaken aan [koper] te verkopen, [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onrechtmatig jegens de boedel heeft gehandeld.
4.10. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de boedel als gevolg van deze onrechtmatige daad door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] schade heeft geleden. Vaststaat dat Amicus de inventaris en het interieur in juli 1999 voor een bedrag van ƒ 250.300,= aan Ilha in huurkoop heeft verkocht, dat dezelfde zaken door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op 29 juni 2001 voor slechts ƒ 65.000,= aan [koper] zijn verkocht, terwijl [koper] vervolgens deze zaken ongeveer vijf weken later voor
ƒ 405.000,= aan [tweede koper] heeft verkocht. [tweede koper] heeft de koopsom betaald voor het geheel van het restaurantbedrijf en de inventaris. Niet gebleken is dat [tweede koper] de prijs van ƒ 405.000,= heeft betaald voor méér dan het restaurantbedrijf en de inventaris dat eerder door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan [koper] is verkocht, gelet op de gelijkluidende inventarislijsten die deel uitmaken van de huurkoopovereenkomst van 1 juli 1999 en de koopovereenkomsten van 29 juni 2001 en 6 augustus 2001. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft door het onbevoegd verkopen van het gehele restaurantbedrijf/inventaris de mogelijkheid voor Tan q.q. om tot verkoop van dit geheel over te gaan, ontnomen. De schade voor de boedel bedraagt dan niet de som van de waarde van de afzonderlijke roerende zaken, maar de te realiseren opbrengst bij de verkoop van het geheel van het restaurantbedrijf/inventaris. Nu vijf weken nadat het restaurantbedrijf/de inventaris onrechtmatig door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de boedel was onttrokken, met de verkoop van het restaurantbedrijf en de inventaris als geheel de prijs van ƒ 405.000,= is gerealiseerd, is de door de boedel geleden schade te stellen op dit bedrag, omgerekend EUR 183.780,98. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft in augustus 2001 al een bedrag van ƒ 50.000,= (EUR 22.689,=) aan Tan q.q. betaald, zodat de nog door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan Tan q.q. te betalen schadevergoeding wordt begroot op EUR 161.091,98.
4.11. In het door Tan q.q. gevorderde bedrag aan schadevergoeding is mede begrepen een bedrag van EUR 15.364,34 als schade voor de boedel in verband met door hem en zijn medewerkers verrichte activiteiten om de schade op [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te verhalen. Dit blijkt uit het door Tan q.q. in het geding gebracht voegingformulier ten behoeve van een strafproces. Tan q.q. heeft deze schade echter onvoldoende onderbouwd, terwijl hij bovendien in deze civiele procedure ook nog eens buitengerechtelijke kosten van EUR 2.842,= vordert. Dit brengt mee dat de vordering van Tan q.q. voor het bedrag van EUR 15.364,34 niet kan worden toegewezen.
4.12. De vordering van Tan q.q. tot vergoeding van de schade wordt voor het bedrag van
EUR 161.091,98 toegewezen. De wettelijke rente hierover is verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] jegens de boedel onrechtmatig heeft gehandeld, de boedel schade heeft geleden en de verbintenis tot vergoeding van de schade opeisbaar is geworden, derhalve vanaf 29 juni 2001, het moment dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] het restaurantbedrijf/inventaris onbevoegdelijk en daarmee onrechtmatig aan [koper] heeft verkocht. Nu de gevorderde buitengerechtelijke kosten van EUR 2.842,= door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zijn erkend, zullen deze eveneens worden toegewezen.
4.13. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Tan q.q. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 88,82
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 4.667,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punt × tarief V EUR 1.421,00)
Totaal EUR 7.597,82
in reconventie
4.14. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] stelt, op grond van hetgeen hij in conventie als verweer heeft aangevoerd, dat het door hem aan Tan q.q. betaalde depotbedrag van ƒ 50.000,= aan hem dient te worden terugbetaald. Tan q.q. voert hetgeen hij in conventie heeft gesteld aan als verweer in reconventie.
4.15. De rechtbank overweegt als volgt. De toewijzing van de vordering van Tan q.q. in conventie brengt mee dat de betaling door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan Tan q.q. van ƒ 50.000,= niet onverschuldigd is gedaan. De vordering van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] tot terugbetaling hiervan aan hem moet dan ook worden afgewezen.
4.16. Met betrekking tot de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gevorderde verklaring voor recht overweegt de rechtbank dat door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat, dan wel op welke wijze, Tan q.q. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en de schade die hij hierdoor heeft geleden, zodat deze vordering eveneens dient te worden afgewezen.
4.17. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kosten aan de zijde van Tan q.q. worden begroot op nihil.
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan Tan q.q. te betalen het bedrag van EUR 163.933,98 (eenhonderd drieënzestig duizend negenhonderd drieëndertig euro en achtennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 161.091,98 vanaf 29 juni 2001 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Tan q.q. tot op heden begroot op EUR 7.597,82,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5. wijst de vordering af,
5.6. veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Tan q.q. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op
19 maart 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter