ECLI:NL:RBUTR:2007:BB9399

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
545202 UE VERZ 07-2043 RvV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een beroepswielrenner wegens onvoldoende prestaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap RABO WIELERPLOEGEN B.V. en een beroepswielrenner, hierna te noemen [naam]. Rabo heeft op 11 oktober 2007 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat [naam] de laatste jaren geen aantoonbare (wedstrijd)prestaties heeft geleverd en er geen vooruitgang is waargenomen in zijn prestaties. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor bepaalde tijd, maar op basis van artikel 7:668a BW gold deze sinds 1 januari 2004 voor onbepaalde tijd. Rabo heeft aangevoerd dat er geen voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk was, omdat er geen overeenstemming was bereikt over de voortzetting na 31 december 2007, en dat de kantonrechter bevoegd was omdat [naam] woonplaats had gekozen op het adres van Rabo in Utrecht.

[naam] heeft verweer gevoerd en betoogd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was en dat de zaak naar arbitrage verwezen moest worden. Dit verweer werd door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat [naam] een gekozen woonplaats had in Nederland. Vervolgens heeft [naam] betoogd dat er geen sprake was van disfunctioneren en dat Rabo niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Ook dit verweer faalde, omdat de kantonrechter voldoende aannemelijk achtte dat [naam] in de afgelopen jaren niet aan de prestatienormen voldeed die in de professionele wielersport vereist zijn.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2008 ontbonden werd, zonder toekenning van enige ontbindingsvergoeding. De kantonrechter heeft daarbij de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst in aanmerking genomen, waarbij de prestaties van de wielrenner centraal staan. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Deze uitspraak benadrukt de strenge eisen die aan beroepssporters worden gesteld en de gevolgen van onvoldoende prestaties voor hun arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 545202 UE VERZ 07-2043 RvV
beschikking d.d. 5 december 2007
inzake
de besloten vennootschap RABO WIELERPLOEGEN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Rabo,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E.J.A. Vilé,
tegen:
[verwerende partij],
wonende te [adres],
verder ook te noemen [naam],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. F.H.A. ter Huurne.
Verloop van de procedure
Rabo heeft op 11 oktober 2007 een verzoekschrift (met producties) ingediend.
[naam] heeft een verweerschrift (met producties) ingediend. Bij faxberichten van
12 november 2007 en 13 november 2007 heeft Rabo nog vier producties in het geding gebracht.
Het verzoek is ter zitting van 14 november 2007 behandeld. Voor Rabo is verschenen de heer [directeur/interim-manager] (directeur/interim-manager) en de heer [directeur/ploegleider] (directeur/ploegleider), bijgestaan door de gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde notities heeft voorgedragen en overgelegd. [naam] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die een op schrift gestelde pleitnota heeft voorgedragen en overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
Beschikking is bepaald op heden.
Motivering
1.
[naam], geboren op 16 oktober 1977, is op 1 januari 2001 voor de duur van 2 jaar in dienst van (de rechtsvoorganger van) Rabo getreden. Op 29 juni 2002 hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten voor wederom 2 jaar (kalenderjaren 2003 en 2004), op
8 oktober 2004 een arbeidsovereenkomst voor 1 jaar (kalenderjaar 2005) en tenslotte op 22 juni 2005 een arbeidsovereenkomst voor 2 jaar (2006 en 2007). [naam] is werkzaam als beroepswielrenner. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 85.000,-- per jaar inclusief vakantietoeslag en exclusief prestatiepremies.
2.
Rabo heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen (sinds 1 januari 2004 geldt, gelet op het bepaalde in artikel 7:668a BW, de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor onbepaalde tijd) te ontbinden. Daartoe heeft Rabo, letterlijk weergegeven uit het verzoekschrift, het volgende aangevoerd:
“In artikel 1 van deze arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat de bijzondere aard van de verhouding tussen partijen meebrengt, dat zij uiterlijk per 31 augustus 2007 in nader overleg zouden besluiten over voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 31 december 2007.
