Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 229942 / HA ZA 07-837
Vonnis van 12 december 2007
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. M.K.W. van den Berg,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. P.J. Soede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 oktober 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Uit de relatie zijn twee kinderen geboren.
2.2. Op 13 januari 2000 hebben [eiseres] en [gedaagde] een huis gekocht aan de [adres]. [eiseres] is voor 2/3 deel eigenaresse van dit huis en [gedaagde] is voor één derde deel eigenaar.
2.3. Het huis is op 1 september 2000 geleverd, waarna [eiseres] met beide uit de relatie geboren kinderen in het huis is gaan wonen. [gedaagde] woont in [woonplaats].
2.4. [eiseres] heeft – vanwege door haar betaalde verbouwingen aan het huis ad EUR 58.679,96 – overeenkomstig een daartoe strekkende afspraak tussen partijen nog een vordering op [gedaagde] van één derde van dit bedrag, zijnde EUR 19.560,00.
in conventie
3.1. [eiseres] vordert:
1. de verdeling van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] ingevolge artikel 3:178 en 3:185 BW aldus vast te stellen dat de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld, waarbij [gedaagde] een bedrag toekomt van EUR 90.440,00, dan wel een zodanig ander bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
2. [gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan de hiervoor sub 1 gevorderde verdeling en daartoe op een door [eiseres] genoemd tijdstip bij de notaris te verschijnen en al hetgeen te doen wat nodig is om tot verdeling van het registergoed te komen, bij gebreke waarvan de uitspraak van de rechter in de plaats treedt van een tot levering van het registergoed bestemde akte of een deel daarvan;
3. de in artikel 3:301 lid 1 sub b BW genoemde termijn te bepalen op twee dagen;
4. [gedaagde] te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, om aan [eiseres] een bedrag ad EUR 1.000,00 terzake van buitengerechtelijke kosten te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 3:178 BW te allen tijde bevoegd is verdeling van het gemeenschappelijke huis te vorderen, hetgeen zij thans doet omdat de relatie tussen partijen is geëindigd. [eiseres] stelt dat zij belang heeft bij verdeling omdat de verhouding tussen partijen momenteel slechts is, en daarom niet van haar gevergd kan worden nog langer (zakelijk) met [gedaagde] verbonden te zijn.
3.3. [eiseres] stelt voorts dat partijen er aanvankelijk beiden van uitgingen dat het huis EUR 350.000,00 waard zou zijn, waarvan [gedaagde] één derde deel, zijnde EUR 116.666.67, toekwam. Met dit bedrag moest het bedrag van EUR 19.560,00 nog worden verrekend, zodat [gedaagde] EUR 97.106,66 toekwam. [gedaagde] heeft volgens [eiseres] bij brief van 14 augustus 2006 onvoorwaardelijk toegezegd dat hij niet méér dan dit bedrag van haar zal vorderen, ook niet als de waarde van het huis in de toekomst zou stijgen.
Inmiddels is echter uit een taxatie door Schoeman Makelaars te Leusden gebleken dat het huis EUR 330.000,00 waard is, zodat [gedaagde] EUR 110.000,00, verminderd met het bedrag van EUR 19.560,00, zijnde EUR 90.440,00 toekomt.
3.4. [gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat [eiseres] geen argumenten aanvoert die rechtvaardigen dat het huis verdeeld wordt en dat zij evenmin belang heeft bij verdeling. Voorts stelt [gedaagde] dat hij er belang bij heeft dat het huis niet verdeeld wordt, omdat [eiseres] – als het huis verdeeld zou worden – het huis kan verkopen en ver weg kan gaan wonen. Een dergelijke wijziging van de leefomgeving acht [gedaagde] niet in het belang van de kinderen, terwijl een omgangsregeling met de kinderen in dat geval voor [gedaagde] lastiger zou zijn dan thans het geval is.
[gedaagde] betwist dat tussen partijen wilsovereenstemming heeft bestaan over een maximaal door hem te ontvangen bedrag bij verdeling van het huis.
in reconventie
3.5. [gedaagde] vordert, na vermindering van eis:
Primair:
De verdeling van de woning uit te sluiten voor een periode van vier keer drie jaar vanaf 13 juni 2007, althans tot de datum dat het jongste kind meerderjarig wordt, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
Subsidiair:
1. de verdeling van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] aldus vast te stallen dat de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld, waarbij [gedaagde] een bedrag toekomt van EUR 102.106,66, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
2. [eiseres] te veroordelen tot medewerking aan de hiervoor sub 1 gevorderde verdeling en daartoe op een door [gedaagde] genoemd tijdstip bij de notaris te verschijnen en al hetgeen te doen wat nodig is om tot verdeling van het registergoed te komen, bij gebreke waarvan de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van een tot levering van het registergoed bestemde akte of een deel daarvan;
3. de in artikel 3:301 lid 1 sub b BW genoemde termijn te bepalen op twee dagen.
3.6. [gedaagde] onderbouwt zijn primaire reconventionele vordering zoals onder ?3.4 omschreven. Voor zover de rechtbank toch tot verdeling overgaat, stelt [gedaagde] – onder verwijzing naar een taxatierapport van Eemland Makelaardij – dat uitgegaan moet worden van een hogere waarde, te weten EUR 365.000,00. Een derde van dit bedrag, verminderd met het eerder genoemde bedrag van EUR 19.560,00 is EUR 102.106,67. Dit laatste bedrag zou [eiseres] [gedaagde] bij verdeling moeten betalen.
