RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600503-07
Datum uitspraak: 26 februari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 september 2007 en 12 februari 2008.
Ter terechtzitting van 12 februari 2008 is de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging terzake het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft thans nog te beslissen ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde dat - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 12 februari 2008 – aldus luidt:
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 30 april 2007 te Maarssen met een ander of anderen op of aan de openbare weg, de Schippersgracht, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], welk geweld bestond uit
- het gooien van een of meer fiets(en) tegen en/of naar die [aangever 1] en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of andere vitale delen van het lichaam van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of
- het gooien en/of werpen van een (of meer) (straat)klinker(s)/ste(e)n(en) tegen en/of naar het hoofd en/of andere vitale delen van het lichaam van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of [aangever 3],
waarbij hij, verdachte,
- (een) fiets(en) tegen, althans naar, het lichaam van die [aangever 1] heeft gegooid en/of
- een straatklinker/steen tegen, althans naar, het hoofd, althans het lichaam, van die [aangever 3] heeft gegooid en/of
- een straatklinker/steen tegen, althans naar, het hoofd, althans het lichaam, van die[aangever 1] heeft gegooid,
en welk geweld enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad en/of welk geweld beschadiging van (een) fiets(en) tengevolge heeft gehad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit op de volgende wijze heeft begaan: dat
Meer subsidiair
hij op 30 april 2007 te Maarssen met anderen, aan de openbare weg, de Schippersgracht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 3], welk geweld bestond uit
- het gooien van een fiets naar die [aangever 1] en
- slaan en stompen en schoppen en trappen tegen vitale delen van het lichaam van die [aangever 1] en
- het gooien van een of meer stenen naar het hoofd van die [aangever 1] en [aangever 3],
waarbij hij, verdachte,
- een steen naar het hoofd van die [aangever 3] heeft gegooid en
- een steen naar het lichaam van die [aangever 1] heeft gegooid.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de aangifte van [aangever 1] , de verklaring van [aangever 3] , de door de rechtbank ter terechtzitting waargenomen beelden van de in het dossier aanwezige cd, de bij de politie afgelegde verklaringen van mededader [medeverdachte 1] en de bekennende verklaring van verdachte .
[aangever 1] heeft verklaard in de nacht van 30 april 2007 op 1 mei 2007 op de Schippersgracht te Maarssen door vijf personen tegen zijn lichaam te zijn getrapt en geslagen en met een fiets, een glas en met stenen te zijn belaagd.
[aangever 1] heeft verklaard dat hij op 30 april 2007 in café ’t Schippertje te Maarssen aanwezig was. Toen hij door het raam naar buiten keek, zag hij een jongen met een fiets in zijn handen staan. Op het moment dat hij naar buiten liep, kwam er tegelijkertijd een glas en een baksteen binnen. Hij had het idee dat de baksteen op hen gericht was, want de baksteen kwam vlak voor hem op de grond terecht. Hij stond toen achter [aangever 1] (de rechtbank leest [aangever 1]) in het portiekje van het café. Nadat het glas en de baksteen werden gegooid liep [aangever 1] naar buiten naar het groepje en is [aangever 3] [aangever 1] achterna gerend. Hij zag een hele groep op [aangever 1] staan intrappen en slaan.