De directeur en ploegleider van Rabo Wielerploeg, [directeur/ploegleider], heeft begin augustus 2007 mondeling aan [naam] meegedeeld dat hij na 31 december 2007 niet in dienst kon blijven. Er is derhalve tussen partijen niet over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 31 december 2007 gesproken.
Het door Rabo niet willen voortzetten van de arbeidsovereenkomst met [naam] is gebaseerd op het feit dat hij de laatste jaren als beroepswielrenner geen aantoonbare (wedstrijd)prestaties heeft geleverd. Bovendien is er bij hem geen progressie waargenomen, zodat betere prestaties in de toekomst niet te verwachten zijn. Dit geldt temeer omdat [naam] inmiddels 29 jaar oud is, hetgeen voor een beroepswielrenner een vrij hoge leeftijd is.
Hierbij is van belang dat er in het verleden bij contractsverlengingen met [naam] reeds twijfel bestond en met hem is gesproken over zijn slechte prestaties en zijn gebrek aan groeipotentieel.
Toen [naam] in het wielerseizoen 2006/2007 wederom sterk onder het redelijke prestatieniveau bleef presteren, heeft Rabo de beslissing genomen zijn arbeidsovereenkomst na 31 december 2007 niet te verlengen.
Rabo heeft er voor gekozen [naam] in de wielerploeg te vervangen door jongere renners, die een duidelijk groeipotentieel hebben en die reeds nu dezelfde prestaties leveren als [naam].
Indien nodig kan Rabo op de zitting het gebrek aan prestaties en groeipotentieel van [naam] toelichten. Dit is wellicht niet noodzakelijk, omdat deze feiten aan [naam] reeds lange tijd bekend zijn.
[naam] heeft zich aanvankelijk neergelegd bij de beslissing dat zijn arbeidsovereenkomst per 31 december 2007 zou eindigen. Eerst bij brief van zijn advocaat van 25 september 2007 werd verzocht de redenen uiteen te zetten waarom Rabo zijn arbeidsovereenkomst wil beëindigen.
In artikel 1 van de arbeidsovereenkomst is tevens vastgelegd dat de arbeidsovereenkomst per 31 december 2007 wordt ontbonden, zonder dat aan partijen, dus ook aan [naam], enige ontbindingsvergoeding toekomt. Dit gelet op de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst, zijnde het feit dat [naam] beroepswielrenner is.
De bovengenoemde feiten over het gebrek aan prestaties en groeipotentieel van [naam] zijn een zodanige verandering in de omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst per 31 december 2007 moet worden ontbonden.
Er geldt geen opzegverbod voor de arbeidsovereenkomst met [naam].
De kantonrechter in Utrecht is bevoegd, omdat [naam] –in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst- woonplaats heeft gekozen op het adres van Rabo in Utrecht.”
3.
[naam] heeft allereerst het verweer gevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is. Hij voert daartoe het volgende aan:
“Op grond van artikel 20 lid 1 EEX-Verordening kan een vordering van de werkgever slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Deze bepaling ziet op zowel dagvaardingsprocedures als door de werkgever ingediende verzoeken ex artikel 7:685 BW (zie Ktr. Eindhoven 12 november 2004, JAR 2005/38).
Artikel 21 EEX-Verordening beperkt vervolgens de mogelijkheid om door middel van een forumkeuze zelf de bevoegde rechter aan te wijzen. Van artikel 20 lid 1 EEX-Verordening kan slechts worden afgeweken als de forumkeuze na het ontstaan van het geschil schriftelijk is overeengekomen.
Verder is een werknemer niet aan een eerder overeengekomen contractueel beding gebonden indien de werkgever zich erop wil beroepen (tekst & Commentaar Arbeidsrecht, Deventer 2006: Kluwer, p. 743).
Partijen zijn niet conform artikel 21 EEX-Verordening na het ontstaan van het geschil schriftelijk een forumkeuze overeengekomen. Dit betekent dat Rabo voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de in België woonachtige [naam] aangewezen is op de Belgische rechter.
[naam] doet derhalve een beroep op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter.
4.
