ECLI:NL:RBUTR:2007:BB9310

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
226532/ HA ZA 07-361
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake bouwvergunning en dwangsommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 november 2007 uitspraak gedaan in een verzet tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de Gemeente Oudewater. De eiseres, Van der Vlist Antiek Import en Export B.V., had een verzet ingesteld tegen het dwangbevel dat was opgelegd wegens het niet verwijderen van een verplaatsbare loods zonder bouwvergunning. De Gemeente had eerder een last onder dwangsom opgelegd, waarbij Van der Vlist Antiek werd verzocht om de loods voor 30 september 2006 te verwijderen. Van der Vlist Antiek heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat leidde tot de verbeurde dwangsommen. De rechtbank oordeelde dat de dwangsombeschikking onherroepelijk was en dat de Gemeente in redelijkheid kon bepalen dat de dwangsommen waren verbeurd. De rechtbank verwierp de argumenten van Van der Vlist Antiek dat de invordering van de dwangsommen niet gerechtvaardigd was, omdat de Gemeente op dat moment geen rekening meer hoefde te houden met een mogelijke legalisatie van de loods. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en veroordeelde Van der Vlist Antiek in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente tot dat moment waren begroot op € 1.155,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 226532 / HA ZA 07-361
Vonnis van 28 november 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J. VAN DER VLIST ANTIEK IMPORT EN EXPORT B.V.,
gevestigd te Oudewater,
eiseres in het verzet,
procureur mr. W.B. Janssens,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OUDEWATER,
zetelend te Oudewater,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. P.J. Soede.
Partijen zullen hierna Van der Vlist Antiek en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 juni 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2007 en de op voorhand bij brief van 28 augustus 2007 door Van der Vlist Antiek toegezonden stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij brief van 18 oktober 2005 heeft de Gemeente aan Van der Vlist Antiek kenbaar gemaakt dat zij geconstateerd heeft dat er, in strijd met artikel 40 van de Woningwet, een (verplaatsbare) loods op het perceel van Populierenweg 27-29 te Oudewater is geplaatst zonder dat daarvoor bouwvergunning is verleend. De gemeente heeft Van der Vlist Antiek uitgenodigd om een aanvraag bouwvergunning voor de loods in te dienen, hetgeen Van der Vlist Antiek heeft nagelaten.
2.2. Bij besluit van 31 januari 2006 heeft de gemeente Van der Vlist Antiek een last onder dwangsom ten bedrage van € 2.500,- per week opgelegd, waarin is bepaald dat de verplaatsbare loods voor 30 september 2006 diende te worden verwijderd. Aan deze last heeft Van der Vlist Antiek geen gehoor gegeven.
2.3. Op 28 juni 2006 is namens Van der Vlist Antiek een aanvraag bouwvergunning ingediend, welke op 12 september 2006 als niet ontvankelijk buiten behandeling is gesteld vanwege het ontbreken van stukken.
2.4. Bij brief van 3 oktober 2006 heeft de gemeente aan Van der Vlist meegedeeld dat zij geconstateerd heeft dat de verplaatsbare loods niet binnen de begunstigingstermijn is verwijderd en dat per 1 oktober 2006 een dwangsom per week zal worden verbeurd.
2.5. Op 11 oktober 2006 heeft Van der Vlist Antiek een aanvraag bouwvergunning met betrekking tot de verplaatsbare loods ingediend. De gemeente heeft Van der Vlist Antiek op 8 november 2006 in kennis gesteld van het feit dat sprake is van een ontvankelijke aanvraag bouwvergunning. Bij besluit van 22 mei 2007 is naar aanleiding van de aanvraag een bouwvergunning verleend.
2.6. De gemeente heeft op 1 februari 2007 een dwangbevel uitgevaardigd ter invordering van de dwangsommen die over de periode van 1 oktober 2006 tot en met 4 november 2006 zijn verbeurd en in totaal € 12.500,- bedragen.
3. Het geschil
3.1. Van der Vlist Antiek heeft samengevat - gevorderd dat de rechtbank het dwangbevel van 1 februari 2007 buiten effect zal stellen, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding.
3.2. De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het onderhavige geschil betreft een verzet tegen een dwangbevel wegens verbeurde dwangsommen uit hoofde van de dwangsombeschikking van 31 januari 2006. Niet in geschil is dat deze dwangsombeschikking onherroepelijk is geworden. Gelet op het beginsel van de formele rechtskracht moet in deze procedure worden uitgegaan van de rechtmatigheid van de dwangsombeschikking, zowel voor wat betreft de inhoud als de wijze van totstandkoming daarvan. Van een omstandigheid die maakt dat van deze regel zou moeten worden afgeweken is niet gebleken. Om die reden is voor een inhoudelijke beoordeling van de dwangsombeschikking in de onderhavige procedure geen plaats. De rechtbank dient in deze zaak te toetsen of de door gemeente geconstateerde overtredingen hebben plaatsgevonden en of de gemeente in redelijkheid kon bepalen dat de desbetreffende dwangsommen zijn verbeurd tot het in het dwangbevel vermelde bedrag.
4.2. Hetgeen door Van der Vlist Antiek is aangevoerd met betrekking tot het aanmerken van Van der Vlist Antiek als overtreder en met betrekking tot de hoogte van de dwangsom valt gelet op het voorgaande buiten het bestek van dit geding.
