ECLI:NL:RBUTR:2008:BC2754

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07-110
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • dr.mr. D.A.J. Overdijk
  • mr. J.K. van de Poel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wajong en de rol van verzekeringsartsen

In deze uitspraak van de Rechtbank Utrecht, gedateerd 17 januari 2008, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) behandeld. Eiseres, geboren op 18 januari 1986, heeft sinds 2003 last van hoofdpijnklachten en heeft in 2005 een Wajong-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij volgens de verzekeringsartsen niet arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank onderzoekt of de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiseres correct hebben beoordeeld. Eiseres stelt dat er geen resterende verdiencapaciteit is en dat de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet op te roepen voor aanvullend onderzoek. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig te werk zijn gegaan. De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiseres zelf onderzocht, en de bezwaarverzekeringsarts heeft alle relevante informatie in zijn beoordeling meegenomen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de functies die aan eiseres zijn aangeboden binnen haar belastbaarheid vallen en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van medische rapportages in dit proces. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/110
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 17 januari 2008
inzake
[eiseres],
wonende te Utrecht,
eiseres,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder.
Inleiding
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 november 2006 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 2 mei 2006 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd om eiseres per 18 januari 2004 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 23 oktober 2007, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht. Namens verweerder is verschenen A.M.M. Schalkwijk, werkzaam bij het Uwv.
Overwegingen
Feiten
2.1 Eiseres, geboren op 18 januari 1986, heeft sinds 2003 last van hoofdpijnklachten. In 1993 is zij betrokken geweest bij een verkeersongeval. Op 30 december 2005 is zij ziek uitgevallen voor haar werk, op basis van een werkweek van 12,5 uur, als interieurverzorgster.
2.2 Op 15 november 2005 heeft eiseres een Wajong-uitkering aangevraagd. Blijkens de rapportage van 8 maart 2006 is de verzekeringsarts - op basis van eigen onderzoek, dossierstudie en informatie opgevraagd bij F. Brugman, arts-assistent bij de polikliniek Neurologie van het Utrechts Medisch Centrum (UMC) Utrecht - van mening dat eiseres beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid. De belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 maart 2006.
2.3 De arbeidsdeskundige is blijkens de rapportage van 25 april 2006 van mening dat eiseres met inachtneming van deze FML geschikt is te achten voor een viertal functies. Op basis van de loonwaarde van de middelste van de drie best betaalde functies in vergelijking tot hetgeen eiseres als gezonde werknemer zou hebben verdiend, heeft eiseres geen verlies aan verdiencapaciteit.
3.1 Bij besluit van 2 mei 2006 heeft verweerder geweigerd om eiseres per 18 januari 2004, de dag waarop zij 18 jaar werd, een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en daarbij een brief overgelegd van haar huisarts, G. Karaya. Dit is een brief met bijlagen van 18 januari 2006, gericht aan de Informatie Beheer Groep (IBG). Op 26 september 2006 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht op een hoorzitting.
2.4 De bezwaarverzekeringsarts is blijkens de rapportage van 27 september 2006 - op basis van dossierstudie en het verslag van de hoorzitting - van oordeel dat de verzekeringsarts bij het opstellen van de FML in voldoende mate rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres. Op 3 oktober 2006 is wel een nieuwe FML opgesteld omdat de oorspronkelijke FML uitging van een verkeerd arbeidsongeschiktheidscriterium.
2.5 In een rapportage van 10 november 2006 heeft de arbeidsdeskundige op basis van de nieuwe FML een viertal nieuwe functies voor eiseres geduid. De conclusie is nog steeds dat er geen sprake is van een verlies aan verdiencapaciteit.
2.6 De bezwaararbeidsdeskundige is blijkens de rapportage van 23 november 2006 van mening dat de arbeidsdeskundige in de rapportage van 10 november 2006 voldoende heeft gemotiveerd waarom de nieuw geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden.
2.7 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
2.8 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat er in haar geval geen sprake is van enige resterende verdiencapaciteit. Zij verwijst hierbij naar de brief van de huisarts van 18 januari 2006 en een brief van de neuroloog van 1 november 2005.
