ECLI:NL:RBUTR:2007:BC6740

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
513118 AC EXPL 07-1179
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over ligplaatsen in jachthaven met onbetaalde facturen en tegenvordering wegens onrechtmatig vasthouden van boten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen Huizer Marina BV en een gedaagde partij, die in conventie door Huizer Marina is aangeklaagd voor het betalen van onbetaalde facturen met betrekking tot de huur van ligplaatsen voor boten. De gedaagde partij heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld, waarin hij stelt dat Huizer Marina onrechtmatig de boten heeft vastgehouden en niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, aangezien een van de boten en een buitenboordmotor zijn verdwenen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 21 maart 2007, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 20 juni 2007. Huizer Marina vorderde in totaal € 3.878,76 aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, gebaseerd op facturen die zij had gestuurd voor de stalling van de boten. De gedaagde partij betwistte de vordering en stelde dat de boten onrechtmatig waren vastgehouden, wat leidde tot schade.

De kantonrechter oordeelde dat Huizer Marina, als exploitant van de haven, recht had op het vasthouden van de boten totdat de huurpenningen waren voldaan. De vordering tot teruggave van de boten door de gedaagde partij werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat er een huurovereenkomst bestond. De gedaagde partij had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims van schadevergoeding met betrekking tot de verdwenen boten en motor.

De kantonrechter heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor verdere bewijslevering door Huizer Marina, waarbij zij de mogelijkheid kreeg om aan te tonen dat er een overeenkomst was met de gedaagde partij. De beslissing over de vorderingen in conventie en reconventie werd aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief was beslist.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 513118 AC EXPL 07-1179 MG
vonnis d.d. 18 juli 2007
inzake
Huizer Marina BV,
gevestigd te Huizen,
verder ook te noemen Huizer Marina,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde],
tegen:
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie],
[woonplaats],
verder ook te noemen [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 21 maart 2007.
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
Huizer Marina heeft op de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 20 juni 2007. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. De kantonrechter gaat uit van het volgende.
1.1. Huizer Marina exploiteert een jachthaven in Huizen.
[naam betrokkene A.] huurde een kantoor en een stuk haven van Huizer Marina en exploiteerde dat zelf als jachthaven onder de naam “Menorquin Yachts Holland”. Huizer Marina rekende wat betreft de ligplaatsen met [naam betrokkene A.] af per boot.
1.2. [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] heeft in 2002 op voorstel van [naam betrokkene A.], met deze afgesproken dat 2 boten van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie], een Catalina en een Menorquin, bij [naam betrokkene A.] in de haven mochten liggen. Als tegenprestatie mocht [naam betrokkene A.] ze gebruiken.
1.3. Van 2002 tot september 2004 is [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] niet bij de boten geweest.
Op 19 september 2004 kondigt [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] [naam betrokkene A.] aan dat hij de boten weer wil ophalen op 24 september 2004.
Op 24 september 2004 start een boot of starten boten de niet, vanwege accuproblemen.
Nadien zijn de boten blijven liggen in de jachthaven (de Catalina op het droge).
1.4. De Menorquin is verdwenen uit de jachthaven in mei 2005. De Catalina had een buitenboordmotor. Deze is verdwenen.
1.5. Huizer Marina heeft aan [naam betrokkene A.] onder meer de volgende facturen gestuurd:
- factuur 3300 d.d. 4-11-2003 ad totaal € 1.378,27 betreffende onder meer:
winterstalling van uw boot op de wal en stalling tot op heden betreffende 2 zomers en 1 winter te water (circa 1700,--) wordt afgedaan met
750,-- euro indien de boot bij Huizer jachtma wordt ondergebracht
-factuur 3301 d.d. 4-11-2003 ad totaal € 784,55 betreffende onder meer:
winterstalling van uw boot op de wal De stalling tot op heden betreffende 2 zomers
en 1 winter op de wal (circa 850,--) wordt afgedaan met 350,-- euro indien de boot
bij Huizer jachtma wordt ondergebracht.
De facturen zijn niet betaald.
1.6. [naam betrokkene A.] is failliet verklaard.
2. De vordering in conventie en het verweer in reconventie
2.1. In conventie vordert Huizer Marina veroordeling van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] tot betaling van een hoofdsom van € 3.878,76 met rente en buitengerechtelijke kosten.
Daaraan legt zij het volgende ten grondslag.
