RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/601277-07
Datum uitspraak: 22 januari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. R.M. Maanicus, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2008.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 06 november 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan tabakszaak [Bedrijf Z], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen
van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [aangever], te plegen met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en /
of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [aangever] heeft gehouden
en/of (daarbij) die [aangever] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil
graag dat je de kassa nu graag open maakt en het geld/de inhoud in een tasje
doet", althans woorden van gelijk (dreigende) aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gelet op de aangifte van [aangever] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde feit als volgt wettig en overtuigend bewezen :
op 06 november 2007 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan tabakszaak [Bedrijf Z], en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [aangever], te plegen met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, een mes in de richting van die [aangever] heeft gehouden en daarbij die [aangever] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil graag dat je de kassa nu open maakt en het geld/de inhoud in een tasje
doet", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
1. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
2. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en opname in De Hoop of een soortgelijke instelling.
3. De raadsman heeft gesteld, dat het begeleidingstraject bij De Hoop bij de strafoplegging extra aandacht verdient. Daarbij komt dat het handelen van verdachte bij een poging is gebleven, aldus de raadsman. Deze omstandigheden rechtvaardigen in de opvatting van de raadsman een mildere straf dan die door de officier van justitie is geëist.
4. De rechtbank acht een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur op zijn plaats op grond van de navolgende overwegingen.
5. Verdachte is op klaarlichte dag naar de tabakszaak [Bedrijf Z] aan de [adres] te Utrecht gegaan en heeft daar, in wat een korte opwelling lijkt te zijn geweest, het slachtoffer (die daar als shopmanager werkzaam was) onder dreiging van een mes geboden de inhoud van de kassa aan hem af te geven.
6. Juist op dat moment kwam de vriend van het slachtoffer de tabakszaak binnen, waardoor verdachte de uitvoering van zijn voornemen heeft gestaakt en is gevlucht.
7. De gevolgen van het handelen van verdachte voor het slachtoffer blijken uit de omstandigheden zoals die door de raadsman ter terechtzitting zijn verwoord; de impact van het gebeuren heeft ertoe geleid, dat zij niet langer als shopmanager werkzaam kan zijn en dat zij in functie is teruggegaan. Naast de psychische gevolgen van de overval, heeft hetgeen zich heeft afgespeeld dus ook financiële consequenties voor het slachtoffer.
8. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank zijn blanco strafblad mee en het feit dat hij ter terechtzitting doorvoeld berouw heeft getoond. Uit eigener beweging heeft verdachte schriftelijk contact gezocht met het slachtoffer en haar, zo is de rechtbank gebleken, welgemeende excuses aangeboden.
9. De rechtbank heeft ook gelet op de rapportage die over verdachte door mevrouw Balfoort van Reclassering Nederland is uitgebracht en haar toelichting hierop ter terechtzitting. Zij adviseert de rechtbank een zo kort mogelijk onvoorwaardelijk deel gevangenisstraf op te leggen, zodat hij in het kader van een verplicht contact met een behandeling bij De Hoop kan beginnen.
10. Hoewel de eis van de officier van justitie, gelet op het karakter van het onderhavige feit, alleszins gerechtvaardigd is, kan naar het oordeel van de rechtbank met na te melden straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. In de duur van de gevangenisstraf wil de rechtbank allereerst tot uitdrukking brengen, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor geschetste ernst van het feit, die zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, dat verdachte naar haar oordeel zo spoedig mogelijk met de behandeling bij De Hoop dient te beginnen. Daarnaast heeft de rechtbank in het intramurale gedeelte van die behandeling, die vrijheidsbeperking met zich brengt en ongeveer zes maanden duurt, eveneens aanleiding gevonden de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf te matigen.
11. Met betrekking tot de in beslag genomen mobiele telefoon, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
12. Met betrekking tot het in beslag genomen stanleymes, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan Ikea, die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 (TWAALF) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (ZES) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd ter behandeling laat opnemen in Stichting De Hoop, centrum voor evangelische verslavingszorg en hulpverlening te Dordrecht of een door vernoemde reclasseringsinstelling aan te wijzen soortgelijke inrichting voor de duur van maximaal 6 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting zulks in overleg met voornoemde reclasseringsinstelling nodig acht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van een mobiele telefoon aan verdachte.
Gelast de teruggave van een stanleymes aan Ikea.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.K. van Riemsdijk, A. Muller en R.P.G.L.M. Verbunt, bijgestaan door mr. J.A. van Wageningen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2008.