ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6478

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-506671-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 1 februari 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 februari 2006 betrokken was bij een verkeersongeval in Vleuten. De verdachte, bestuurder van een BMW, reed met een snelheid van ongeveer 70 km/u op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/u gold. Hij haalde een voor hem rijdende Volkswagen Golf in, waarbij hij een doorgetrokken streep overschreed. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de bestuurder van de Volkswagen Golf, genaamd [aangever], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken ruggenwervel en een gebroken sleutelbeen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig had gereden, wat de oorzaak was van het ongeval. Ondanks dat de verdachte verklaarde dat de andere bestuurder mogelijk een stuurfout had gemaakt, werd geconcludeerd dat de aanrijding voornamelijk aan de schuld van de verdachte te wijten was. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 140 uur, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 9235,-- toegewezen, met de bepaling dat de verdachte dit bedrag aan de benadeelde partij moest betalen.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van het ongeval en de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke delicten. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds onder de gevolgen van het ongeval lijdt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/506671-06
Datum uitspraak: 1 februari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (Jamaica),
verblijvende [verblijfsadres], [verblijfsplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. De inhoud daarvan is hier ingevoegd:
Primair
hij op of omstreeks 06 februari 2006 te omstreeks 22.15 uur, bij duisternis, binnen de bebouwde kom te Vleuten, in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, gekentekend [kenteken]), daarmede rijdende over de Europaweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden aangezien hij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, immers is hij, verdachte, rijdend op die weg, die ter plaatse bestond uit twee rijstroken van elkaar gescheiden door een doorgetrokken streep (zoals bedoeld in artikel 76 van het RVV 1990) en/of waar ter plaatse een maximumsnelheid gold van 50 km/uur,
en/of in welk wegdek verkeersdrempels waren aangebracht een (met een snelheid van ongeveer 70km/uur) voor hem rijdende personenauto (merk Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken]) links in gaan halen (waarbij hij de doorgetrokken streep heeft overschreden)
en/of heeft hij die voor hem rijdende personenauto op zodanig wijze ingehaald en/of is met dat door hem bestuurde motorrijtuig zo kort voor die door hem ingehaalde personenauto naar rechts gereden, dat laatstgenoemde personenauto in het veilig voortrijden werd gehinderd en er een botsing/aanrijding heeft plaatsgevonden tussen die door hem ingehaalde
personenauto en het door hem bestuurde motorrijtuig als gevolg waarvan de bestuurder van die personenauto (Volkswagen Golf) (genaamd [aangever]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en/of een ingedeukte ruggenwervel en/of een gekneusde
ruggenwervel en/of een gebroken sleutelbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 06 februari 2006, te Vleuten, in de gemeente Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, gekentekend [kenteken]), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Europaweg welke weg ter plaatse bestond uit twee rijstroken van elkaar gescheiden door een doorgetrokken streep (zoals bedoeld in artikel 76 van het RVV 1990) en/of waar ter plaatse een maximumsnelheid gold van 50 km/uur, en/of in welk wegdek verkeersdrempels waren aangebracht en/of is hij een (met een snelheid van ongeveer 70km/uur) voor hem rijdende personenauto (merk Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken]) links in gaan halen (waarbij hij de doorgetrokken streep heeft overschreden) en/of heeft hij die voor hem rijdende personenauto op zodanig wijze ingehaald en/of is met dat door hem bestuurde motorrijtuig zo kort voor die door hem
ingehaalde personenauto naar rechts gereden, dat laatstgenoemde personenauto in het veilig voortrijden werd gehinderd en er een botsing/aanrijding heeft plaatsgevonden tussen die door hem ingehaalde personenauto en het door hem bestuurde motorrijtuig,door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat
