ECLI:NL:RBUTR:2007:BI3551

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224885 / FA RK 07-300
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen een man met Nederlandse en Iraanse nationaliteit en een vrouw met Iraanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 juli 2007 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man met zowel de Nederlandse als de Iraanse nationaliteit en een vrouw met de Iraanse nationaliteit. Partijen zijn op 3 maart 2003 in Iran met elkaar gehuwd, maar hun huwelijk is duurzaam ontwricht. De vrouw heeft verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 400,-- per maand, terwijl de man hiertegen verweer heeft gevoerd, stellende dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat de gevraagde bijdrage zijn draagkracht te boven gaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een netto inkomen heeft van € 2.293,-- per maand en dat de behoefte van de vrouw op € 1.376,-- netto per maand kan worden gesteld. Na aftrek van het eigen inkomen van de vrouw, dat gemiddeld € 1.240,-- netto per maand bedraagt, heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw aan een aanvullende bijdrage vastgesteld op € 136,-- netto per maand.

De rechtbank heeft ook de draagkracht van de man beoordeeld, die op € 38.881,-- bruto per jaar is vastgesteld. Na het in aanmerking nemen van zijn lasten, waaronder huur en alimentatie uit een eerder huwelijk, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de man in beginsel in staat is om een bijdrage van € 141,-- per maand te betalen. Echter, om te voorkomen dat de vrouw bevoordeeld zou worden ten opzichte van de man, heeft de rechtbank besloten dat er geen rechtens relevante bijdrage kan worden vastgesteld, en heeft het verzoek van de vrouw afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de behandeling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap pro forma aangehouden tot 18 september 2007, waarbij partijen zijn verzocht om relevante stukken over te leggen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, met de bepaling dat de man de huurder zal zijn van de echtelijke woning.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 224885 / FA RK 07-300
echtscheiding
Beschikking van 18 juli 2007
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de man,
procureur mr. A.M. Bruin,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de vrouw,
procureur mr. M.I. van Meel.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift en het ingediende verweerschrift tevens verzoekschrift, nog gevolgd door een verweerschrift en nadien ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 18 juni 2007. De man is verschenen met zijn procureur. De vrouw is verschenen met haar advocaat, mr. J. van Koesveld, kantoorhoudende te Amsterdam.
2. Vaststaande feiten
- Partijen zijn op 3 maart 2003 te [woonplaats] (Iran) met elkaar gehuwd.
- Hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
- De man heeft zowel de Nederlandse als de Iraanse nationaliteit. De vrouw heeft de Iraanse nationaliteit.
3. Beoordeling van het verzochte
De echtscheiding
Nu de echtgenoten beiden hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Nu de man onweersproken een keuze voor het Nederlandse recht heeft gedaan, zal de rechtbank krachtens artikel 1, lid 4, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Op grond van de vaststaande feiten kan het verzoek tot echtscheiding worden toegewezen.
Het huurrecht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de man en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
De door de man verzochte nevenvoorziening, om te bepalen dat de man huurder zal zijn van de echtelijke woning kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
De partneralimentatie
Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.
De vrouw heeft gevraagd de door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud vast te stellen op € 400,-- per maand.
De man heeft daartegen verweer gevoerd. Aangevoerd is dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage omdat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, alsmede dat de gevraagde bijdrage zijn draagkracht te boven gaat.
Behoefte
Voor de berekening van de behoefte van de vrouw zoekt de rechtbank aansluiting bij de methode zoals toegepast door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch en te Leeuwarden (LJN-nummers AM3088 en AI1288) . Bij deze methode geldt als uitgangspunt dat de behoefte van de vrouw bepaald wordt door de staat en stand zoals deze tijdens het huwelijk is gevoerd. Maatgevend voor de beoordeling van de welstand van partijen tijdens het huwelijk is het besteedbaar gezinsinkomen van partijen zoals zij dat ontvingen in de periode dat zij nog samenleefden.
