ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6474

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232479/ HA ZA 07-1176
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankgarantie en strikte conformiteit in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Utrecht, staat de vraag centraal of aan de voorwaarden voor uitbetaling van een bankgarantie is voldaan. Eiseres Mega Management B.V. heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde FGH Bank N.V. naar aanleiding van een bankgarantie die was verstrekt ten gunste van de begunstigden Bouwgroep Delta B.V. en Van Leeuwen & Partners LTD. De zaak betreft een verbouwing aan een pand dat toebehoort aan Mega, waarvoor conservatoir beslag was gelegd door de begunstigden wegens onbetaalde facturen. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen waarin de vordering van de begunstigden werd erkend.

De rechtbank overweegt dat de bankgarantie strikte voorwaarden bevat voor uitbetaling. De bank is slechts verplicht tot betaling indien aan deze voorwaarden is voldaan. In dit geval blijkt uit de bankgarantie dat de uitbetaling afhankelijk is van een rechterlijk vonnis dat de vordering van de begunstigden bevestigt. De rechtbank concludeert dat de vordering van Van Leeuwen, die betrekking heeft op twee specifieke facturen, is toegewezen in een eerder vonnis. Dit betekent dat aan de voorwaarden voor uitbetaling van de bankgarantie is voldaan.

De rechtbank wijst de vorderingen van Mega af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van FGH zijn begroot op € 1.068,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 12 maart 2008 door mr. J.W. Wagenaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 232479 / HA ZA 07-1176
Vonnis van 12 maart 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEGA MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. A.D.J. van Ruyven,
tegen
de naamloze vennootschap
FGH BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. P.J. Soede.
Partijen zullen hierna Mega en FGH genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 september 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 12 december 2007, waarbij Mega haar eis heeft verminderd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Door Bouwgroep Delta B.V. (hierna: Delta) en Van Leeuwen & Partners LTD. (hierna: Van Leeuwen) zijn werkzaamheden verricht in het kader van een verbouwing aan een aan Mega toebehorende pand aan de [adres].
2.2. Door Delta en Van Leeuwen is in mei 2000 conservatoir beslag gelegd ten laste van Mega wegens - onder meer - het uitblijven van betaling van de door Van Leeuwen aan Mega toegezonden factuur van 28 februari 2000 ten bedrage van € 5.012,00 (fl. 11.045,00) en de factuur van 24 maart 2000 ten bedrage van € 1.711,55 (fl 3.771,75).
2.3. FGH heeft op 31 augustus 2000 ter opheffing van het voornoemde beslag een bankgarantie (hierna: de bankgarantie) verstrekt ten gunste van Delta en Van Leeuwen en ten laste van Mega tot een bedrag van fl. 70.000,00 (€ 31.764,62).
2.4. In de bankgarantie is onder meer de volgende tekst opgenomen:
In aanmerking nemende:
A dat Bouwgroep Delta B.V., gevestigd te Amsterdam en Van Leeuwen &
Partners LTD., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: “de begunstigde”, een vordering pretenderen te hebben op Mega B.V., Amsterdam, hierna te noemen: “de debiteur”, uit hoofde van de verbouwing aan de [adres], thans begroot op ƒ 70.000,00, hierna te noemen: “de vordering”;
B dat de begunstigde ten laste van de debiteur voor de vordering conservatoir(e) beslag(en) heeft doen leggen, dan wel daartoe het voornemen heeft;
C dat de debiteur ter opheffing c.q. voorkoming van dit (deze) beslag(en) en ter voorkoming van verdere conservatoire beslagen voor de vordering de bank heeft verzocht een garantie te stellen ten behoeve van de begunstigde;
verklaart het navolgende:
1) De bank stelt zich onherroepelijk garant jegens de begunstigde voor de betaling van al hetgeen de begunstigde ter zake van de vordering van de debiteur te vorderen heeft blijkens een van de onder 2 sub a. tot en met c. of onder 3 aanhef of sub a. en b. vermelde bewijsstukken zulks met inachtneming van het hierna bepaalde.
