ECLI:NL:RBUTR:2008:BC4158

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/436458-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zeven jongeren voor overtreding van het samenscholingsverbod in Utrecht

Op 13 februari 2008 heeft de kantonrechter in Utrecht zeven jongeren, in de leeftijd van 15 tot 19 jaar, vrijgesproken van de beschuldiging dat zij het samenscholingsverbod in de wijk Kanaleneiland-Noord zouden hebben overtreden. De jongeren waren aangehouden omdat zij in een groep van meer dan vijf personen op straat stonden, wat volgens de burgemeester van Utrecht in strijd was met een in september 2007 ingesteld samenscholingsverbod. De burgemeester had bepaald dat deze groep jongeren zich niet in een groep van meer dan vijf personen mocht bevinden, ongeacht of er sprake was van een verstoring van de openbare orde.

De kantonrechter oordeelde echter dat het simpelweg aanwezig zijn in een groep op de openbare weg niet automatisch betekent dat er sprake is van samenscholing. Er moet altijd een (dreigende) verstoring van de openbare orde zijn om van samenscholing te kunnen spreken. In deze zaak was niet bewezen dat de jongeren daadwerkelijk de openbare orde verstoorden. De rechter vond dat de uitleg van het samenscholingsverbod door de burgemeester te ver ging, omdat het de vrijheid van beweging van de jongeren onterecht beperkte.

De raadsman van de jongeren had aangevoerd dat het samenscholingsverbod in strijd was met het legaliteitsbeginsel, omdat het onduidelijk was welk gedrag strafbaar was. De kantonrechter oordeelde dat het samenscholingsverbod wel degelijk een wettelijke basis had in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Utrecht, maar dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van het strafrecht. De rechter concludeerde dat de feitelijke omschrijving van samenscholing in de tenlastelegging geen elementen van (dreigende) ordeverstoring bevatte, waardoor de jongeren niet schuldig bevonden konden worden.

