ECLI:NL:RBUTR:2007:BG8943

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
546585 UV EXPL 07-413
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot regeling gebruik gemeenschappelijke woning en ambtshalve instelling bewind

In deze zaak heeft [eiser] een verzoek ingediend tot regeling van het gebruik van de gemeenschappelijke woning na de echtscheiding van [eiser] en [gedaagde]. De zitting vond plaats op 12 november 2007, waarbij [gedaagde] niet verschenen is. De feiten zijn als volgt: [eiser] en [gedaagde] zijn op 9 september 1991 gehuwd en hebben twee kinderen. Na de echtscheiding in 2000 is [eiser] met de kinderen in de echtelijke woning blijven wonen. [gedaagde] heeft in 2006 een erfenis van € 250.000 ontvangen en samen met [eiser] een woning gekocht. Momenteel verblijft [gedaagde] in een instelling, wat de situatie voor de kinderen problematisch maakt. [eiser] verzoekt de kantonrechter om hem bij uitsluiting het gebruik en beheer van de woning toe te kennen, en om [gedaagde] te bevelen de woning te verlaten.

De kantonrechter overweegt dat het verzoek in beginsel toewijsbaar is, maar dat er ook rekening gehouden moet worden met de belangen van [gedaagde]. De kantonrechter besluit ambtshalve de woning onder bewind te stellen, gezien de geestelijke toestand van [gedaagde] en de onduidelijkheid over de afspraken tussen partijen. Tevens benoemt de kantonrechter een bewindvoerder voor [gedaagde]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt op 29 november 2007.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 546585 UV EXPL 07-413 TC
kort geding verstekvonnis d.d. 29 november 2007
inzake
[eiser], wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. S. Glansdorp, advocaat te Maarssen,
(toevoeging nummer 4GI2473)
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats], [adres 1], feitelijk verblijvende te [woonplaats] in het [centrum]
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
niet verschenen.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2007. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1.
De volgende feiten staan vast omdat zij niet zijn bestreden:
1.1
[eiser] is op 9 september 1991 met [gedaagde] gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Tijdens het huwelijk zijn twee kinderen geboren, [minderjarige 1], verder te noemen [minderjarige 1], geboren op [1993] te [woonplaats], en [minderjarige 2], geboren op [1997] te [woonplaats].
1.2
Bij beschikking van 31 mei 2000 is door de Rechtbank de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 26 juni 2000 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Maarssen.
1.3
Na de echtscheiding is [eiser] met de kinderen in de echtelijke woning blijven wonen.
1.4
Op 14 juni 2004 is een dyslexie onderzoek van [minderjarige 1] geweest, waarin ondermeer staat vermeld, voor zover van belang:
"(.....)
Thuissituatie
[minderjarige 1] woont met zijn jongere broertje bij vader. De ouders zijn gescheiden. Er zijn veel spanningen geweest in de gezinssituatie die de ontwikkeling van [minderjarige 1] nadelig hebben beïnvloed. Van bureau jeugdzorg is er gezinsbegeleiding geweest en [minderjarige 1] bezocht gedurende twee jaar de naschoolse opvang van het dagbehandelcentrum "[naam]".
(.....)".
1.5
Op 5 oktober 2004 schrijft B.E. Lahuis, kinder- en jeugdpsychiater, aan J. Koopmans, Bureau Jeugdzorg Utrecht, het volgende voor zover van belang:
"(.....)
Daarnaast is het nogmaals goed te benoemen dat de volledige zorg voor beide kinderen bij vader berust. De moeder van moeder schiet soms bij. In het huis is veel structuur en regelmaat en dat gaat het goed met [minderjarige 1]. Er blijven echter problemen bestaan rondom moeder. Volgens het verhaal van moeder (....) Vader en moeder van moeder geven aan dat (.....)
Dit alles in de context van systeemproblemen, waarbij het gaat over een ingewikkelde relatie met moeder en een verstoorde gezinsinteractie door de mogelijke psychiatrische problemen van moeder. (.....)".
1.6
In 2006 heeft [gedaagde] € 250.000, - van haar vader geërfd.
1.7
Met het bedrag van € 250.000, - is op 16 augustus 2006, mede op aanraden van de broer van [gedaagde], in [woonplaats], [adres 1], gekocht, waarbij [eiser] eveneens voor de helft eigenaar werd van de woning.
1.8
Thans is [gedaagde] opgenomen in het [centrum] in [woonplaats], op een open afdeling.
