ECLI:NL:RBUTR:2008:BC2349

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
541149 UE VERZ 07-1746
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot begroting van nakosten na beslaglegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot begroting van de na de uitspraak gevallen kosten, zoals bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekster, Lindorff Purchase B.V., voorheen Transfair B.V., had een verzoek ingediend om de nakosten te begroten na een eerdere uitspraak. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2007 waren de gemachtigde van verzoekster, W. Kistemaker, en de verweerster, die in persoon aanwezig was, aanwezig.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vooropgesteld dat voor ambtshandelingen van deurwaarders vaste tarieven gelden, die ook een honorariumcomponent bevatten. Voor een verzoek tot begroting van nakosten is het noodzakelijk dat er substantiële werkzaamheden zijn verricht die niet onder de ambtshandelingen vallen. De kantonrechter oordeelde dat een enkele aanmaning of het in ontvangst nemen van een bedrag niet voldoende is om als substantiële werkzaamheden te worden aangemerkt. Ook werkzaamheden die verband houden met het ontvangen van een vonnis en de voorbereiding van de betekening en executie van dat vonnis zijn niet als zodanig erkend.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat er substantiële activiteiten waren verricht die de begroting van nakosten rechtvaardigden. Het verzoek werd afgewezen en verzoekster werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van verweerster, begroot op nihil. Deze beslissing werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van 9 januari 2008, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 541149 UE VERZ 07-1746
Beschikking op een verzoek tot afgifte van een bevelschrift (artikel 237, vierde lid Rv) d.d. 9 januari 2008 inzake
Lindorff Purchase B.V., voorheen genaamd Transfair B.V., gevestigd te Zwolle,
verzoekster,
gemachtigde: M.G. de Jong, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
[verweerster], wonende te Utrecht,
verweerster.
Verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
? het verzoekschrift tot begroting van de na de uitspraak gevallen kosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv;
? de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 december 2007, waarbij verschenen zijn de gemachtigde van verzoekster, W. Kistemaker, en verweerster in persoon;
Het geschil en de beoordeling
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de kantonrechter voorop dat voor ambtshandelingen van deurwaarders vaste tarieven gelden. Deze tarieven bevatten mede een honorariumcomponent, zoals blijkt uit het Besluit Tarieven Ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.
Om een verzoek tot begroting van de nakosten te kunnen inwilligen, zal het dus moeten gaan om andere dan ambtshandelingen. Tevens zal het moeten gaan om substantiële werkzaamheden. Een enkele (herhaalde) aanmaning is dus niet voldoende, net zo min als het (ineens of in enkele gedeelten) in ontvangst nemen van het bedrag, waartoe de verliezende partij veroordeeld is. Ook werkzaamheden verband houdende met het ontvangen van een vonnis, het mededelen aan en het bespreken van de inhoud met de cliënt en de voorbereiding door de gemachtigde van de betekening en executie van dat vonnis, kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet worden aangemerkt als zodanig reële en noemenswaardige diensten dat deze als factoren voor nakosten in aanmerking genomen kunnen worden, nog daargelaten de vraag of die werkzaamheden niet onder de proceskosten moeten worden gebracht, waarvoor bij het vonnis al een vergoeding is toegekend aan verzoekster.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat het hier gaat om werkzaamheden die de begroting van nakosten bij bevelschrift als bedoeld in artikel 237 lid 4 e.v. Rv rechtvaardigen. Naast de beslaglegging is van dergelijke, substantiële activiteiten niet gebleken.
Het verzoek zal daaom worden afgewezen en verzoekster zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt verzoekster tot betaling van de proceskosten aan de zijde van verweerster, begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 9 januari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.