RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/601214-07
Datum uitspraak: 18 januari 2008
Raadsman, mr. R.M. Maanicus.
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [postcode + woonplaats], [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht – Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
04 januari 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de aangifte van [aangever], eigenaar van [bedrijf X], blijkt dat hij op 23 oktober 2007 werkzaam was in zijn bedrijf en dat hij die dag omstreeks 15:30 uur twee harde klappen hoorde. [aangever] zag vervolgens een heleboel glas de winkel in komen. Hij zag voor de etalage een tweetal personen staan, die beiden sieraden uit de etalage pakten. In de etalage lagen wit gouden sieraden en geel goud. Aangever zag voorts dat de kleinste dader een tas bij zich had, waar de sieraden in werden gedaan. Uit de aangifte blijkt verder dat de vrouw van aangever gewond was geraakt en naar het ziekenhuis is gegaan . Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 23 oktober 2007 samen met [medeverdachte] sieraden heeft gestolen vanuit de etalage van juwelier [Bedrijf X] en dat het zijn idee was om de diefstal te plegen. Verdachte heeft verder verklaard dat zij een juwelier zagen en tegen elkaar zeiden: “we doen het”, waarna hij, verdachte, een steen pakte en daarmee de ruit van de juwelierszaak ingooide. Medeverdachte [medeverdachte] pakte vervolgens sieraden uit de etalage, waarna zij wegrenden naar de auto van de zus van verdachte die op zijn aanwijzingen op een bepaalde plek stond te wachten .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] op 23 oktober 2007 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van sieraden uit de juwelierswinkel [Bedrijf X] door middel van braak.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag, midden in een drukke winkelstraat in Amersfoort, met een steen de etalageruit van een juwelierszaak ingegooid waarna zij verscheidene sieraden wegnamen. Op het moment van deze diefstal waren er meerdere personen in de juwelierszaak. Blijkens foto’s uit het dossier en de diverse verklaringen die daarover zijn afgelegd, is het glas in de rondte gevlogen en is tot achterin de zaak terechtgekomen. De echtgenote van de aangever, die zich op dat moment in de zaak vond, is gewond geraakt. De omstandigheid dat niemand ernstig gewond is geraakt door het rondvliegende glas, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte en de medeverdachte te danken is. De rechtbank rekent deze zeer brutale diefstal verdachte en zijn medeverdachte zwaar aan.
Dit soort feiten leveren naast de veroorzaakte materiële schade gevoelens van angst en onveiligheid op voor de benadeelden. Aangever [aangever] heeft ter zitting verklaard dat hij en zijn gezin veel angst hebben gehad en ook nu nog erg overstuur van het gebeuren zijn, met name doordat hun dochtertje van acht jaar getuige is geweest van het brutale optreden van verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte en zijn mededader hebben zich hier totaal niet om bekommerd. Naar eigen zeggen had verdachte “gewoon” geld nodig.
Mede gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachte het onderhavige strafbaar feit hebben gepleegd in een drukke winkelstraat, heeft een delict als het onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt ook bij burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Dit blijkt ook uit de verschillende verklaringen van aldaar winkelende personen die getuige zijn geweest van deze diefstal.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 oktober 2007, waaruit blijkt dat de verdachte één keer een transactie heeft gekregen wegens een andersoortig feit dan thans is bewezenverklaard, maar verder niet vaker met politie en justitie in aanraking is geweest;
• een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 11 december 2007, opgemaakt door mevrouw S. Dijkslag, reclasseringswerker, waaruit blijkt verdachte zijn leven voor zijn detentie redelijk op orde had en dat het delict is gepleegd vanuit een snelle behoeftebevrediging zonder goed na te denken over de consequenties en onder invloed van (uitspraken van) verkeerde vrienden. Verdachte dient te leren zijn impulscontrole te handhaven en kritisch na te denken over de gevolgen op lange en korte termijn. Indien hij dit niet leert blijft de kans op recidive onverminderd aanwezig. De Reclassering adviseert dan ook om als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook als dat inhoudt het volgen van de Cognitieve Vaardigheidstraining of een soortgelijke training.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
• een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van de Cognitieve Vaardigheidstraining of een soortgelijke training.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Niet- ontvankelijk verklaring van de gehele vordering van de benadeelde partij omdat deze voor wat betreft de materiële schade niet voldoende onderbouwd is en er voor wat betreft de immateriële schade geen direct belang is / geen sprake is van een rechtstreeks belang.
De rechtbank acht de door de officier van justitie voorgestelde straf veel te laag. De rechtbank heeft hierbij ook nog in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachte koel en berekenend te werk zijn gegaan, zijn nietsvermoedende zus bij hun daden hebben betrokken, iemand gewond is geraakt en de omstandigheid dat van deze grove en brutale diefstal op klaarlichte dag in een centrum van een stad een groot aantal mensen, waaronder ook kinderen, getuige is geweest.
De vordering van de benadeelde partij [Bedrijf X]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 14.419,55 wegens materiële schade, inclusief de kosten van het opmaken van het expertiserapport.
De vordering is ter zitting door [aangever] toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat de heer [aangever] de gemachtigde van [Bedrijf X] is.
Dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank is namelijk van oordeel dat, nu een expertiserapport is opgemaakt, de vordering voldoende is onderbouwd.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij zal voor wat betreft het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade van mevrouw [vrouw van aangever], de persoonlijke schade van mevrouw [vrouw van aangever], de immateriële schade van mevrouw [getuige 1] en de persoonlijke schade van mevrouw [getuige 1] niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering is ingediend namens [Bedrijf X] en niet namens voornoemde personen.
De rechtbank begroot de materiële schade op € 14.419,55 (zegge: veertienduizend en vierhonderdennegentien euro en vijfenvijftig eurocent).
De vordering wordt tot voornoemd bedrag toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door een mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [aangever].
Deze vordering wegens immateriële schade van [aangever] is ook opgenomen in de schriftelijke vordering van [Bedrijf X]
Nu de heer [aangever] zelf ter terechtzitting is verschenen en heeft gepersisteerd bij deze vordering, is de rechtbank van oordeel dat hij deze vordering zelf heeft ingediend.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vordering het navolgende.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.000,- (zegge: duizend euro).
De vordering wordt tot voornoemd bedrag toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door een mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN, waarvan 5 (VIJF) MAANDEN voorwaardelijk.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van de Cognitieve Vaardigheidstraining of een soortgelijke training.
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [Bedrijf X], gevestigd te Amersfoort ten dele toe tot een bedrag van € 14.419,55 (zegge: veertienduizend en vierhonderdennegentien euro en vijfenvijftig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door een mededader is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 14.419,55 (zegge: veertienduizend en vierhonderdennegentien euro en vijfenvijftig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 102 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door een mededader is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.F. Dekking, E.F. Bueno en R.P.G.L.M. Verbunt, bijgestaan door mr. K.D.M. Buitenweg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2008.
Mr. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.