4.3. Van der Vlist Antiek heeft aan de last om de verplaatsbare loods, ofwel de partytent, voor 30 september 2006 te verwijderen geen gehoor gegeven. In de periode vanaf 30 september 2006 tot 7 november 2006 zijn de dwangsommen waar de vordering in de hoofdzaak op ziet verbeurd. Hoewel ook na 7 november 2006 van rechtswege dwangsommen zijn verbeurd heeft de gemeente gebruik gemaakt van de haar toekomende beleidsvrijheid om van inning van deze dwangsommen af te zien.
4.4. Van der Vlist Antiek heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeente in redelijkheid niet tot invordering van de verbeurde dwangsommen over kon gaan. Van der Vlist Antiek heeft hiertoe aangevoerd dat zij voor het einde van de begunstigingstermijn een aanvraag bouwvergunning heeft ingediend en dat vanaf het begin af aan duidelijk was dat legale plaatsing van een partytent tot de mogelijkheden behoorde.
4.5. De rechtbank overweegt dat, indien bij het voortduren van een overtreding dwangsommen worden verbeurd, in de regel tot invordering van deze dwangsommen over dient te worden gegaan. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan zich een situatie voordoen waarin het niet gerechtvaardigd is om tot invordering over te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank doen dergelijke bijzondere omstandigheden zich in deze zaak niet voor en zij overweegt daartoe als volgt.
4.6. Van der Vlist Antiek droeg reeds vanaf 18 oktober 2005 kennis van het feit dat voor de partytent die hij als opslag gebruikte een bouwvergunning was vereist. Van der Vlist Antiek is ondanks waarschuwingen van de gemeente niet over gegaan tot het indienen van een aanvraag bouwvergunning. Bij besluit van 31 januari 2006 is aan Van der Vlist Antiek vervolgens tot 30 september 2006, derhalve meer dan een half jaar de tijd geboden om aan de overtreding een einde te maken. Van der Vlist Antiek heeft dit nagelaten. Van der Vlist Antiek heeft op 28 juni 2006 een aanvraag bouwvergunning ingediend, maar deze aanvraag voldeed bij het ontbreken van stukken niet aan de indieningsvereisten. Aan Van der Vlist Antiek is een termijn van vier weken geboden om de benodigde stukken alsnog toe te zenden. Van der Vlist Antiek heeft ook dit nagelaten en de aanvraag is daarom bij besluit van 12 september 2006 buiten behandeling gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de Gemeente op dat moment geen rekening meer te houden met legalisatie. De termijn waarbinnen de ontbrekende stukken hadden moeten zijn ingediend was immers al verstreken. Hier doet niet aan af dat Van der Vlist Antiek de vereiste gegevens bij brief van 11 september 2006 alsnog aan de Gemeente heeft toegezonden, welk schrijven het besluit van de Gemeente tot buiten behandeling stelling van de onvolledige aanvraag ongelukkigerwijs heeft gekruist.
4.7. Van der Vlist Antiek heeft op 11 oktober 2006 en derhalve na afloop van de begunstigingstermijn, opnieuw een aanvraag bouwvergunning ingediend. Het feit dat op 22 mei 2007 uiteindelijk een bouwvergunning voor de partytent is verleend, leidt volgens de rechtbank niet tot de conclusie dat invordering van de dwangsommen, die in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 4 november 2006 zijn verbeurd, niet gerechtvaardigd zou zijn. De last onder dwangsom heeft toen doel om de overtreder ertoe te bewegen zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de overtreding. Van der Vlist Antiek heeft dit nagelaten en tengevolge daarvan zijn van rechtswege dwangsommen verbeurd. Indien het enkele feit dat de overtreding uiteindelijk is beëindigd tot gevolg zou hebben dat het innen van reeds verbeurde dwangsommen niet gerechtvaardigd zou zijn, dan zou de last onder dwangsom zijn werking verliezen. De rechtbank merkt voorts op dat, voor zover Van der Vlist Antiek heeft willen betogen dat de invordering van dwangsommen die zijn verbeurd na 11 oktober 2007 ongerechtvaardigd zou zijn omdat er vanaf dat moment concreet zicht op legalisatie was, dit standpunt wordt verworpen. Het indienen van een - naar later bleek - ontvankelijke aanvraag leidt volgens de rechtbank weliswaar tot behandeling van de aanvraag maar biedt nog geen concreet zicht op legalisatie. Ook op het moment dat de Gemeente de aanvraag ontvankelijk verklaarde op 7 november 2006 was er nog geen concreet zicht op legalisatie. Het feit dat de Gemeente er op grond van de haar toekomende beleidsvrijheid voor heeft gekozen geen dwangsommen te innen die zijn verbeurd na 7 november 2006 - het moment waarop de aanvraag in behandeling is genomen - leidt daarom niet tot de conclusie dat de Gemeente geen dwangsommen mocht innen over de periode na 11 oktober 2006.
4.8. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor invordering van de dwangsommen, die in de periode vanaf 30 september 2006 tot 7 november 2006 zijn verbeurd, ongerechtvaardigd zou zijn, zal de vordering tot het buiten effect stellen van het dwangbevel worden afgewezen.
4.9. Van der Vlist Antiek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht 251,00
- salaris procureur 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
totaal € 1.155,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart het verzet ongegrond,
5.2. veroordeelt Van der Vlist Antiek in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.155,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2007.