hij op 06 februari 2006, bij duisternis, binnen de bebouwde kom te Vleuten, in de gemeente Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, gekentekend [kenteken]), daarmede rijdende over de Europaweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden aangezien hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, immers is hij, verdachte, rijdend op die weg, die ter plaatse bestond uit twee rijstroken van elkaar gescheiden door een doorgetrokken streep zoals bedoeld in artikel 76 van het RVV 1990 en waar ter plaatse een maximumsnelheid gold van 50 km/uur, en in welk wegdek verkeersdrempels waren aangebracht, een met een snelheid van ongeveer 70km/uur voor hem rijdende personenauto (merk Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken]) links in gaan halen waarbij hij de doorgetrokken streep heeft overschreden en heeft hij die voor hem rijdende personenauto op zodanig wijze ingehaald dat laatstgenoemde personenauto in het veilig voortrijden werd gehinderd en er een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen die door hem ingehaalde personenauto en het door hem bestuurde motorrijtuig, als gevolg waarvan de bestuurder van die personenauto (Volkswagen Golf) genaamd [aangever], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en een ingedeukte ruggenwervel en een gekneusde ruggenwervel en een gebroken sleutelbeen werd toegebracht.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 6 februari 2006 bij duisternis heeft er op de Europaweg te Vleuten, gemeente Utrecht, een ongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto, BMW, betrokken was. Als gevolg hiervan heeft [aangever], bestuurder van de andere betrokken auto, zwaar lichamelijk letsel opgelopen .
De mate van schuld.
De officier van justitie heeft gerequireerd dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door in het donker terwijl het regende, met een hogere snelheid dan was toegestaan, een doorgetrokken streep te overschrijden teneinde de voor hem rijdende auto in te halen. Verdachte heeft vervolgens bij het invoegen op de rechter rijstrook te vroeg ingestuurd, waardoor hij de auto van het slachtoffer heeft geraakt, die hierdoor de macht over het stuur kwijt raakte en in de tuin voor een woning tot stilstand kwam.
De verdachte heeft naar eigen zeggen enige tijd achter de auto van het slachtoffer gereden. Het slachtoffer minderde volgens verdachte vaart en toen heeft hij hem, met een snelheid van 60 tot 70 km per uur, ingehaald. Hiertoe heeft hij een doorgetrokken streep moeten overschrijden . Volgens verdachte kwam de auto van het slachtoffer tijdens het inhalen naar hem toe en hebben de auto’s elkaar daardoor geraakt.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij vanuit zijn woning heeft gezien dat een hoge grote auto een kleinere auto inhaalde. De getuige kreeg de indruk dat de grote auto erg hard reed. Vervolgens zag hij dat de beide auto’s, terwijl ze naast elkaar reden, elkaar raakten.
Het slachtoffer [aangever] heeft verklaard dat hij in het donker in zijn Volkswagen Golf op de Europaweg ongeveer 70 km per uur reed. Later heeft hij verklaard dat hij niet meer wist wat zijn snelheid was . Op enig moment, vlak voordat hij een verkeersdrempel opreed, zag hij in zijn linker spiegel een andere auto achter zich aankomen. Ter hoogte van de verkeersdrempel voelde hij links achter zijn stoel een klap en zag dat de linker zijkant van zijn auto tegen de andere auto zat. Hij probeerde te sturen, maar dat lukte niet meer. Vervolgens werd hij in de richting van de berm aan de rechter zijde van de weg gedrongen en ging hij vlak langs een boom. Hij kwam in een tuin voor een woning tot stilstand.
Op basis van bovenstaande verklaringen van [getuige], [aangever] en verdachte zelf, komt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte bij duisternis met een snelheid van ongeveer 70 km per uur heeft gereden over een weg waar 50 km per uur is toegestaan. Verdachte heeft vervolgens de doorgetrokken streep overschreden en heeft de auto van het slachtoffer links ingehaald op een wegdek waarin verkeersdrempels waren aangebracht. Vervolgens heeft er een aanrijding plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer en verdachte de macht over het stuur zijn verloren en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank merkt op dat noch uit het proces-verbaal noch uit het verhandelde ter zitting duidelijk is geworden hoe de daadwerkelijke aanrijding heeft plaatsgevonden. Er staat in ieder geval vast dat de beide auto’s elkaar hebben geraakt.