In (2002, 2003 en) 2004, 2005 en 2006 heeft Huizer Marina in opdracht althans voor rekening van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] 2 boten (de Catalina en de Menorquin) in zomer- en winterstalling genomen, aldus dat zij daarvoor ligplaatsen heeft verhuurd.
Tot en met de winter 2003/2004 zijn daarvoor facturen gestuurd aan de onderneming van [naam betrokkene A.] (Menorquin Yachts Holland).
Huizer Marina heeft, nadat zij voorjaar 2004 het adres en telefoonnummer van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] kreeg van [naam betrokkene A.], ook [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] gesproken over de boten en had voor hem een contract klaarliggen. Dat contract is nooit opgehaald.
Huizer Marina heeft [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] facturen gestuurd ter zake ligplaatsen voor zijn boten.
2.2. Het totaal gevorderde bedrag ad € 3.878,55 betreft 3 facturen, gericht aan Z. [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] zelf:
- nr. 4350 d.d. 15-12-04 betreffende
Menorquin: ligplaats seizoen 2004
en winterstalling te water 2004/2005,
milieuheffing, startmotor gereviseerd...
gemonteerd
en assistentie 23 september
Catalina 18: zomerstalling op de wal 2004
winterstalling op de wal 2004/2005
milieuheffing € 2.223,85
(de twee aan [naam betrokkene A.] verzonden facturen met nr.
3300 en 3301 worden op deze factuur vermeld,
maar niet in rekening gebracht)
- nr. 5294 d.d. 03-11-2005
winterstalling van uw boot op de wal
zomerstalling van uw boot op de wal € 811,60
- nr. 60249 d.d. 15-11-2006 betreffende
winterstalling van uw boot op de wal
zomerstalling van uw boot op de wal € 843,31
2.3. Huizer Marina heeft zich pas in mei 2005, toen [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] aangaf helemaal niets te willen betalen, op het standpunt gesteld dat de boten niet weg mochten.
Als op 24 september 2004 de accu kapot is laat [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] zelf de boot liggen. Deze blijft liggen tot mei 2005, dan is de boot opeens verdwenen.
De Catalina is, in overleg met [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie], in de verkoop gekomen. De buitenboordmotor waarvan sprake is, is reeds in 2003 verdwenen.
2.4. Huizer Marina heeft haar vordering in juni 2005 ter incasso uit handen gegeven.
3. Het verweer en de tegenvordering
3.1. [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] stelt dat Huizer Marina geen vordering heeft op hem, [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie], maar slechts een vordering op [naam betrokkene A.] heeft.
3.2. Volgens [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] heeft Huizer Marina hem op 24 september 2004 gezegd dat hij de boten niet mocht meenemen, omdat [naam betrokkene A.] aan Huizer Marina nog geld schuldig was.
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] merkt dit vasthouden van de boten aan als onrechtmatig en stelt dat Huizer Marina is tekortgeschoten in de zorg voor de boten.
Voorts stelt hij dat inmiddels de Menorquin verdwenen is en ook de buitenboordmotor van de Catalina.
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] vordert teruggave van de boten dan wel schade vergoeding, begroot op € 30.000,-- voor de Menorquin en € 2.500,-- voor de motor van de Catalina.
4. De kantonrechter oordeelt als volgt.
In conventie:
4.1. Naar de kantonrechter begrijpt vordert Huizer Marina de bedragen van de facturen welke zij stelt aan [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] gezonden te hebben ter zake stalling vanaf 2004 (maar waarvan [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] ontvangst betwist) en vordert zij primair op grond van afspraken welke met [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] zelf gemaakt zijn (Huizer Marina vordert dus niet betaling van de eerder aan [naam betrokkene A.] toegezonden facturen).
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] betwist een afspraak tussen hem en Huizer Marina, zodat Huizer Marina deze zal moeten bewijzen.
4.2. Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden.
In reconventie:
4.3. Nu Huizer Marina blijkens haar mededeling ter terechtzitting (ver)huur (van ligplaatsen) aan haar vordering ten grondslag legt en, zoals hierna wordt overwogen, er samenhang is tussen de vorderingen in conventie en in reconventie die zich tegen afzonderlijke behandeling verzet, is de kantonrechter ingevolge art. 94 lid 3 jo. art. 93 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook bevoegd van de vordering in reconventie kennis te nemen.
