ECLI:NL:RBUTR:2007:BB8824

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227784/HA ZA 07-562
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling en beoordeling van vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap GEPE B.V. (hierna: Gepe) van de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap, een bedrag van € 59.250,- als onverschuldigd betaald. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die volgens Gepe niet rechtsgeldig was, omdat de gedaagde niet bevoegd was om namens Gepe op te treden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de interim manager van Gepe, [interim], niet de vereiste volmacht had om de overeenkomst aan te gaan. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet op de goede trouw kon vertrouwen dat [interim] bevoegd was om Gepe te vertegenwoordigen, en dat de gedaagde had nagelaten om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [interim] te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de betaling van € 29.750,- door Gepe aan de gedaagde als onverschuldigd moest worden terugbetaald, omdat er geen geldige overeenkomst was. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 januari 2007. Daarnaast werd de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van Gepe, die op € 2.568,85 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 28 november 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 227784 / HA ZA 07-562
Vonnis van 28 november 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEPE B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
procureur mr. M.H.J. Langerak,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Doorn,
gedaagde,
procureur mr. D.A.N. Bartels.
Partijen zullen hierna Gepe en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2007
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gepe, voorheen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Safe Motors B.V. (hierna: Safe Motors), is een onderneming die motoren en aanverwante artikelen in- en verkoopt. De heer [directeur eiseres] (hierna: [directeur]) is statutair-directeur. De heer [interim eiseres] (hierna: [interim]) werkte op interim basis bij Gepe.
2.2. [gedaagde] houdt zich onder meer bezig met advisering en bemiddeling bij fusies en overnames.
2.3. In een brief van 14 januari 2004 heeft [gedaagde] aan Gepe een voorstel gedaan inzake dienstverlening ten behoeve van de overname van Safe Motors, waarin [gedaagde] onder meer het navolgende heeft bedongen:
“…Bij funding zal een succesfee in rekening worden gebracht ter grootte van 5 % plus omzetbelasting over het bedrag van de funding. Over de onroerend goed transactie zal 1,85% plus omzetbelasting (makelaarscourtage) worden berekend over het transactiebedrag. …
Spelregels
Wij werken exclusief voor u: u zult geen opdrachten van deze aard aan anderen geven en wij nemen geen hiermee conflicterende opdrachten aan.”
2.4. [directeur] heeft deze brief op 30 januari 2004 namens Gepe ondertekend en daarop onder meer toegevoegd:
“Door ons zelf aangebrachte partijen . geldt dit contract niet”.
[directeur] heeft namens Gepe de navolgende zinsneden doorgehaald:
“De afspraak is tevens inclusief mochten zich partijen bij u aanmelden c.q. u zelf kopers “tegen het lijf lopen”dan vallen ook die onder de regeling met ons. Dit komt gecoördineerd optreden ten goede in uw eigen belang, terwijl voor ons een onverdeeld speelveld uiteraard van belang is. Niemand wordt door ons benaderd zonder instemming vooraf van u.
Ook indien binnen een periode van twaalf maanden na tekening van dit schrijven alsnog een overeenkomst wordt afgesloten met een door WCF aangebrachte partij, is de vorengenoemde succesfee verschuldigd.”
2.5. Op 6 april 2004 is Safe Motors middels een activa-transactie verkocht en geleverd aan de besloten vennootschap Kroon Vastgoed B.V. voor een bedrag van € 25.477.000,-, waarvan € 9.000.000,- voor de onroerende zaken.
2.6. Tussen partijen is vervolgens onenigheid ontstaan over de vraag of Gepe aan [gedaagde] de in de brief van 14 januari 2004 opgenomen succesfee verschuldigd is.
2.7. In een brief van 5 april 2004 aan [gedaagde] is door mr A.P.J. Blokland, de toenmalige raadsman van Gepe, het navolgende bevestigd:
“Geachte heer [gedaagde],
In aansluiting aan ons telefoongesprek van hedenmiddag bevestig ik u het volgende:
1. Safe is bereid om voor uw werkzaamheden aan u te vergoeden een bedrag groot EUR 25.000,- exclusief B.T.W.
2. Cliënte koppelt aan betaling wel de voorwaarde dat op 14 april a.s. de transactie met Kroon is geëffectueerd. Betaling van het overeengekomen bedrag zal mitsdien onmiddellijk daarop aansluitend plaatsvinden.