Nu de vrouw de stelling van de man dat partijen gedurende het huwelijk leefden van een salaris van de man van
EUR 2.293,-- netto per maand onweersproken heeft gelaten en uit de door de vrouw overgelegde salarisspecificatie over de weken 11 tot en met 22 van 2007 blijkt dat zij betrekkelijk kort voor het feitelijk uiteengaan van partijen, namelijk met ingang van 6 april 2006 bij Dactylo Uitzendburo B.V. in dienst is getreden, zal de rechtbank uitgaan van een bedrag van
EUR 2.293,-- netto per maand. De behoefte van de vrouw kan worden gesteld op 60% van dit bedrag. De rechtbank becijfert de behoefte van de vrouw aldus op EUR 1.376,-- netto per maand. Nu de vrouw een eigen inkomen heeft en derhalve voor een deel zelf in haar behoefte voorziet, dient het huidige inkomen van de vrouw op voornoemd bedrag in mindering te worden gebracht.
De rechtbank baseert zich bij de berekening van het inkomen van de vrouw op de door haar overgelegde salarisspecificatie over de weken 11 tot en met 22 van 2007, exclusief het in week 20 uitbetaalde vakantiegeld. Het inkomen van de vrouw bedraagt dan gemiddeld EUR 295,29 netto per week, exclusief vakantiegeld. De rechtbank gaat uit van vier weken vakantie per jaar waarin de vrouw geen inkomsten heeft. Het nettojaarinkomen van de vrouw bedraagt derhalve EUR 14.174,-- te vermeerderen met 5% vakantiegeld. De rechtbank gaat dan ook uit van een inkomen van de vrouw van EUR 1.240,-- netto per maand inclusief vakantiegeld.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank de behoefte van de vrouw aan een aanvullende bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud op EUR 136,-- netto per maand, hetgeen een bruto behoefte oplevert van EUR 232,-- per maand.
Draagkracht van de man
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een inkomen van de man van EUR 38.881,-- bruto per jaar, inclusief vakantiegeld. De rechtbank baseert zich hierbij op de jaaropgave over 2006, nu zij het niet aannemelijk acht dat het inkomen van de man in 2007 substantieel lager c.q. hoger zal zijn.
De man heeft de volgende maandelijkse lasten opgevoerd:
a. kale huur EUR 366,00
b. premie zorgverzekering EUR 243,00
c. aflossing schulden EUR 454,00
d. alimentatie eerder huwelijk EUR 250,00.
De onder a. opgevoerde last is niet betwist, zodat de rechtbank in haar berekening van de draagkracht van de man hiermee rekening zal houden.
Premie zorgverzekering
De vrouw heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de man geen rekening heeft gehouden met de door hem ontvangen zorgtoeslag.
De rechtbank zal rekening houden met een premie zorgverzekering van EUR 202,-- per maand ( premie zorgverzekering ad EUR 93,75 per maand + werkgeversdeel ad EUR 149,-- per maand minus de zorgtoeslag ad EUR 41,-- per maand).
Aflossing schuld SNS-bank
De vrouw heeft ter terechtzitting medegedeeld dat zij erkent dat de schuld aan de SNS-bank bestaat. De rechtbank zal in haar berekening dan ook rekening houden met een bedrag van EUR 454,-- per maand.
Aflossing schuld Comfort Card
De man heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij de bij Comfort Card openstaande schuld mede heeft aangewend ter voldoening van advocaatkosten. Niet is komen vast te staan voor welk doel de rest van de schuld is aangewend.
De rechtbank is van oordeel dat de post advocaatkosten niet een noodzakelijke last is die voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting, en gesteld noch gebleken is dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor hiervan afgeweken zou moeten worden. Nu de schuld voor het overige niet is weersproken, acht de rechtbank het redelijk rekening te houden met de helft van het door de man opgevoerde bedrag ad EUR 98,--, te weten EUR 49,-- per maand.
Alimentatie eerder huwelijk
Ter terechtzitting heeft de man medegedeeld dat de door hem betaalde alimentatie die voortvloeit uit een eerder huwelijk, kinderalimentatie betreft.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar niet vast is komen te staan dat de man de alimentatie voldoet op basis van een rechterlijke beschikking, doch nu de vrouw heeft erkend dat de man de desbetreffende alimentatie reeds gedurende het huwelijk betaalde en zij het hier klaarblijkelijk ook mee eens was, zal de rechtbank rekening houden met het door de man opgevoerde bedrag ad EUR 250,-- per maand.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de voor de man geldende heffingskortingen, de bijstandnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60.