Eiseres acht het onzorgvuldig dat de bezwaarverzekeringsarts enkel is afgegaan op dossiergegevens zonder haar op te roepen voor een aanvullend onderzoek.
2.9 Verweerder heeft in zijn reactie verwezen naar een aanvullende rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 23 februari 2007.
De bezwaarverzekeringsarts geeft aan dat de door eiseres genoemde informatie van de huisarts en de neuroloog reeds bekend was. Hij heeft deze informatie meegenomen in zijn rapportage van 27 september 2006. Eiseres trekt uit deze gegevens kennelijk andere conclusies met betrekking tot haar belastbaarheid. Dit is voor de bezwaarverzekeringsarts echter geen reden om terug te komen op zijn eerdere oordeel.De bezwaarverzekeringsarts geeft verder aan dat eiseres niet is opgeroepen voor zijn spreekuur omdat de verzekeringsarts reeds een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek had verricht. Verder is er ruimschoots informatie van de behandelend sector beschikbaar.
Beoordeling van het geschil
2.10 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wajong is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij woont of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
2.11 Wat de medische kant van de zaak betreft, ziet de rechtbank op grond van de medische stukken in het dossier geen aanleiding om te oordelen dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van eiseres hebben overschat. De rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek van beide artsen niet aan de in acht te nemen eisen van zorgvuldigheid voldoet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts dossierstudie heeft verricht en eiseres zelf heeft onderzocht. De bevindingen zijn inzichtelijk weergegeven in de rapportage van 27 december 2005. In vervolg op deze rapportage is informatie opgevraagd bij de polikliniek Neurologie van het UMC Utrecht, waar eiseres diverse keren is onderzocht. Op basis van brieven van de polikliniek Neurologie, gericht aan de huisarts, van 1 november 2005, 20 december 2005 en 17 februari 2006 heeft de verzekeringsarts op 8 maart 2006 opnieuw gerapporteerd. Hij geeft aan dat uit de informatie van de neuroloog blijkt dat er nog geen definitieve diagnose is over de hoofdpijn van eiseres. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de FML van 10 maart 2006. Hij heeft hierbij rekening gehouden met bepaalde beperkingen van eiseres als gevolg van de hoofdpijn. In bezwaar heeft eiseres een brief overgelegd van haar huisarts, gericht aan de IBG, van 18 januari 2006. Als bijlage bij deze brief bevindt zich onder meer een brief van de polikliniek Neurologie, gericht aan de huisarts, van 17 mei 2006. In deze brief staat dat er bij eiseres eerder sprake lijkt te zijn van spierspanningshoofdpijn dan van migraineuze hoofdpijn. De bezwaarverzekeringsarts heeft deze meer recente gegevens betrokken bij zijn rapportage van 27 september 2006. Zijn conclusie is dat er geen aanleiding is om de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van eiseres te wijzigen. De bezwaarverzekeringsarts heeft afgezien van een eigen onderzoek van eiseres, met als motivatie dat er reeds een uitgebreid onderzoek was verricht door de verzekeringsarts en dat er ruimschoots informatie beschikbaar is van de behandelend sector. De rechtbank acht deze procedure zorgvuldig en ziet in de brieven van de huisarts en de polikliniek Neurologie geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank heeft in het dossier geen informatie aangetroffen die aanleiding geeft om te oordelen dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van eiseres per 18 januari 2004 heeft overschat.
2.12 De rechtbank is, na vergelijking van de FML van 3 oktober 2006 met de functieomschrijvingen van de betreffende functies op de formulieren 'resultaat functiebeoordeling' van oordeel dat deze functies vallen binnen de voor eiseres vastgestelde belastbaarheid. Hierbij heeft de rechtbank de toelichting van de arbeidsdeskundige in de rapportage van 10 november 2006 en de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportage van 23 november 2006 betrokken.
2.13 Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door dr.mr. D.A.J. Overdijk en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2008
De griffier: De rechter:
mr. J.K. van de Poel dr.mr. D.A.J. Overdijk
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Let wel:
Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.