Dit verweer faalt. Nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de Nederlandse rechter aanhangig is gemaakt moet ingevolge het bepaalde in artikel 52 van het EEX-Verdrag met toepassing van Nederlands recht worden bepaald wat de woonplaats is van [naam]. De regels die verband houden met de woonplaats van natuurlijke personen en rechtspersonen zijn in het Nederlandse recht gecodificeerd in titel 3 van Boek I BW. In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst zijn partijen het volgende overeengekomen: “terzake de uitvoering van deze overeenkomst en al hetgeen daarmee samenhangt, kiest de werknemer de woonplaats op het in de aanhef van deze overeenkomst genoemde adres van de werkgever”. [naam] heeft derhalve een gekozen woonplaats (vestigingsplaats werkgever in Nederland) als bedoeld in artikel 1:15 BW. Dit zo zijnde is de Nederlandse rechter bevoegd.
5.
[naam] heeft, indien de kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is, vervolgens het verweer gevoerd dat Rabo niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en dat de zaak naar arbitrage dient te worden verwezen. Daartoe heeft [naam] het volgende aangevoerd:
“Indien U E.A. het beroep op onbevoegdheid afwijst, wijst [naam] U E.A. op artikel 14 lid 3 van de arbeidsovereenkomst d.d. 22 juni 2005. Dit artikel bevat een arbitraal beding:
“3. Alle geschillen met betrekking tot de uitleg van deze overeenkomst, (…), zullen met uitsluiting van de gewoonlijke rechterlijke macht ter beslissing worden onderworpen aan drie scheidslieden.”
Weliswaar wordt in artikel 14 lid 3 van de arbeidsovereenkomst d.d. 22 juni 2005 gerept over geschillen met betrekking tot de uitleg van de arbeidsovereenkomst, maar dat betekent niet dat Rabo in het onderhavige geschil met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet is gebonden aan een arbitraal beding. [naam] leidt uit artikel 14 lid 3 af dat alle geschillen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst door arbitrage dienen te worden beslecht, waaronder geschillen met betrekking tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
[naam] verzoekt U E.A. Rabo niet-ontvankelijk in het ontbindingsverzoek te verklaren en de zaak te verwijzen naar arbitrage.”
6.
Ook dit verweer faalt. Tegen arbitrage verzet zich zowel de tekst van het arbitraal beding (de tekst is duidelijk: alleen uitleg van de arbeidsovereenkomst, de gemeenschappelijke overeenkomst en de reglementen van de UCI en de nationale wielerbonden is aan arbiters opgedragen) als ook de ratio van het arbitraal beding (voor zover “wielertechnische” zaken aan de orde zijn, zijn ter zake deskundige arbiters bevoegd).
7.
[naam] heeft verder ten verwere aangevoerd dat van disfunctioneren als door Rabo aangevoerd geen sprake is. [naam] wijst er op dat Rabo het vermeende disfunctioneren niet heeft onderbouwd met gespreksverslagen, evaluatieformulieren of cijfermateriaal. Juist is dat [naam] voortijdig uit wedstrijden is gestapt en regelmatig laag op de ranglijst is geëindigd. [naam] een verwijt maken van deze feiten raakt kant noch wal nu [naam] knecht was en in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de successen van de kopmannen van Rabo-wielerploeg. Juist is eveneens dat [naam] in 2006 en 2007 niet constant heeft deelgenomen aan belangrijke wielerwedstrijden. Rabo gaat met dit verwijt aan [naam] voorbij aan het feit dat [naam] begin 2006 tijdens de zesde etappe van de Tireno-Adriatico een gebroken sleutelbeen en gebroken schaambeen heeft