Draagkracht van de vrouw
De rechtbank houdt rekening met een inkomen van de vrouw van EUR 1.512,-- bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld, waarbij zij zich, evenals bij de berekening van de behoefte van de vrouw aan een bijdrage, baseert op de door haar overgelegde salarisspecificatie over de weken 11 tot en met 22 van 2007, exclusief het in week 20 uitbetaalde vakantiegeld.
De vrouw heeft ter terechtzitting de volgende maandelijkse lasten opgevoerd:
a. huur EUR 430,00
b. premie zorgverzekering EUR 93,75.
Huur
De rechtbank acht het redelijk rekening te houden met een, blijkens de door de vrouw overgelegde huurovereenkomst, kale huur van EUR 266,-- per maand, te vermeerderen met de door de vrouw (verplicht) te betalen kosten van een huismeester van EUR 33,33 per maand, alsmede met de kosten van een servicepakket van EUR 33,33 per maand.
Premie zorgverzekering
Alhoewel de vrouw geen bescheiden heeft overgelegd waaruit blijkt welk bedrag zij aan premie zorgverzekering betaalt, acht de rechtbank het aannemelijk dat zij, evenals de man, een nominale zorgpremie van EUR 93,75 per maand betaalt. Gelet op de door haar overgelegde salarisspecificatie zal de rechtbank tevens rekening houden met een werkgeversdeel van (gemiddeld) EUR 95,99 per maand, zodat moet worden uitgegaan van een bedrag van EUR 190,-- per maand. Nu de stelling van de vrouw dat zij (op dit moment) geen zorgtoeslag ontvangt niet, althans onvoldoende, weersproken is gebleven, zal de rechtbank hier geen rekening mee houden.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de voor de vrouw geldende heffingskortingen, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de man in beginsel in staat moet worden geacht om een bedrag van EUR 141,-- per maand bij te dragen ten behoeve van de vrouw. Evenwel, voorkomen moet worden dat de vrouw door het vaststellen van een bijdrage van deze omvang zou worden bevoordeeld ten opzichte van de man. Een en ander leidt er toe dat er geen rechtens relevante bijdrage kan worden vastgesteld. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
De rechtbank zal, gelet op het feit dat de vrouw ter terechtzitting stukken bleek te bezitten die de man niet kende en voorts dat zij meedeelde de verdeling graag in het bijzijn van een tolk te behandelen, alsmede gelet op het bepaalde in artikel 9 van het Procesreglement Scheidingsprocedure, de behandeling op dit punt pro forma aanhouden voor de duur van drie maanden. De rechtbank verzoekt partijen zich ten aanzien van de verdeling uit te laten over de vraag welk recht voor welke periode van toepassing is op het huwelijksvermogensregime.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. spreekt uit de echtscheiding tussen [de man], en [de vrouw], gehuwd op 3 maart 2003 te [woonplaats], Iran;
4.2. bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres];
4.3. de rechtbank houdt de behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de
huwelijksgoederengemeenschap PRO FORMA aan tot 18 september 2007,
met verzoek aan de beide procureurs om voor wat betreft de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap - onder verwijzing naar het gestelde in artikel 9 van het Procesreglement Scheidingsprocedure - er zorg voor te dragen dat op de genoemde pro formadatum in ieder geval de volgende stukken aan de rechtbank zijn overgelegd, voor zover nog niet geschied:
- een overzicht van de samenstelling van de boedel en de waarde van de verschillende boedelbestanddelen;
- indien verschil van mening bestaat over de waarde, de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld vergezeld van een voorstel met betrekking tot eventueel te benoemen taxateur(s);
- de peildatum voor de waardebepaling;
- een voorstel tot verdeling;
partijen dienen alsdan gemotiveerd aan te geven welk recht voor welke periode van toepassing is op het huwelijksvermogensregime;
4.4. het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.G. van Osta, rechter, in het bijzijn van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2007.?