3.7. [eiseres] voert verweer. Zij stelt dat het door [gedaagde] gestelde belang geen argument oplevert om de verdeling af te wijzen of voor bepaalde tijd uit te sluiten. Voorts stelt zij dat de verdeling ingevolge artikel 3:178 BW steeds voor hooguit drie jaar kan worden uitgesloten en dus niet voor vier keer drie jaar, zoals [gedaagde] vordert.
3.8. [eiseres] betwist de juistheid van het taxatierapport van Makelaardij Eemland te Amersfoort. Volgens haar is deze makelaar niet voldoende bekend in de omgeving van [woonplaats] en heeft hij bij zijn taxatie geen rekening gehouden met het feit dat de toekomstige aanleg van de nieuwbouwwijk [naam], die de waarde van het huis zal drukken.
in conventie en in reconventie
4.1. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 3:178 BW uitgangspunt is dat ieder der deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen, tenzij de door verdeling van getroffen belangen van een deelgenoot aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend. In de onderhavige kwestie moeten daarom worden nagegaan of het belang van [gedaagde] om het huis niet te verdelen aanmerkelijk groter is dan het belang van [eiseres] bij verdeling.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat de door [gedaagde] gestelde belangen geen gewicht toekomt in het kader van de belangenafweging bij de verdeling van het huis. De door [gedaagde] gestelde belangen hebben immers geen betrekking op (de eigendom van) het huis of de financiële gevolgen van de verdeling daarvan, maar het is [gedaagde] te doen om de omgangsregeling met zijn kinderen en om hun belang om in [woonplaats] te blijven wonen. Dit zijn weliswaar belangen van [gedaagde], maar voor de bescherming daarvan bestaan andere (juridische) mogelijkheden. Nu geen andere belangen door [gedaagde] zijn aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] aanmerkelijk grotere belangen heeft bij het niet verdelen van het huis dan [eiseres] heeft om tot verdeling van het huis over te gaan. De rechtbank zal daarom het huis toedelen aan [eiseres] en de reconventionele vordering tot uitsluiting van de verdeling afwijzen.
4.3. De volgende vraag is welke waarde moet worden toegekend aan het huis.
De rechtbank passeert de stelling van [eiseres] dat het rapport van Eemland Makelaardij onbruikbaar is bij het bepalen van de waarde omdat in dit rapport niet is meegewogen dat de aanleg van de nieuwbouwwijk [naam] een negatieve invloed zal hebben op de waarde het huis. [gedaagde] heeft immers betwist dat de aanleg van die wijk de waarde van het huis negatief zal beïnvloeden en [eiseres] heeft haar stelling daartegenover niet nader onderbouwd. Daar komt bij dat Eemland Makelaardij in haar rapport weliswaar heeft aangegeven dat zij geen omgevingsfactoren heeft waargenomen of geconstateerd die de toekomstige waardeontwikkeling van het huis substantieel zouden kunnen beïnvloeden, maar dat uit het rapport tevens blijkt dat Eemland Makelaardij op de hoogte was van de bouw van de wijk [naam]. Overigens heeft ook het door [eiseres] zelf ingeschakelde makelaarskantoor Schoeman Makelaars – dat volgens [eiseres] goed bekend is in de plaatselijke markt – in zijn rapport opgemerkt dat geen omgevingsfactoren zijn waargenomen die de toekomstige waardeontwikkeling substantieel zouden kunnen beïnvloeden.
Gelet op al het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om het taxatierapport van Eemland Makelaardij buiten beschouwing te laten.
4.4. Nu twee door deskundigen opgestelde taxatierapporten zijn overgelegd waaruit respectievelijk een waarde van het huis van EUR 330.000,00 en EUR 365.000,00 blijkt, zal de rechtbank de waarde van het huis vaststellen op het gemiddelde tussen deze twee waardes, derhalve op EUR 347.500,00. Eén derde deel hiervan, dus EUR 115.833,33, komt [gedaagde] toe. Tussen partijen is niet in geschil dat met dit bedrag nog een bedrag van EUR 19.560,00 moet worden verrekend, zodat een bedrag resteert van EUR 96.273,33. Nu dit bedrag lager is dan het bedrag van EUR 97.106,66 waarboven [gedaagde] volgens [eiseres] geen aanspraak op haar geldend zou maken, kan in het midden blijven of tussen partijen een afspraak van die strekking gemaakt is.
4.5. Gezien het vorenstaande dient het huis te worden toegedeeld aan [eiseres], en dient zij [gedaagde] bij de levering van het huis aan haar een bedrag van EUR 96.273,33 te betalen. Partijen moeten hun medewerking verlenen aan de overdracht en de daarmee gemoeid zijnde kosten voor de helft dragen. Partijen hebben over en weer gevorderd dat het vonnis in de plaats zal deze uitspraak in de plaats zal treden van een tot levering van het registergoed bestemde akte in het geval de andere partij zijn medewerking niet verleent. De rechtbank zal deze vordering toewijzen.
4.6. [eiseres] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal daarom worden afgewezen.
4.7. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie en in reconventie
5.1. stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in 4.5,
5.2. beveelt partijen over en weer medewerking te verlenen aan de levering van het huis aan de [adres] aan [eiseres],
5.3. bepaalt dat deze uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte tot levering van het huis aan de [adres] in geval een der partijen niet meewerkt aan de onder ?5.2 bedoelde overdracht, waarbij de in artikel 3:301 lid 1 sub b BW genoemde termijn wordt bepaald op twee werkdagen;
5.4. veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van EUR 96.273,33 (zesennegentigduizend tweehonderddrieënzeventig euro en drieëndertig eurocent),
5.5. bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007.
w.g. griffier w.g. rechter