ECLI:NL:RBUTR:2008:4151

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 september 2008
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
167322 / HA ZA 03-1875
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verrekening tussen vennootschappen in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Utrecht, zijn eiseressen [eiseres 1] V.O.F., [eiseres 2] INSTALLATIETECHNIEK B.V. en INGENIEURSBUREAU [eiseres 3] B.V. betrokken in een geschil met gedaagde, een vennootschap naar Duits recht gevestigd in Köln-Junkersdorff. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 302.659,64 door gedaagde aan eiseres 2, voortvloeiend uit werkzaamheden die door eiseres 2 zijn verricht op basis van een opdracht van 19 juli 2001. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat eiseres 2 recht heeft op een vergoeding van € 228.190,75 voor deze werkzaamheden, en dat gedaagde zich kan beroepen op verrekening met een bedrag dat verband houdt met herstelwerkzaamheden aan de door eiseres 2 aangelegde riolering.

De rechtbank heeft in het vonnis van 10 september 2008 geoordeeld dat gedaagde in totaal € 308.859,26 aan eiseres 2 verschuldigd is, maar dat na verrekening met een bedrag van € 6.199,62, dat gedaagde vordert in verband met gebreken aan de riolering, het te betalen bedrag aan eiseres 2 € 302.659,64 bedraagt. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf 31 mei 2002, omdat gedaagde hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres 2, die zijn begroot op € 20.701,20.

In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld die zijn afgewezen, omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres 2 niet onterecht in rechte is betrokken. De proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P. Dondorp en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 167322 / HA ZA 03-1875
Vonnis van 10 september 2008
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres 1] V.O.F.,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] INSTALLATIETECHNIEK B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INGENIEURSBUREAU [eiseres 3] B.V.,
gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
[gedaagde],
gevestigd te Köln-Junkersdorff,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans.
Partijen zullen hierna [eiseres 2] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 februari 2007;
  • het deskundigenbericht van 21 april 2008;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres 2];
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in de tussenvonnissen is overwogen en bouwt daarop voort.
2.2.
In het op 18 oktober 2006 in deze zaak gewezen tussenvonnis is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [eiseres 2] is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de heer [X] namens [gedaagde] [eiseres 2] op 19 juli 2001 opdracht heeft gegeven om verder te gaan met het maken van nadere berekeningen en tekeningen en met de invulling van werktekeningen. Vervolgens is een deskundige benoemd om te kunnen vaststellen wat een redelijke vergoeding is voor de werkzaamheden die ingevolge de opdracht van 19 juli 2001 zijn verricht.
2.3.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht geconcludeerd dat € 228.190,75 een redelijke vergoeding is voor de door [eiseres 2] na 19 juli 2001 verrichte werkzaamheden.
2.4.
Nu partijen de bevindingen en conclusies van de deskundige niet hebben weersproken en ook de rechtbank ambtshalve geen aanleiding ziet om anders te beslissen, neemt de rechtbank de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare.
Dat betekent dat in deze procedure wordt aangenomen dat [eiseres 2] voor de door haar aan [gedaagde] in rekening gebrachte werkzaamheden verricht na 1 juli 2001, een vergoeding toekomt van € 228.190,75.
2.5.
In het tussenvonnis van 20 april 2005 is reeds overwogen dat ook een bedrag van € 80.668,51 (oorspronkelijk fl. 177.770,00, gefactureerd op 15 januari 2001) voor toewijzing vatbaar is. In totaal is [gedaagde] aan [eiseres 2] derhalve in hoofdsom € 308.859,26 verschuldigd. In dat tussenvonnis is ook overwogen dat [gedaagde] zich kan beroepen op verrekening met het bedrag dat gemoeid is geweest met herstel van gebreken aan de door [eiseres 2] aangelegde riolering. Aanvankelijk ging [gedaagde] er vanuit dat het om € 60.683,62 ging. Dat bedrag vordert heeft zij ook in reconventie gevorderd. In het tussenvonnis van 20 april 2005 is ook geoordeeld dat [eiseres 2] dat bedrag aan [gedaagde] voor herstelwerkzaamheden verschuldigd is en de tegenvordering tot dat bedrag gegrond is. Bij akte van 5 juli 2006 heeft [gedaagde] echter te kennen gegeven dat op het bedrag van € 60.683,62 een bedrag van € 54.484,00 in mindering moet worden gebracht en heeft zij haar eis in reconventie met dat bedrag verminderd.
Nu is gebleken dat de vordering van [gedaagde] in verband met de riolering en het daarom door [eiseres 2] aan [gedaagde] verschuldigde bedrag niet € 60.683,62 bedraagt, maar € 6.199,62, komt de rechtbank in zoverre terug op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.13 van het tussenvonnis van 20 april 2005, dat thans wordt geoordeeld dat [gedaagde] in conventie een beroep toekomt op verrekening tot een bedrag van € 6.199,62. Na verrekening resteert in hoofdsom een aan [eiseres 2] te betalen bedrag van € 302.659,64.
2.6.
[eiseres 2] heeft over het door [gedaagde] te betalen bedrag de wettelijke rente gevorderd vanaf 31 mei 2002. Tegen die vordering heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd, zodat de rente vanaf die datum zal worden toegewezen.
2.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 68,20
- vast recht € 3.863,00
- salaris procureur €
16.770,00(6,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 20.701,20
in reconventie
2.8.
[gedaagde] heeft in reconventie – na vermindering van eis – gevorderd dat [eiseres 2] wordt veroordeeld tot betaling van:
 een bedrag van € 6.199,62 in verband met een aan [gedaagde] gecedeerde vordering van [A 1]- und Projektentwicklungsgesellschaft mbH in verband met het feit dat [eiseres 2] tekort is geschoten in haar verplichtingen bij de aanleg van een riolering;
 een bedrag van € 36.000,00, zijnde de hoogte van de door [gedaagde] geleden schade als gevolg van het feit dat [eiseres 2] ten onrechte beslag heeft laten leggen onder [A 2];
 een bedrag van € 49.094,18 aan kosten die [gedaagde] heeft moeten betalen aan adviseurs omdat [eiseres 2] haar ten onrechte in rechte heeft betrokken.
2.9.
Zoals al in het tussenvonnis van 20 april 2005 is overwogen is er, nu in conventie het beroep op verrekening met het bedrag van € 6.199,62 is gehonoreerd, geen ruimte meer voor veroordeling van [eiseres 2] tot betaling van dat bedrag in reconventie.
2.10.
De overige vorderingen in reconventie zijn gebaseerd op de veronderstelling dat [eiseres 2] [gedaagde] in conventie ten onrechte in rechte zou hebben betrokken. Naar inmiddels is komen vast te staan, is dat niet juist. De in reconventie gevorderde bedragen van € 36.000,00 en € 49.094,18 zullen daarom worden afgewezen.
2.11.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres 2] te betalen een bedrag van € 302.659,64 (driehonderdtwee duizend zeshonderd negenenvijftig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 31 mei 2002 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 2] tot op heden begroot op EUR 20.701,20,
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af,
3.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2008. [1]

Voetnoten

1.