ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6459
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake verdeling van gemeenschap en betalingsverplichtingen tussen partijen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht diende, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot een financiële afspraak die zou zijn gemaakt na hun uiteengaan. De procedure begon met een tussenvonnis op 24 oktober 2007, waarin eiseres werd opgedragen bewijs te leveren van de gemaakte afspraken. Eiseres stelde dat er een overeenkomst was waarbij gedaagde haar een bedrag van fl. 160.000,00 zou betalen, waarvan een deel onbetaald was gebleven. Gedaagde ontkende deze afspraak en verklaarde dat er enkel was afgesproken dat hij haar zou uitkopen voor het bedrag waarvoor hij een hypotheek kon afsluiten. Tijdens het getuigenverhoor heeft eiseres verklaard dat de taxatie van hun gezamenlijke bezittingen leidde tot de afspraak over de betaling, maar dat gedaagde uiteindelijk minder kon lenen dan afgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van eiseres onvoldoende steun vond in aanvullend bewijs en dat de verklaring van gedaagde haar verhaal weerlegde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in het bewijs van haar stellingen was geslaagd, waardoor de vordering tot betaling van € 14.157,94 werd afgewezen. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat gedaagde verplicht was om hypothecaire zekerheid te stellen voor een bedrag van € 22.689,00 ten behoeve van de dochters van partijen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 12 maart 2008.