De rechtbank heeft bij het bekijken van de beelden het volgende waargenomen:
Een groep van zes mannen, waaronder de verdachte, benaderen de ingang van café ’t Schippertje. Er ontstaat een woordenwisseling met de – naar later blijkt – portier, het latere slachtoffer [aangever 1], waarbij verdachte als eerste een fiets tegen de deur van het café gooit. Vervolgens wordt door een paar leden van de groep ook gegooid met een fiets, met stenen en met een glas. Ondertussen pakt verdachte achter in beeld een steen op. De portier komt naar buiten en wordt net niet geraakt door de steen die verdachte gooit. De steen komt vlak naast slachtoffer [aangever 3] neer als deze direct na de portier naar buiten komt. Hierna ontstaat een vechtpartij waarbij de portier eerst wordt gestompt en geslagen en – nadat hij als gevolg van een steen tegen zijn hoofd ten val is gekomen en op de grond ligt - vervolgens nogmaals door een aantal personen van de groep wordt geslagen, gestompt en getrapt tegen het lichaam. Verdachte pakt vervolgens achter in beeld nogmaals een steen op en gooit deze naar het lichaam van de op de grond liggende portier. Mededader [mededader 2] probeert ondertussen te voorkomen dat mensen uit het café naar buiten komen. Als de portier opstaat en wil weglopen, wordt hij opnieuw belaagd door enkele personen van de groep en wordt hij weer getrapt en geslagen. Verdachte probeert ondertussen de mededaders te bewegen weg te gaan en heeft niets meer van doen met het daarop plaatsvindende geweld tegen slachtoffer [aangever 2].
[medeverdachte 1] heeft naar aanleiding van het bekijken van de beelden bij de politie verklaard dat hij en zijn mededaders op 30 april 2007 bij café ’t Schippertje te Maarssen aankwamen als groepje. [aangever 1] was de man met de paardenstaart. Toen er een discussie ontstond, pakte één van de personen van het groepje een fiets op en gooide deze naar de ingang van het café. Vervolgens schopte [medeverdachte 1] in de richting van de portier, waarna mededader [medeverdachte 3] een fiets gooide in de richting van de portier. [medeverdachte 1] gooide daarna een glas in de richting van de portier die naar buiten kwam, waarna [medeverdachte 1] een steen zag vliegen door de lucht. Toen de portier uithaalde naar [medeverdachte 1], schopte [medeverdachte 1] hem terug. Daarna lag de portier in een hoekje en werd hij geslagen en geschopt door onder andere [medeverdachte 3].
Verdachte heeft verklaard dat hij, [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 30 april 2007 bij café ’t Schippertje te Maarssen aankwamen. Verdachte pakte een fiets en gooide deze opzettelijk en vrij hard tegen de deur van café ’t Schippertje. Toen de deur van het café open ging, zag verdachte dat [medeverdachte 1] wilde gaan vechten omdat hij een dreigende en aanvallende houding aannam. De portier kwam iets naar buiten, waarop [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] direct naar voren kwamen en hem samen met [medeverdachte 1] beetpakten. Op een gegeven moment stond de portier buiten en waren ze met zijn vieren aan het vechten. Verdachte zag dat er over en weer klappen werden gegeven door zowel [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3]. Verdachte zag dat de portier op de grond terecht kwam en dat [medeverdachte 4] opzettelijk en met kracht een steen gooide in de richting van de portier. Hierna hoorde hij een gil. Kort daarna haalde verdachte een steen dan wel een straatklinker uit de grond die hij in de richting van de vechtpartij gooide. Het was zijn bedoeling om mee te doen met de groep. Hij weet dat hij door het gooien van deze steen iemand zwaar lichamelijk letsel toe zou kunnen brengen. Hierna kreeg de portier de ruimte om op te staan en rende hij weg langs het café in tegenovergestelde richting van waar de groep kwam.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte vanaf het begin bij de feiten aanwezig is geweest en de persoon is die als eerste een fiets heeft gegooid in de richting van portier [aangever 1]. Verdachte heeft door zijn actie de aanzet gegeven tot verder geweld. Verdachte heeft zich vervolgens niet gedistantieerd van de groep toen zij hun geweld richtten op de portier. Wel is uit de door de rechtbank ter terechtzitting waargenomen beelden gebleken dat verdachte op een zeker moment van de groep wegloopt. Verdachte pakt dan echter juist een steen van de grond en gooit deze in de richting van de portier. De steen raakt de portier niet, omdat de portier net zijn hoofd buigt. De steen komt vlak naast [aangever 3] terecht, die achter de portier aan het café uit komt.
Verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting verklaard dat hij de steen tegen de kroeg wilde gooien. De verdachte heeft, naar het oordeel van de rechtbank, door in de richting van de deur te gooien, de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee ook personen, die uit het café zouden kunnen komen, zou raken.