Uiteindelijk sprak de kantonrechter de jongeren vrij, omdat het kenmerkende bestanddeel van samenscholing niet bewezen kon worden. De overige verweren van de verdediging behoefden geen verdere bespreking. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. N.V.M. Gehlen, bijgestaan door griffier S. Ommen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16/436458-07
Datum uitspraak: 13 februari 2008
Verkort vonnis van de kantonrechter op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noordsingel te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Hij, op of omstreeks 19 oktober 2007, in de gemeente Utrecht, op of aan de weg (als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht), te weten de Monnetlaan en/of Bernadottelaan, heeft deelgenomen aan een samenscholing, immers maakte hij deel uit van een groep van vijf, althans een aantal, personen (jongeren), (terwijl hij behoorde tot de aangemerkte en aangeschreven personen, zoals bedoeld in het handhavingsbesluit van de burgemeester van de gemeente Utrecht van 26 september 2007).
Inleiding
De wijk Kanaleneiland-Noord in Utrecht kampt al jaren met problemen. De criminaliteitscijfers laten zien dat daar waar in andere Utrechtse wijken de criminaliteit afnam, deze op Kanaleneiland-Noord, ondanks een intensieve aanpak van politie en justitie, toenam. In nauw overleg met politie en justitie besloot de burgemeester van Utrecht op 3 oktober 2007 het gebied Kanaleneiland-Noord voor de duur van zes maanden aan te wijzen als een gebied waarin het samenscholingsverbod, zoals reeds was opgenomen in artikel 10 van de APV Utrecht, ten aanzien van een specifieke groep jongeren, die tevoren aangewezen waren als potentiële overlastveroorzakers, intensief gehandhaafd zou worden. De aangewezen personen werden door de burgemeester bij brief aangeschreven dat zij in het aangewezen gebied niet in een groep van vijf of meer personen mochten staan.
Verweren
Verdachte heeft geen eigen raadsman. De zaak wordt vanwege proceseconomische redenen gelijktijdig behandeld met de zaken van verdachten [X en Y], die zich beiden laten bijstaan door mr. B.J. Tieman. Verdachte geeft aan dat hij zich wat betreft de juridische verweren aansluit bij de verweren van mr. Tieman.
De raadsman heeft aangevoerd dat het samenscholingsverbod, zoals vervat in artikel 10 van de APV Utrecht in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Onduidelijk is welk gedrag nu precies strafbaar is en welke sanctie daarop gesteld is. Reeds daarom is de verbodsbepaling onverbindend, hetgeen tot ontslag van rechtsvervolging moet leiden, aldus de raadsman.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de aanwijzing van de potentiële overlastveroorzakers, die volgens de raadsman neerkomt op een individuele strafbaarstelling, in strijd is met diverse rechtsregels en -beginselen, waaronder het gelijkheidsbeginsel, het beginsel van de onschuldpresumptie en het discriminatieverbod. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Legaliteit en uitleg van het samenscholingsverbod
Voorop staat dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Zowel de strafbaarstelling als de op te leggen straf moet ten tijde van het plegen van een feit in de wet zijn opgenomen. Het begrip wettelijk in artikel 1 lid 1 Sr beperkt zich niet tot wetgeving in formele zin; een verordening zoals de APV Utrecht kan ook wettelijke strafbepalingen bevatten. Het Utrechtse samenscholingsverbod is opgenomen in artikel 10 van de APV Utrecht en de strafbaarstelling is opgenomen in artikel 125 van de APV Utrecht. Het samenscholingsverbod heeft daarmee een wettelijke basis.
Vervolgens dient beantwoord te worden of de delictsomschrijving (deelnemen aan een samenscholing) vanuit het legaliteitsbeginsel bezien voldoende bepaald is.
De Hoge Raad heeft reeds geoordeeld ten aanzien van een soortgelijk samenscholingsverbod in de APV Tilburg, dat ondanks de vaagheid die de term samenscholing heeft, er geen sprake is van ontoelaatbare onduidelijkheid van de norm en derhalve geen strijd met het bepaaldheidsgebod.
Het samenscholingsverbod, zoals vervat in artikel 10 van de APV Utrecht is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve niet in strijd met het legaliteitsbeginsel en er bestaat geen aanleiding dit artikel onverbindend te verklaren, zoals door de raadsman is betoogd.
Geheel in lijn met voormeld arrest zal de kantonrechter voor de uitleg van het begrip samenscholing aansluiting zoeken bij de betekenis van dit begrip in het algemene spraakgebruik en bij de achterliggende strekking van de verbodsbepaling.
Van Dale geeft als definitie van samenscholen:“mensen die een dreigende houding aannemen of kwade bedoelingen hebben en die groepsgewijze bij elkaar komen”.
Het samenscholingsverbod in artikel 10 is opgenomen in hoofdstuk 2, dat betrekking heeft op de openbare orde, onder afdeling 1 orde en veiligheid op de weg. De toelichting op artikel 9 en10 vermeldt: “Bij de bestrijding van (dreigende) ongeregeldheden en wanordelijkheden is het van groot belang dat personen of groepen kunnen worden verspreid, zowel ter voorkoming van escalatie van de gebeurtenissen als ter bescherming van omstanders en voorbijgangers. Deze bepaling maakt het voor politie mogelijk ordeverstoorders aan te houden zonder dat direct duidelijk behoeft te zijn of zij tevens een strafbaar feit op grond van het Wetboek van Strafrecht hebben gepleegd. Vaak zal dit overigens wel het geval zijn.”
Aansluitend bij de betekenis volgens algemeen spraakgebruik en de strekking van de bepaling oordeelt de kantonrechter dat het enkel samenzijn van een groepje mensen onvoldoende is om van samenscholing te spreken. Er zal hoe dan ook sprake moeten zijn van (dreigende) verstoring van de openbare orde. Dit laatste zal telkens feitelijk vastgesteld dienen te worden aan de hand van de uiterlijke verschijningsvorm en de gedragingen van een groep, mede bezien in samenhang met plaatselijke omstandigheden.
De uitleg die aan het begrip samenscholing gegeven is in het aanvullend beleid van de burgemeester, zoals vastgesteld bij besluit van 26 september 2007, komt erop neer dat een als potentieel ordeverstoorder aangewezen persoon, zoals verdachte, zich in het aangewezen gebied niet in een groepje van vijf of meer mag ophouden, waarbij niet langer vastgesteld behoeft te worden of de orde daadwerkelijk wordt verstoord danwel een verstoring dreigt. Deze extensieve uitleg gaat naar het oordeel van de kantonrechter een stap te ver en daarmee voorbij aan de achterliggende strekking van de norm. Dat geldt temeer nu het samenscholingsverbod de in artikel 12 IVBPR gewaarborgde “liberty of movement” inperkt en zo’n beperking noodzakelijk en gerechtvaardigd moet zijn.
De kantonrechter heeft hierbij tot uitgangspunt genomen dat zij een zelfstandig oordeel dient te geven over de feitelijke uitleg van het begrip samenscholing in de op artikel 10 APV toegesneden tenlastelegging en derhalve niet gebonden is aan de uitleg van de burgemeester, zoals vastgesteld in het aanvullend beleid.
Vrijspraak
De kantonrechter acht op zichzelf bewezen dat verdachte op 31 oktober 2007 in Utrecht op de Monnetlaan en/of Bernadottelaan deel uit maakte van een groep van zes, althans een aantal, personen.
Ook is bewezen dat verdachte behoorde tot de aangemerkte en aangeschreven personen, zoals bedoeld in het handhavingsbesluit van de burgemeester van de gemente Utrecht van 26 september 2007.
De feitelijke omschrijving van het delictsbestanddeel samenscholing in de tenlastelegging (hij maakte deel uit van een groep van zes personen) behelst echter geen elementen van (dreigende) ordeverstoring. De kantonrechter dient op de grondslag van de tenlastelegging te beslissen. Zulks brengt mee dat verdachte vrijgesproken moet worden, aangezien het kenmerkende bestanddeel in de delictsomschrijving (samenscholing) niet bewezen kan worden.
De overige verweren behoeven geen verdere bespreking.
DE BESLISSING
De kantonrechter beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr N.V.M. Gehlen, bijgestaan door S. Ommen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van de kantonrechter in deze rechtbank van 13 februari 2008.