2) De bank verbindt zich op eerste schriftelijke verzoek van de begunstigde, onder gelijktijdige overlegging van:
a. een afschrift van een beslissing van een Nederlandse rechter met betrekking tot de vordering, gewezen in een procedure tussen de begunstigde en de debiteur,
(…)
aan de begunstigde te voldoen het bedrag dat de begunstigde schriftelijk verklaart ter zake van de vordering opeisbaar aan de debiteur te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank niet gehouden is meer te voldoen dan het bedrag dat de begunstigde blijkens een of meer van de bovenbedoelde bewijsstukken van de debiteur te vorderen heeft.
2.5. Van Leeuwen heeft aan FGH verzocht om uit hoofde van de bankgarantie over te gaan tot uitbetaling van een bedrag van € 6.723,55, te vermeerderen met de wettelijke rente. Van Leeuwen heeft daarbij verwezen naar een vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 10 mei 2006 in de zaak tussen Delta en Van Leeuwen tegen Mega (hierna: het vonnis).
2.6. Het vonnis luidt voor zover van belang als volgt:
Bij facturen van 28 februari 200 en 24 maart 2000 heeft Van Leeuwen een bedrag van ƒ 11.045,00 (inclusief BTW) respectievelijk ƒ 3.771,75 (inclusief BTW) aan Mega in rekening gebracht.
Van Leeuwen vordert ƒ 14.816,75 wegens in opdracht van Mega verrichte werkzaamheden, bestaande uit advisering omtrent de uitvoering van bouwkundige werken. (…)
De rechtbank veroordeelt Mega te betalen aan Van Leeuwen van een bedrag van
€ 6.723,55, te vermeerderen met wettelijke rente over een bedrag van € 5.012,00 vanaf 28 maart 2000 en over € 1.711,55 vanaf 24 april 2000, telkens tot aan de voldoening.
2.7. FGH is overgegaan tot uitbetaling onder de bankgarantie van een bedrag van
€ 9.876,97 aan Van Leeuwen.
3. Het geschil
3.1. Mega vordert na vermindering van eis - samengevat - dat FGH wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.876,97, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Mega heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat FGH onrechtmatig heeft gehandeld door tot uitbetaling van een bedrag van € 9.876,97 aan Van Leeuwen over te gaan, omdat aan de onder 2 sub a van de bankgarantie genoemde voorwaarde voor uitbetaling niet is voldaan. Volgens Mega wordt in het vonnis de vordering van Delta en Van Leeuwen die ziet op de verbouwing aan het pand de [adres], zoals genoemd in de bankgarantie, afgewezen. De vordering van Van Leeuwen ten aanzien waarvan FGH tot uitbetaling is overgegaan houdt volgens Mega geen verband met de vordering zoals genoemd in de bankgarantie. Mega stelt dat zij tengevolge van het voorgaande schade heeft geleden ter hoogte van het bedrag dat door FGH aan Van Leeuwen is uitgekeerd.
3.3. FGH heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan de voorwaarden voor uitbetaling is voldaan. FGH heeft daartoe aangevoerd dat de bankgarantie is verstrekt ter opheffing van het beslag dat ten laste van Mega is gelegd wegens het onbetaald blijven van onder meer de factuur van 28 februari 2000 ten bedrage van € 5.012,00 en de factuur van 24 maart 2000 ten bedrage van € 1.711,55. Volgens FGH is de bankgarantie gesteld als zekerheid voor de vorderingen die in het beslagrekest zijn opgenomen. Beide facturen staan genoemd in dit beslagrekest en deze vallen volgens FGH dan ook onder de werking van de bankgarantie. In het vonnis is de vordering van Van Leeuwen die betrekking heeft op deze twee facturen toegewezen en daarmee is aan de onder 2 sub a van de bankgarantie genoemde voorwaarde voldaan. Van onrechtmatig handelen is volgens FGH geen sprake. Voor het geval zou komen vast te staan dat wel onrechtmatig is gehandeld, heeft FGH subsidiair aangevoerd dat geen sprake is van schade, althans van causaal verband tussen de gestelde schade en het onrechtmatig handelen van FGH.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of ten tijde van de betaling door FGH aan Van Leeuwen van het bedrag van € 9.876,97 was voldaan aan de voorwaarden voor uitbetaling zoals genoemd in de bankgarantie.