opgelopen. Het herstel heeft enige maanden geduurd waarna [naam] medio 2006 vervolgens geveld werd door de ziekte van Pfeiffer. Ten onrechte verwijt Rabo [naam] verder dat hij in tegenstelling tot andere wielrenners geen belangrijke wedstrijden heeft gewonnen. [naam] verwijst naar een door hem in het geding gebracht overzicht met prestaties, afkomstig uit de database van Infostrasports, en wijst er op dat hij meer prestaties heeft geleverd dan enkele andere “knechten” van Rabo. Anders dan Rabo aanvoert is [naam] ook niet te oud. Bovendien is bijna de helft van Rabo-wielerploeg ouder dan 30 jaar. De voormalige algemeen directeur van Rabo, de heer [naam], en de ploegleiders van Rabo (waaronder de heren [directeur/ploegleider], [ploegleider 2] en [ploegleider 3]) hebben herhaaldelijk aangegeven dat [naam] naar behoren functioneert. Dit blijkt ook wel uit de vele complimenten en loonsverhoging van bijna 100% bij het aangaan de laatste arbeidsovereenkomst. Van een gebrek aan motivatie is evenmin sprake. [naam] concludeert tot afwijzing van het verzoek. Voor zover de kantonrechter tot het oordeel komt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wel dient te worden ontbonden, dan verzoekt [naam] de kantonrechter om hem een vergoeding toe te kennen ter grootte van € 127.500,-- (de kantonrechtersformule waarbij c=2). Voor wat betreft de verzochte vergoeding heeft [naam], letterlijk weergegeven uit zijn verweerschrift, het volgende aangevoerd: “De ontbindingsvergoeding vormt een compensatie voor het feit dat de arbeidsovereenkomst eerder eindigt dan de werknemer mocht verwachten. Tegenwoordig is de ontbindingsvergoeding een compensatie voor (de gevolgen van) het verlies van de arbeidsplaats. Ook verwijtbaar gedrag van de werkgever in de aanloop naar de beëindiging is een factort die de hoogte van de vergoeding bepaalt. [naam] beseft dat hij niet tot de pensioengerechtigde leeftijd als beroepswielrenner actief kan blijven. Echter, normaliter eindigt de cariere van een wielrenner bij het bereiken van de leeftijd van 36 a 37 jaar. Indien door toedoen van Rabo de arbeidsovereenkomst om oneigenlijke redenen wordt ontbonden, betekent dit het voortijdig einde van de carriere van [naam]. In dienst treden bij een andere professionele wielerploeg zal namelijk problematisch zijn in verband met het beperkte aantal werkgevers binnen de wielersport. Zo zijn in de UCI ProTour niet meer dan 20 wielerploegen actief en deze wielerploegen kunnen in totaal maximaal 600 wielrenners herbergen. De UCI ProTour is een reeks wielerwedstrijden die vanaf 1 januari 2005 zowel de wereldbeker als de wereldranglijst heeft vervangen. Het is dan ook waarschijnlijk dat [naam] werkloos zal worden indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden en hij daarom enige tijd nodig zal hebben om een maatschappelijke carriere op te bouwen. Immers, hij heeft het einde van zijn carriere niet zien aankomen en zal zich daarom moeten beraden op de toekomst. Voorts staat vast dat [naam] naar behoren heeft gefunctioneerd,[naam] geen verwijt van enige betekenis kan worden gemaakt en Rabo het vermeende disfunctioneren niet heeft aangetoond. Tot slot heeft Rabo niet als goed werkgever gehandeld door [naam] aan zijn lot over te laten tijdens ziekte, op ongeoorloofde wijze op de ontbindingsprocedure vooruit te lopen en [naam] de kans te ontnemen om na een ziekteperiode gedurende een volledig seizoen een come-back te maken. Eén en ander rechtvaardigt een correctiefactor 2.”
8.