4.4. Wat betreft de gevorderde afgifte geldt het volgende.
Tussen partijen staat kennelijk vast dat Huizer Marina als exploitante van de haven en de ligplaatsen houdster was van de boten van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] en dat thans nog is van de Catalina.
Indien – in conventie – komt vast te staan dat sprake was van een huurovereenkomst ter zake ligplaatsen tussen Huizer Marina en [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie], is Huizer Marina op grond van art. 6:52 BW gerechtigd de boten onder zicht te houden en haar verbintenis tot afgifte van de boten niet na te komen, tot aan de verbintenis tot betaling van de huurpenningen ter zake de ligplaatsen voor deze boten is voldaan. De kantonrechter acht namelijk tussen deze verbintenissen zodanige samenhang aanwezig dat opschorting gerechtvaardigd is.
Indien die overeenkomst niet komt vast te staan, staat tussen partijen wel vast dat er een (voorafgaande) huurovereenkomst ter zake ligplaatsen is tussen [naam betrokkene A.] en Huizer Marina; [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] stelt dit zelf en een en ander ligt ook in de stellingen van Huizer Marina besloten. Ook in die relatie komt Huizer Marina een retentierecht toe. Dit kan, ingevolge artikel 3:291 BW ook tegen derden met een ouder recht worden ingeroepen, indien de vordering van de retentor voortspruit uit een overeenkomst welke zijn schuldenaar mocht aangaan (of waarvan de retentor geen reden heeft aan die bevoegdheid te twijfelen).
Nu geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die tot een ander oordeel leiden, oordeelt de kantonrechter op grond van de vaststaande feiten dat [naam betrokkene A.] bevoegd was tot de overeenkomst met Huizer Marina, leidend tot haar houderschap en dat Huizer Marina geen reden had daaraan te twijfelen.
De verplichting tot teruggave aan de eigenaar, [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie], behoeft dus niet te worden vervuld zolang aan de verbintenis (van [naam betrokkene A.]) tot betaling van huurprijs niet is voldaan.
[naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie]s stelling dat het achterhouden van de boten onrechtmatig is wordt dus verworpen en de vordering tot teruggave moet worden afgewezen.
4.5. Wat betreft de vordering tot schadevergoeding geldt het volgende:
De vorderingen van [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] betreffende schade aan de Catalina, anders dan het ontbreken van de motor en het niet kunnen gebruiken gedurende een aantal jaren zijn onvoldoende met feiten onderbouwd en zullen op die grond worden afgewezen. Daarbij wordt nog opgemerkt dat niet is gesteld of gebleken dat [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] de Catalina niet zou hebben kunnen opnemen en dat hijzelf aangeeft de boten jarenlang niet nodig gehad te hebben.
De vordering tot vergoeding van de schade door de verdwijning van de Menorquin en van de motor van de Catalina wordt afgewezen omdat – nog daargelaten of de motor reeds in 2003 verdween of in een latere fase - [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] in dit verband onvoldoende heeft gesteld omtrent schending van de zorgplicht door Huizer Marina als retentor. Het enkele feit dat Huizer Marina de boten niet verzekerd heeft is daartoe niet voldoende, nu niet is gesteld of gebleken wat overeengekomen en/of gebruikelijk is ter zake verzekering van boten in een jachthaven. Dat “de sloep vol water staat, verwaarloosd en beschadigd” was is ook niet voldoende omdat [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] geen schade aan de boot maar schade door verdwijning vordert.
Het feit dat [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] ter zake de verdwijning aangifte heeft gedaan tegen [naam betrokkene A.] lijkt ook niet in de richting te wijzen van schending van zorgplicht door Huizer Marina.
4.6. Het vorenoverwogene brengt mee dat de kantonrechter van oordeel is dat de vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen. De beslissing ter zake zal worden aangehouden totdat in conventie is beslist.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
laat Huizer Marina toe om te bewijzen dat sprake was van een overeenkomst tussen haar en [naam gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie] ter zake de huur van ligplaatsen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 15 augustus 2007 te 9.30 uur teneinde Huizer Marina in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien Huizer Marina bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding kan brengen;
bepaalt dat, indien Huizer Marina bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting de namen en adressen van de getuigen dient op te geven, waarna een tijdstip zal worden bepaald voor het horen van die getuigen;
In conventie en in reconventie:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2007.