2.
[eiser] vraagt te bepalen dat de man (met de kinderen) bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik en beheer van de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats], met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden, met uitvoerbaarverklaring voor zoveel mogelijk bij voorraad en met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie.
Hij stelt daartoe dat de huidige situatie heel slecht is voor de kinderen. Vanaf het moment dat de vrouw niet meer in de woning verblijft, zijn de kinderen een stuk rustiger. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid weer veranderen wanneer de vrouw weer in de woning wil komen wonen. De vrouw verblijft thans op een open afdeling. Dit betekent dat ze ieder moment naar de woning kan gaan en omdat beide partijen eigenaar zijn van de woning zij die woning ook kan betreden. Dit is schadelijk voor de kinderen. [gedaagde] kan bij haar moeder gaan wonen, aldus [eiser].
3.
[gedaagde] is niet verschenen en heeft hetgeen [eiser] gesteld heeft, niet betwist.
4.
Hoewel het verzoek in beginsel in aanmerking komt om te worden toegewezen nu het de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, overweegt de kantonrechter als volgt. Het verzoek is gebaseerd op het bepaalde in artikel 3:168 lid 2 BW. Op grond van dat artikel kan de kantonrechter indien de deelgenoten van een gemeenschap, zoals de onderhavige woning, het genot, het gebruik en het beheer van het gemeenschappelijke goed niet bij overeenkomst hebben geregeld, op verzoek van de meest gerede partij een zodanige regeling treffen. De kantonrechter kan daarbij op basis van genoemd artikel (ambtshalve) het gemeenschappelijke goed onder bewind stellen. Hij houdt daarbij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
5.
In het onderhavige geval ziet de kantonrechter aanleiding ambtshalve van zijn bevoegdheid om de woning onder bewind te stellen gebruik te maken. De kantonrechter overweegt daartoe dat niet is betwist dat de woning, hoewel zij aan [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk, ieder voor de helft, in eigendom toekomt, volledig is gefinancierd uit de erfenis van [gedaagde]. Ter zitting heeft [eiser] voorts desgevraagd verklaard dat tussen hem en [gedaagde] geen afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop deze eenzijdige financiering door [gedaagde] tussen partijen wordt verrekend.
Ter zitting heeft [eiser] tevens aangegeven voornemens te zijn de woning te verkopen en de overwaarde tussen partijen te verdelen. In aanmerking nemende dat bij een eventuele verkoop vanzelfsprekend niet alleen de overwaarde dient te worden verrekend maar in beginsel ook dient te worden voorzien in de terugbetaling van het door [gedaagde] gefinancierde bedrag, is de kantonrechter van oordeel dat, mede gezien de geestelijke toestand waarin [gedaagde] thans kennelijk verkeerd, ter waarborging van de vermogensrechtelijke belangen van [gedaagde] bij de woning haar aandeel van de woning, alsmede de eventuele vordering van [gedaagde] op de [eiser] vanwege de financiering van de woning door [gedaagde] onder bewind dient te worden gesteld.
6.
Nu [eiser] zich, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet heeft uitgesproken over de te benoemen bewindvoerder, zal de kantonrechter ambtshalve [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemen. Mevrouw [bewindvoerder] heeft zich bereid verklaard als bewindvoerder in deze zaak op te treden.
7.
De proceskosten worden, gelet op de rechtsverhouding tussen partijen, gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
bepaalt dat [eiser] (met de kinderen) bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik en beheer van de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats], met het bevel dat [gedaagde] de woning dient te verlaten en verder niet mag betreden, met uitvoerbaarverklaring voor zoveel mogelijk bij voorraad en met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie;
stelt een bewind in over het aandeel van [gedaagde] in de woning en over een eventuele vordering van [gedaagde] op de [eiser] vanwege de financiering van de woning door [gedaagde];
benoemt tot bewindvoerder:
[bewindvoerder]
verbonden aan [naam]
[adres 2]
[woonplaats];
compenseert de proceskosten in die zin, dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2007.