Ter zake voormeld verweer overweegt de kantonrechter het volgende. In zaken waarin de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst vraagt vanwege beweerdelijk disfunctioneren van de werknemer is gebruik, althans niet ongebruikelijk, dat van dit disfunctioneren blijkt uit verslagen van functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken, evaluatiegesprekken etc. etc. In de thans aan de orde zijnde zaak is door Rabo in haar verzoekschrift niet met zoveel woorden disfunctioneren van [naam] aangevoerd (wel noemt zij: geen aantoonbare (wedstrijd)prestaties leveren en gebrek aan groeipotentieel). Wat hier ook van mogen zijn, met zijn opmerking dat het vermeende disfunctioneren door Rabo niet is onderbouwd met verslagen van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken gaat [naam] voorbij aan de bijzondere aard van de verhouding tussen partijen, zoals ook verwoord in artikel 1 van de door partijen getekende arbeidsovereenkomst. [naam] oefent geen beroep uit waarvoor een competentieprofiel bestaat en waarbij jaarlijks aan de hand van vastgestelde competenties wordt bezien of hij aan de vereiste competenties voldoet en zo neen, wat verbeterpunten zijn en wat daartoe wordt ondernomen. Aan het ontbreken van op schrift gestelde criteria voor voortzetting dienstverband komt dan ook, anders dan [naam] lijkt te betogen, geen betekenis toe. In de professionele wielersport geldt slechts één criterium en dat is dat er gepresteerd moet worden, als knecht dan wel als koopman. Niet te ontkennen valt -en dat doet Rabo ook niet- dat [naam] grote verdiensten heeft gehad voor de professionele wielersport. Deze verdiensten blijken reeds voldoende uit de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, de bepaald niet geringe verhoging van het loon in 2005 en de lovende woorden in krantenberichten en op de website van Rabo. In deze procedure heeft Rabo echter ook voldoende aannemelijk gemaakt dat [naam] in 2006 en 2007 geen belangrijke wielerrondes (Ronde van Italië, Ronde van Frankrijk en Ronde van Spanje) heeft gereden, geen hoge plaatsen heeft bereikt in minder belangrijke meerdaagse rondes en ééndagswedstrijden en veelvuldig voortijdig is afgestapt. Of dit nu door een gebrek aan inzet komt en/of een gevolg is van de valpartij begin 2006 en de ziekte van Pfeiffer daarna moet in deze procedure in het midden blijven. De (harde) realiteit van de topsport is dat Rabo vanwege dit presteren, wat de oorzaak daarvan ook mogen zijn, [naam] niet meer in haar wielerploeg wil hebben. Dit feit, daarbij tevens in acht genomen dat partijen juist vanwege de onvoorspelbaarheid ter zake het behalen van prestaties telkenmale arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn aangegaan, levert een wijziging van omstandigheden op als bedoeld in artikel 7:685 BW. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden per 1 januari 2008.
9.
Voor wat betreft de door [naam] verzochte vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Partijen zijn in artikel 1 van de arbeidsovereenkomst het volgende overeengekomen: “De bijzondere aard van de verhouding tussen partijen brengt met zich mee, dat zij in nader overleg uiterlijk per 31 augustus 2007 over voortzetting van de arbeidsverhouding en over de termen van die voortzetting overeenstemming moeten hebben bereikt, bij gebreke waarvan de arbeidsovereenkomst per de einddatum van 31 december 2007 eindigt c.q. zonodig wordt ontbonden zonder dat een van de partijen dan nog aanspraak maakt op enige vergoeding zoals bijvoorbeeld bedoeld in artikel 7:681 of 7:685 BW.” De kantonrechter, die weliswaar de vrijheid heeft om af te wijken van hetgeen partijen ter zake de vergoeding zijn overeengekomen, ziet geen aanleiding [naam] enige vergoeding toe te kennen. Deze zaak leent zich niet voor toepassing van de in de kantonrechtersformule genoemde uitgangspunten, meer in het bijzonder de in de zogenaamde c-factor tot uiting komende risicosfeer en verwijtbaarheid. Er bestaat aanleiding aansluiting te zoeken bij hetgeen voor een andere, grotere, groep professionele topsporters is geregeld, te weten voor beroepsvoetballers. Voor deze beroepsgroep is toepassing gegeven aan artikel 7:668a, lid 5, BW en is bij CAO geregeld dat nooit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.
10.
De kantonrechter zal de proceskosten compenseren. Weliswaar wordt de arbeidsovereenkomst met [naam] ontbonden zonder toekenning van enige vergoeding, er is geen reden om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is in zaken als deze, te weten dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2008;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. R.W.J. van Veen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 december 2007.