4.2. De rechtbank overweegt daartoe in de eerste plaats dat gelet op het karakter van de bankgarantie een strikte toepassing van de in de bankgarantie gestelde voorwaarden geboden is. De bank dient dan ook uitsluitend tot betaling over te gaan indien aan die voorwaarden is voldaan.
4.3. Uit de bewoording van de bankgarantie blijkt dat aan uitbetaling door FGH onder meer de voorwaarde verbonden is van een rechterlijk vonnis waaruit blijkt dat Van Leeuwen de vordering waar de bankgarantie op ziet opeisbaar van Mega te vorderen heeft. Ten aanzien van deze voorwaarde staat vast dat de vordering van Van Leeuwen die in het vonnis is toegewezen betrekking had op een factuur van 28 februari 2000 ten bedrage van € 5.012,00 en een factuur van 24 maart 2000 ten bedrage van € 1.711,55. Uit het vonnis kan niet zonder meer worden afgeleid op basis waarvan Van Leeuwen deze bedragen van Mega te vorderen heeft. Tussen partijen is in geschil of de factuur ten bedrage van € 5.012,00 betrekking heeft op werkzaamheden aan het pand in de Beethovenstraat. Vast staat dat de factuur ten bedrage van € 1.711,55 daar geen betrekking op heeft. Er dient te worden beoordeeld of de vordering waar de bankgarantie op ziet tevens betrekking heeft op de vordering ten aanzien van deze twee facturen, zoals toegewezen in het vonnis.
4.4. In de bankgarantie wordt onder A vermeld dat deze garantie ziet op de vordering met betrekking tot de verbouwing in de Beethovenstraat. In de bankgarantie wordt vervolgens onder B vermeld dat ten laste van Mega beslag is gelegd met betrekking tot deze vordering. Uit het betreffende beslagrekest blijkt dat het beslag ziet op meer dan alleen de vordering met betrekking tot de Beethovenstraat. Uit het beslagrekest blijkt zelfs dat het beslag mede is gelegd vanwege het feit dat Mega de twee voornoemde facturen niet betaalde. In het beslagrekest staat hierover immers onder punt 3:
Van Leeuwen heeft in opdracht van Mega Management diverse werkzaamheden verricht die onder andere bestaan uit advisering omtrent uitvoering bouwkundige werken. In verband met de uitvoering van deze werkzaamheden heeft Delta op 28 februari 2000 en 24 maart 2000 facturen gezonden aan Mega Management ten bedrage van ƒ 11.045,-- (incl. BTW) respectievelijk ƒ 3.771,75 (incl. BTW). Deze facturen zijn zonder protest door Mega behouden.
4.5. Uit hetgeen in de bankgarantie onder C wordt vermeld blijkt dat de bankgarantie ten doel had om aan de begunstigden, te weten Delta en Van Leeuwen, zekerheid te bieden in ruil voor opheffing van het gelegde beslag. Dus de bankgarantie beoogt zekerheid te bieden ten aanzien van al hetgeen waarvoor de begunstigden beslag hebben laten leggen. Nu niet is gesteld of gebleken dat tussen partijen is besproken dat de bankgarantie op minder zou zien en dat Van Leeuwen zijn zekerheden gedeeltelijk heeft willen prijsgeven door opheffing van het beslag, gaat de rechtbank er van uit dat de vordering waar de bankgarantie op ziet onder meer betrekking heeft op hetgeen Van Leeuwen te vorderen heeft uit hoofde van de twee voornoemde facturen, zoals vermeld in het beslagrekest. Nu de vordering van Van Leeuwen met betrekking tot deze twee facturen in het vonnis is toegewezen, is aan de onder 2 sub a van de bankgarantie genoemde voorwaarde voor uitbetaling voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat ook aan de overige in de bankgarantie genoemde voorwaarden is voldaan en FGH moest dan ook op verzoek van Van Leeuwen tot uitbetaling van het gevorderde over gaan. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Mega worden afgewezen.
4.6. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd behoeft volgens de rechtbank gelet op het bovenstaande geen bespreking.
4.7. Mega zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FGH worden begroot op:
- vast recht 300,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.068,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Mega in de proceskosten, aan de zijde van FGH tot op heden begroot op € 1.068,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.