In de analyse verkregen gegevens van het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse d.d. 6 april 2006, is vermeld dat gezien de uitloop van de voertuigen (Volkswagen [RB: van het slachtoffer] sterk naar rechts) na het conflictpunt, het niet waarschijnlijk is dat de Volkswagen naar links is bewogen op het moment dat hij werd ingehaald door de BMW [RB: van verdachte].
Ook al is niet duidelijk hoe de aanrijding exact tot stand is gekomen, en valt ondanks het voorgaande niet uit te sluiten dat het slachtoffer naar links is uitgeweken op het moment dat hij werd ingehaald door verdachte, dan nog is de rechtbank van oordeel dat de aanrijding aan de schuld van verdachte is te wijten.
Als verdachte niet was gaan inhalen met te hoge snelheid op een plaats waar dit verboden was, had de eventuele uitwijking naar links van het slachtoffer geen gevolgen gehad. Door op deze wijze in te halen creëerde verdachte een zeer gevaarlijke situatie.
Het slachtoffer behoefde niet bedacht te zijn op een dergelijke (verboden) manoeuvre. Derhalve geldt dat ook al heeft het slachtoffer wellicht de door verdachte gestelde stuurfout gemaakt (hetgeen niet is komen vast te staan), dan nog dienen de gevolgen van het ongeval aan verdachte te worden toegerekend.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, zodat een verkeersongeval is ontstaan waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, omdat zijn hoogzwangere vriendin hem had gebeld dat zij pijn had, in het duister met een snelheid van ongeveer 70 km per uur waar 50 km per uur was toegestaan, over de Europaweg te Vleuten gereden, heeft een doorgetrokken streep overschreden en heeft op een wegdek waarin verkeersdrempels waren aangebracht de auto van het slachtoffer ingehaald. Vervolgens heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen de Volkswagen Golf van het slachtoffer en de door verdachte bestuurde BMW, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een hinderlijke en zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarvan het slachtoffer nog immer de gevolgen ondervindt.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte meewegen dat hij na het ongeval naar het slachtoffer is gerend om hem bij te staan, een ambulance heeft gebeld en een deken over het slachtoffer heeft gelegd om te voorkomen dat hij verder afkoelde.
De rechtbank betreurt het echter wel dat verdachte na het ongeval geen contact meer heeft opgenomen met het slachtoffer, omdat verdachte meende dat het letsel van het slachtoffer meeviel.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten, maar wel een transactie heeft betaald voor een na bovenstaand feit gepleegde snelheidsovertreding (art. 62 RVV90).
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een werkstraf voor de duur van 140 uur subsidiair 70 dagen hechtenis;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 9235,-- met de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu tussen de datum van het laatste verhoor van verdachte en de eerste behandeling ter zitting een periode van bijna twee jaren is verstreken en het strafblad van verdachte ten aanzien van soortgelijke delicten beperkt is.
De vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 9235,-- wegens materiële schade en een bedrag van € 768,30 (€ 554,10 en € 210,20) wegens wettelijke rente en kosten rechtsbijstand.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op wettelijke rente en kosten rechtsbijstand is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in de strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte primair bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 9235,--, welk bedrag door verdachte niet is betwist.
De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24 en 36f van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Veroordeelt de verdachte wegens het primair bewezen verklaarde feit voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever], wonende te Haarlem, ten dele toe tot een bedrag van € 9235,-- (zegge negenduizend tweehonderdvijfendertig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het hiervoor omschreven gedeelte en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 9235,-- (zegge negenduizend tweehonderdvijfendertig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs S.C. Hagedoorn, L.E. Verschoor-Bergsma en I.P.H.M. Severeijns bijgestaan door H.A.M. Blom als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2008.
Mr Severeijns is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.