RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/601360-07; 16/610327-07 (tul); 21/002785-04 (tul)
Datum uitspraak: 29 januari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. D.C. van den Heuvel, uitdrukkelijk gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 januari 2008.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt - na wijziging - tenlastegelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 23 november 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte de keel van die [aangever] (met beide handen) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (op) die keel heeft (dicht)gedrukt en/of (dicht)gedrukt gehouden
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet (meermalen en / of krachtdadig)
de keel van die [aangever] (met beide handen) heeft vastgepakt en / of
(vervolgens) (op) die keel heeft (dicht)gedrukt en / of (dicht)gedrukt
gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever]
(meermalen en / of krachtdadig) de keel (met beide handen) heeft vastgepakt en
/ of (vervolgens) (op) die keel heeft (dicht)gedrukt en / of (dicht)gedrukt
gehouden,
waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 november 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement
Utrecht, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :
"Als je nu de deur niet open doet, dan ga je eraan",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Het bewijs en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer rechtvaardigt in de opvatting van de officier van justitie de kwalificatie poging tot doodslag.
Voor het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd, omdat voor dit feit onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is.
Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde dient te volgen, wegens gebrek aan bewijs. Anders dan de officier van justitie is de raadsman van mening dat eveneens vrijspraak moet volgen voor het onder 1 ten laste gelegde, in alle varianten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat de aangifte ruim een week na de vermeende mishandeling is gedaan. De getuigenverklaringen zijn niet alleen van horen zeggen, maar voegen ook niets toe, aldus de raadsman. Ook met de foto’s die zich in het dossier bevinden wordt evenmin iets aangetoond, nu de blauwe plekken die daarop te zien zijn niet overeenkomen met de verklaring van aangeefster, aldus de raadsman. De raadsman vraagt zich af waarom aangeefster niet onmiddellijk naar de huisarts is gegaan. De raadsman heeft het gevoel dat dingen worden opgeblazen om verdachte een hak te zetten. Nu het verwijt dat verdachte wordt gemaakt alleen steunt op de verklaring van het slachtoffer dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Op 2 december 2007 heeft [aangever] bij de politie een verklaring afgelegd over wat haar op 23 november 2007 is overkomen. Haar verklaring houdt in dat zij door verdachte bij de keel is gegrepen en dat hij haar keel met zijn duimen dichtdrukte. Verdachte liet even los, maar pakte haar daarna weer op dezelfde wijze vast om haar vervolgens weer lost te laten, aldus de verklaring van [aangever].
In het dossier bevinden zich foto’s waar [aangever] op te zien is. Over deze foto’s heeft verbalisant [verbalisant 1] opgemerkt, dat daarop – onder meer – te zien is dat er meerdere blauwe – en rode plekken in de hals van [aangever] te zien zijn.
Het dossier bevat voorts verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Beide getuigen spreken over rode plekken en striemen in de halsstreek van het slachtoffer.
Verdachte heeft toegegeven dat hij bij [aangever] aan is geweest en dat er ruzie tussen hen was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het gedrag van verdachte niet worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood van het slachtoffer dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij haar. Evenmin kan worden gesteld dat verdachte de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat een dergelijk gevolg zijn intrede zou kunnen doen. Verdachte dient daarom van het onder 1 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op of omstreeks 23 november 2007 te De Bilt, opzettelijk mishandelend
[aangever] tweemaal de keel met beide handen heeft vastgepakt en
op die keel heeft gedrukt, waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft
bekomen en pijn heeft ondervonden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
1. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
2. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
3. De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur op zijn plaats op grond van de navolgende overwegingen.
4. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ervoor heeft gekozen geweld te gebruiken om problemen die tussen hen bestonden op te lossen. Daarmee heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
5. In het nadeel van verdachte laat de rechtbank zijn strafblad d.d. 10 december 2007 wegen, dat omvangrijk is en waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
6. Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 23 mei 2007 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast. Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten, waarbij de rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
7. Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Arnhem van 10 februari 2005 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 maand, geheel voorwaardelijk. De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast. Nu uit de vordering niet blijkt welke proeftijd aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf is verbonden en in het dossier zich geen afschrift van het arrest van het gerechtshof bevindt, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
8. De benadeelde partij [aangever] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 14g en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 2 (TWEE) weken.
Ten aanzien van parketnummer 21/002785-04:
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest d.d. 10 februari 2005.
Ten aanzien van parketnummer 16/610327-07:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 2 weken, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 23 mei 2007.
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.A. Bos, P.K. van Riemsdijk en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. J.A. van Wageningen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2008.
Mr. Gerrits-Janssens is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen