ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0754

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/445118-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling in Utrecht

Op 20 december 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 13 juni 2007 betrokken was bij een vechtpartij in Utrecht. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer, dat zich in een kwetsbare positie bevond, meerdere keren heeft geslagen en geschopt. Dit geweld vond plaats bij de ingang van het Mesos ziekenhuis, waar het slachtoffer zich veilig waande. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten, waaronder Van der Kolk, als betrouwbaar beoordeeld en heeft geen reden om aan hun ambtsedige verklaringen te twijfelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een laffe daad, waarbij hij zijn wraakgevoelens heeft laten prevaleren boven de veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de maatschappij in overweging genomen en heeft besloten een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie was gevorderd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn schone strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/445118-07
Datum uitspraak: 20 december 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [adres].
Raadsman: mr. J.P.W. Nijboer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de -navolgende- motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0913/07-009500.
De rechtbank komt tot de vaststelling van de navolgende feiten.
In de nacht van 13 juni 2007 heeft er een vechtpartij plaatsgevonden tussen het slachtoffer, [slachtoffer] en leden van de familie [familienaam]. Uit de stukken komt niet naar voren dat verdachte hierbij een actieve rol heeft gehad.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij op enig moment weg heeft kunnen komen en hij in de richting van het Mesos ziekenhuis is gerend (blz. 84). Bij het ziekenhuis aangekomen zou hij wederom door de groep zijn ingehaald en tegen de grond zijn geslagen (blz. 84).
De politie was inmiddels ook gealarmeerd en bij het Mesos ziekenhuis Ouderijn aangekomen. Verbalisant Van der Kolk zag een man naast de ingang van de spoedeisende hulp zitten. Op het moment dat hij in het ziekenhuis bij de receptie stond hoorde hij zijn collega Egirgen via de portofoon zeggen dat er een grote groep personen richting de ingang van de spoedeisende hulp kwam lopen. Vervolgens is Van der Kolk teruggelopen naar de ingang van de spoedeisende hulp. Hier zag hij een aantal personen op de man aflopen die tegen de muur zat en zag hij dat een man, gekleed in een blauw poloshirt, een spijkerbroek en klein van postuur op de man afliep die tegen de muur zat (blz. 54). Vervolgens zag hij dat de man met het blauwe shirt de man aan zijn haar beetpakt en hem meermalen met zijn tot vuist gebalde hand in zijn gezicht sloeg. Ook zag hij dat deze man schoppende bewegingen maakte tegen het lichaam van de man en dat andere personen ook tegen de man schoppen (blz. 55).
Nadat het slachtoffer door voornoemde verbalisanten was ontzet, onder andere door het gebruik van de wapenstok, keerde de rust enigszins weer.
Vervolgens zag verbalisant Van der Kolk in de wachtkamer van het ziekenhuis de man die met zijn vuist in het gezicht van de man had geslagen. Deze man gaf op te zijn [verdachte] (blz. 55).
De rechtbank heeft geen reden om aan de ambtsedige verklaring van Van der Kolk, die een en ander op zeer korte afstand heeft zien gebeuren, te twijfelen.
De rechtbank merkt ambtshalve op dat de man die op de beelden (blz. 31 en 32 van het
B-verbaal) van de bewakingscamera’s is vastgelegd daadwerkelijk [verdachte] betreft, zoals door verdacht zelf bij de politie ook erkend is.
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van medeplegen, daar -gelet op het voorgaande- aannemelijk is geworden dat het geweld door meerdere personen werd uitgevoerd en deze personen zich niet distantieerden van elkaars geweld. Integendeel. Op diverse vorderingen door de verbalisanten Van der Kolk en Egirgen werd niet gereageerd en was het gebruik van de wapenstok zelfs nodig om het slachtoffer te ontzetten.
De rechtbank acht -gelet op het vorenstaande- wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
Primair:
hij op 13 juni 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meerdere malen op het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen
gestompt en met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer]
heeft/hebben geschopt, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde geweldsfeit.
Eerder in de nacht van 13 juni 2007 heeft zich een incident afgespeeld tussen familieleden van verdachte en het slachtoffer, [slachtoffer]. Verdachte is hier ooggetuige van geweest dan wel is hem dit ter ore gekomen. Verdachte heeft op dat moment enkel oog gehad voor zijn eigen wraakgevoelens en heeft het recht in eigen hand genomen door het gewonde en weerloze slachtoffer -dat op de grond zat en zich bij het ziekenhuis veilig waande- samen met anderen ernstig te mishandelen. Dit is een bijzonder laffe daad. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan. Dat het slachtoffer geen ernstige verwondingen heeft opgelopen door deze handelswijze is zeker niet aan verdachte te danken, maar door het optreden van de aanwezige politie.
De verdachte en de groep waartoe hij behoorde hebben de lichamelijk integriteit van het slachtoffer geschonden. Een dergelijk geweldsfeit dat zich midden in de nacht bij de ingang van het ziekenhuis heeft afgespeeld leidt bovendien in de maatschappij tot gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het vorenstaande betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien met de door de officier van justitie gevorderde straf niet kan worden volstaan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 september 2007, waaruit blijkt dat de verdachte geen enkele noemenswaardige vermelding heeft op voormeld uittreksel.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf als na te melden passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van
75 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, M.L. van der Bel en W.H.P. Pronk, bijgestaan door J.J. Veldhuizen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2007.
Mr. W.H.P. Pronk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.