ECLI:NL:RBUTR:2007:BB9811

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-612896-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beroving en diefstal uit auto met geweld

Op 4 december 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van beroving en diefstal uit een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 22 september 2006, waarbij de verdachte samen met een mededader een jongen beroofde van zijn horloge en sieraden. Dit gebeurde met geweld, waarbij het slachtoffer in een wurggreep werd genomen en op de grond werd gegooid. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van dit feit.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van navigatieapparatuur uit een bestelauto op 14 december 2006. De rechtbank achtte ook dit feit bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en het aantreffen van de gestolen goederen bij de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank benadrukte dat dergelijke delicten niet alleen schade toebrengen aan de slachtoffers, maar ook een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De verdachte toonde geen berouw, wat ook in zijn nadeel werd meegewogen. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verdachte de kans krijgt om zich in de toekomst aan de wet te houden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/612896-06
Datum uitspraak: 4 december 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres]
Raadsman: mr. H.J. Veen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 november 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Gebleken is dat er een verkeerde nummering van de feiten is gehanteerd. Daar waar de tenlastelegging spreekt over feit 4 en feit 5, dient te worden gelezen: feit 3 en feit 4.
De rechtbank zal echter wel de oorspronkelijke nummering aanhouden.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en 5 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is het de rechtbank niet duidelijk waarom er, gelet op de afgelegde verklaringen van de electricien en de schoonmaakster, geen confrontaties hebben plaatsgevonden tussen de verdachte enerzijds en de electricien en de schoonmaakster anderzijds.
Ten aanzien van feit 5 merkt de rechtbank op dat ook hier onduidelijk is waarom een confrontatie tussen verdachte en –in dit geval- getuige [getuige 1] ontbreekt.
Laatstgenoemde heeft verklaard de door hem waargenomen twee jongens op de scooter bij weerzien te kunnen herkennen en bereid te zijn om mee te werken aan een confrontatie.
Bovendien is de navigatieapparatuur zoals vermeld in de tenlastelegging niet aangetroffen bij de verdachte. De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten geen heropening van het onderzoek gelasten, aangezien thans, gelet op het tijdsverloop, aan een eventuele herkenning bij een confrontatie te weinig waarde kan worden gehecht.
De verdachte moet van de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. Primair
hij op 22 september 2006 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en een armband en een ring en een ketting geheel toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- die [aangever 1] in een wurggreep om/bij zijn nek heeft/hebben vastgepakt
en
- vervolgens de keel van die [aangever 1] heeft/hebben dichtgeknepen
en
- aan/tegen het lichaam van die [aangever 1] heeft/hebben getrokken en geduwd
en
- die [aangever 1] heeft/hebben meegesleurd naar nabijgelegen bosjes
en
- die [aangever 1] op/tegen de grond heeft/hebben gegooid en geduwd.
4. Primair
hij op 14 december 2006 te Leusden, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bestelauto
(merk Renault, type Traffic, gekentekend [kentekennummer], geparkeerd staande op/langs
de Vlietsingel aldaar) heeft weggenomen navigatieapparatuur (merk Tom Tom), toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed
onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van een ruit van die bestelauto.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van:
Ten aanzien van feit 1 primair:
1. de verklaring van [aangever 1] die – onder meer – heeft verklaard dat zijn
horloge en andere sieraden zijn afgerukt door een tweetal jongens, waarbij onder
andere zijn keel werd dichtgeknepen (p. 4-8) ;
2. de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij een horloge en sieraden heeft verkregen door de eigenaar van deze goederen, [aangever 1], om zijn nek te pakken, hem mee te sleuren naar de bosjes en hem op de grond te gooien. Tevens heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat zijn [neef verdachte] hierbij aanwezig is geweest en dat hij [aangever 1] ook heeft vastgehouden;
3. de verklaring van verdachte (p. 33+34)1 dat hij de jongen heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, omdat hij het horloge van de jongen wilde zien;
De rechtbank acht niet aannemelijk dat het slachtoffer de goederen zelf heeft afgegeven aan de daders, aangezien het niet voor de hand ligt dat het slachtoffer gedurende de worsteling/vechtpartij zijn eigen sieraden af heeft gedaan en heeft afgegeven.
Ten aanzien van feit 4 primair:
1. De verklaring van [aangever 2] dat zijn TomTom en bijbehorende houder uit zijn auto zijn gestolen op 14 december 2007, tussen 08.30 uur en 09.15 uur. Daarbij is de autoruit vernield. (p. 7-9) ;
2. De bevindingen van [naam hoofdagent], hoofdagent van politie, dat verdachte om 10.15 uur in Amersfoort is aangetroffen, waarbij in de buddyseat de gestolen TomTom zich bevond (p. 52+53) . De serienummers van de onder 1 en 2 genoemde TomTom blijken overeen te komen;
3. De verklaring van [getuige 2] dat hij op die bewuste dag nabij de plaats van het delict zag dat een scooter langzaam reed en dat een andere jongen die kwam aan rennen achterop sprong op de scooter. Vervolgens zag de getuige dat er een autoruit was vernield van de bus van zijn collega en hoorde hij nadien dat diens navigatiesysteem was gestolen (p. 24+25) ;
4. De bevindingen van [agent 1] en [agent 2], agenten van politie, dat bij de
fouillering van verdachte een ijzeren graveerpen (centerpoint) is aangetroffen, en dat
er glas is aangetroffen in zijn jaszak (p. 56) ;
5. de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting dat hij de TomTom die is aangetroffen in de buddyseat één dag voor de autokraak heeft gekocht via Markplaats.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair weergegeven en bewezenverklaarde feit:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van het onder 4 primair weergegeven en bewezenverklaarde feit:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat het ad informandum gevoegde strafbare feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
Nu verdachte het feit heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met het ad informandum gevoegde feit, zoals vermeld op blad 4 in bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een jongen beroofd van zijn horloge en sieraden door hem in de wurggreep te nemen en hem op de grond te gooien. Het slachtoffer heeft in eerste instantie kunnen wegkomen door weg te rennen, waaruit blijkt dat de intentie van de twee jongens niet zo vriendelijk was, als verdachte de rechtbank heeft willen laten geloven. Het gemak waarmee verdachte heeft besloten om het slachtoffer dan maar met geweld de goederen afhandig te maken, daar waar hij zegt dat hij het slachtoffer eerst heeft gevraagd of hij het horloge mocht bekijken, acht de rechtbank ontoelaatbaar. Het slachtoffer verkeerde tijdens de roof in een onzekere situatie. Hij was volkomen overmeesterd door de verdachte en zijn mededader. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort strafbare feiten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Dergelijke delicten veroorzaken ook onrust en een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het gegeven dat verdachte enkele sieraden en het horloge na het incident heeft teruggegeven aan het slachtoffer doet daar niet aan af.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een TomTom met toebehoren, welke hij uit een auto heeft gepakt, nadat hij de autoruit had ingeslagen. Ook dergelijke delicten veroorzaken een gevoel van onveiligheid in de samenleving en brengen veelal aanzienlijke schade met zich mee.
Ook het feit dat de verdachte geen berouw toont, laat de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
24 september 2007, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk;
- een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte, nu verdachte van het onder 2 en 5 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht de ernst van de beide feiten zodanig, maar met name die van feit 1, dat niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde straf. De feiten zouden zelfs een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, maar de rechtbank volstaat met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur gelet op het tijdsverloop.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.A. Bos, J.K.J. van den Boom en A.J.P. Schotman, bijgestaan door C. Lith-van den Brink als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2007.