Vervolgens heeft verdachte, terwijl zijn mededaders fysiek geweld pleegden tegen de op de grond liggende portier, nogmaals een steen opgepakt en deze gegooid in de richting van de portier. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de steen juist expres tegen een hek heeft gegooid en niet in de richting van de portier, is dat uit de beelden niet af te leiden. Daarnaast heeft hij bij de politie verklaard dat hij wilde meedoen met de groep.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte tot op dat moment onderdeel heeft uitgemaakt van de groep en dat er derhalve sprake is van het in vereniging plegen van geweld, zowel tegen [aangever 1] als [aangever 3].
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de waargenomen beelden en de verklaring van verdachte ter terechtzitting - aannemelijk is geworden dat verdachte na het gooien van de laatstgemelde steen, zich heeft gedistantieerd van het geweld van de overige leden van de groep en heeft geprobeerd hen uit het geweld mee te voeren en te laten stoppen met geweld. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het (nadien) gevolgde geweld tegen
[aangever 2].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als eerste een fiets gegooid tegen de deur van het café, waarna zijn mededaders, onder invloed van drank, de portier hebben geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. Vervolgens heeft verdachte stenen gegooid in de richting van de portier. Dit alles alleen omdat de portier weigerde de groep binnen te laten in een café.
De rechtbank vindt het onbegrijpelijk dat een enkele weigering kan leiden tot zulk zinloos geweld.
Hoewel verdachte op enig moment na zijn handelingen heeft geprobeerd de mededaders te bewegen weg te gaan en zich heeft onttrokken van het geweld tegen [aangever 2], heeft hij zich na zijn daad totaal niet bekommerd om de portier en het mogelijk letsel dat hij had opgelopen. Daarbij merkt de rechtbank op dat een dergelijk gewelddadig handelen gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had kunnen hebben.
Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten, mede gezien hun aard en intensiteit, in de samenleving en specifiek in het uitgaansverkeer gevoelens veroorzaken van onrust, onveiligheid en onrechtvaardigheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 juli 2007, waaruit blijkt dat de verdachte éénmaal eerder door de politierechter te Utrecht d.d. 25 juni 2002 is veroordeeld voor eenzelfde feit;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland, Regio Utrecht-Arnhem d.d. 13 juli 2007, opgemaakt door mw. E. Scherer, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken ten aanzien van [aangever 2] en wordt veroordeeld tot - kort gezegd -:
- een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 169 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen;
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [aangever 2].
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte, ondanks de omstandigheid dat verdachte voor de strafverzwarende omstandigheid ex artikel 141, tweede lid Wetboek van Strafrecht wordt vrijgesproken, dezelfde straf wordt opgelegd als door de officier van justitie is gevorderd, aangezien verdachte de aanzet tot het geweld heeft gegeven door het gooien met een fiets en vervolgens tot twee keer toe een steen heeft gegooid naar twee slachtoffers.
De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarde opleggen, nu verdachte na schorsing van de voorlopige hechtenis uit eigener beweging contact heeft opgenomen met de forensische psychiatrische kliniek Het Dok te Utrecht en hier op vrijwillige basis met ingang van 25 februari 2008 zal starten met een agressietraining. Bovendien heeft de Reclassering ook niet geadviseerd om reclasseringsbegeleiding danwel een bijzondere voorwaarde op te leggen.
De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat verdachte de behandeling bij het Dok op vrijwillige basis gaat voortzetten en voltooien.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Nu verdachte is vrijgesproken van het de benadeelde partij betreffende onderdeel van de tenlastelegging, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEEHONDERDVEERTIG (240) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot HONDERDNEGENENZESTIG (169) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van TWEEHONDERD (200) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van HONDERD (100) dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het moment waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mrs E.C. Ruinaard, J.F. Dekking en J.D.E. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door H.A.M. Blom als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2008.
Mr Brouwer-Poederbach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.