ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0751

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600662-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte, geboren in 1985, werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de in de tenlastelegging omschreven uitvoeringshandelingen had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat geen van de getuigen de verdachte daadwerkelijk had gezien handelen tegen het slachtoffer, en dat dit ook niet uit ander bewijs was gebleken.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 13 juni 2007 vond er een confrontatie plaats tussen het slachtoffer en de verdachte, waarbij het slachtoffer met een mes in zijn handen wegvluchtte en de verdachte hem met een stok achtervolgde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd, ook al was niet duidelijk welke specifieke geweldshandelingen hij had verricht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een stok in zijn hand achter het slachtoffer aan was gerend, wat leidde tot een ernstige vechtpartij waarbij het slachtoffer verwondingen opliep.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, te vervangen door hechtenis van 75 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die geen strafblad had. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600662-07
Datum uitspraak: 20 december 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsvrouwe: mr. L. Sinoo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken, daar geen van de getuigen verdachte daadwerkelijk de in de tenlastelegging omschreven uitvoeringshandelingen heeft zien plegen tegen het slachtoffer, en dit ook niet uit ander materiaal is gebleken.
De bewezenverklaring
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de -navolgende- motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0913/07-009500.
De rechtbank komt tot de vaststelling van de navolgende feiten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er een confrontatie had plaatsgevonden tussen het slachtoffer, [slachtoffer] en zijn familie. Deze confrontatie vond plaats op 13 juni 2007 voor het portiek op de Marchalllaan 72 te Utrecht. Het slachtoffer is op een gegeven moment weggerend met een mes in zijn handen en is door verdachte achtervolgd met een stok. Op de hoek van de Marchalllan met de Peltlaan komt het slachtoffer ten val. Verdachte heeft zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard als eerste het slachtoffer achterhaald en wordt na een woordenwisseling door het slachtoffer op meerdere plaatsen geraakt met het mes.
Ondertussen zijn ook diverse andere mensen op de hoek gearriveerd, waaronder [broer3], [getuige 1] en [getuige 2] (blz. 93). [broer3] heeft omtrent de gebeurtenis op de hoek Marchalllaan met de Peltlaan verklaard dat hij zag dat er met stokken werd gevochten en dat hij zag dat zijn broer [broer 1] met het mes in zijn gezicht was geraakt. Daarnaast ziet hij dat het slachtoffer meermalen stekende bewegingen maakt in de richting van zijn broer [broer 2] en deze telkens het slachtoffer met de stok slaat (blz. 79). Dat verdachte met een stok achter het slachtoffer is aangerend is ook door [getuige 2] verklaard. Bovendien heeft hij verklaard dat toen hij aankwam op de hoek verdachte er nog stond met een bebloed gezicht en dat de man toen kennelijk was weggerend (blz. 9 B-verbaal).
Het slachtoffer heeft aangifte van dit geweld tegen hem gedaan (blz. 5 C-verbaal). Zo heeft hij verklaard dat er een groep van naar schatting 15-20 personen achter hem aanzaten en hij op de hoek van de Marchalllaan ten val kwam. Op dat moment storten de voornoemde personen zich op hem, wordt hij getrapt en met voorwerpen geslagen. Uit de medische gegevens (blz 4 C-verbaal) en de in het dossier opgenomen (letsel) foto’s (A-verbaal) blijkt dat het slachtoffer diverse verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank is in tegenstelling tot de raadsvrouwe van oordeel dat verdachte zeer zeker een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Weliswaar staat niet vast welke (gewelds)handelingen er daadwerkelijk zijn verricht door verdachte, maar vast staat dat verdachte met een stok in zijn hand en zonder enige noodzaak achter het slachteroffer is aangerend. Het slachtoffer heeft verklaard dat er op hem is getrapt en er met voorwerpen op hem is geslagen. Vast staat ook dat het slachtoffer diverse verwondingen heeft opgelopen, onder andere een flinke verwonding aan zijn hoofd. Daarnaast is er de verklaring van [getuige 2] die verdachte op de hoek van de straat ziet staan op het moment dat de man kennelijk al is weggerend. Uit niets blijkt dat verdachte zich heeft gedistantieerd van het door de groep -waarvan ook verdachte deel uitmaakt- gepleegde geweld tegen het slachtoffer. Dat het letsel -zoals de raadsvrouwe heeft aangevoerd- pas bij het Mesosziekenhuis zou zijn toegebracht aan het slachtoffer acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de aard van de verwondingen en de manier (zonder wapen) waarop het letsel daar is toegebracht.
De rechtbank acht -gelet op het vorenstaande- wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
Subsidiair
hij op 13 juni 2007 te Utrecht met een ander of anderen, op
de openbare weg, Marshalllaan en/of Heuven Goedhartlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan met een stok, althans met een
hard en/of puntig voorwerp,
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde feit uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde feit levert het navolgende strafbare feit op.
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Mede door verdachte is een woordelijke confrontatie ontaard in een ernstige vechtpartij, waarbij met stokken en een mes is gevochten. Het was verdachte die voor het portiek het latere slachtoffer in het gezicht duwde en het was later wederom verdachte die als eerste de achtervolging inzette. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen wraakgevoelens tegen het slachtoffer en wilde kennelijk voor eigen rechter spelen. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk. Was verdachte immers niet achter het slachtoffer aangegaan dan was het letsel beperkt gebleven tot oppervlakkige wondjes bij zijn broer.
Verdachte en de groep waartoe hij behoorde hebben de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Een dergelijk geweldsfeit, dat zich midden in de nacht in een woonwijk heeft afgespeeld leidt bovendien in de maatschappij tot gevoelens van onrust en onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 juni 2007, waaruit blijkt dat de verdachte nooit voor enig strafbaar feit is veroordeeld of hiervoor een transactie heeft betaald.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf als na te melden passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en met het feit dat het slachtoffer als eerste overging tot geweld.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen broek, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 75 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
Gelast de teruggave van de inbeslag genomen broek aan verdachte.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, M.L. van der Bel en W.H.P. Pronk, bijgestaan door J.J. Veldhuizen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2007.
Mr. W.H.P. Pronk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.