3. Ik ga ervan uit dat partijen met inachtneming van het vorenstaande elkaar voor het overige finale kwijting over en weer verlenen. Ten blijke van uw instemming ontvang ik derhalve graag een kopie van deze telefax voor akkoord ondertekend retour.
Het deed mij genoegen dat wij op deze efficiënte wijze een mogelijk geschil konden voorkomen.
A.P.J. Blokland voor akkoord:
…”
2.8. Op 6 april 2006 heeft [gedaagde] deze brief voor akkoord ondertekend onder doorhaling van de woorden “op 14 april a.s.” en de toevoeging van:
“Akkoord, op voorwaarde dat dit gekoppeld wordt aan de deal op zich en dus de datum waarop de deal wordt geëffectueerd niet van belang is.”
2.9. Op 24 mei 2004 heeft Gepe aan [gedaagde] € 29.750,- (incl. BTW) overgemaakt. Op 10 juni 2004 is een tweede bedrag van € 29.750,- (incl. BTW) door [interim] vanuit Gepe aan [gedaagde] betaald.
2.10. [interim] heeft op 25 mei 2004 middels zijn vennootschap Miramax Beheer B.V. een betaling aan [gedaagde] gedaan van € 29.500,- (incl. BTW) onder de omschrijving “afwikkeling Safe Motors B.V.”. Miramax Beheer B.V. heeft dit bedrag verrekend met gelden, die Miramax Beheer B.V. van Gepe onder zich had.
2.11. Gepe heeft [gedaagde] bij brief van 3 januari 2007 van haar raadsman verzocht om een bedrag van € 59.250,- als zijnde onverschuldigd betaald, binnen 14 dagen terug te betalen. [gedaagde] is hiertoe niet overgegaan.
3. Het geschil
3.1. Gepe vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 59.250,- (incl. BTW), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) althans de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de dag van betaling aan [gedaagde] tot aan de dag der terugbetaling aan Gepe, althans over een door de rechtbank vast te stellen periode, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.788,- en de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Primair ligt ter beoordeling voor of Gepe € 59.250,- (incl. BTW) onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde] terzake de afwikkeling van hun geschil omtrent de verschuldigdheid van de succesfee met betrekking tot de overname van Safe Motors. Ingevolge artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
4.2. Ter afwering van de vordering heeft [gedaagde] gesteld dat zij met Gepe betaling van € 89.000,- (incl. BTW) is overeengekomen. [gedaagde] mocht erop vertrouwen dat [interim] bevoegd was om Gepe in deze te vertegenwoordigen. [gedaagde] heeft overeenkomstig een afspraak met [interim] Gepe € 59.250,- (incl. BTW) in rekening gebracht via Miramax Beheer B.V. Met de raadsman van Gepe is bij brief van 5 april 2004 afgesproken dat daarnaast € 29.750,- (incl. BTW) rechtstreeks aan Gepe zou worden gefactureerd.
4.3. Gepe heeft aangevoerd dat [interim] niet bevoegd was Gepe te vertegenwoordigen en dat zij met [gedaagde] in de vaststellingsovereenkomst betaling van € 29.750,- (incl. BTW) is overeengekomen. Gepe wordt in beginsel in deze laatste stelling omtrent de vaststellingsovereenkomst gevolgd, nu uit de brief van mr. A.P.J. Blokland van 5 april 2004 met de handtekening en het commentaar van [gedaagde] daarop van 6 april 2004 blijkt dat Gepe [gedaagde] € 25.000,- (excl. BTW), zijnde € 29.750,- (incl BTW), zou betalen ter afwikkeling van hun geschil. Tussen partijen is niet in geschil dat dit bedrag is voldaan op 24 mei 2004.
4.4. De vraag resteert of daarnaast nog een afspraak is gemaakt tot betaling van een bedrag van € 59.250,-(incl. BTW), welke afspraak zou zijn gemaakt vóór 5/6 april 2004 tussen [interim] namens Gepe en [gedaagde].
4.5. Nu Gepe betwist dat [interim] bevoegd was namens haar op te treden, zal moeten worden beoordeeld of [interim] een toereikende volmacht had om deze overeenkomst namens Gepe aan te gaan danwel [gedaagde] op grond van gedragingen of verklaringen van Gepe heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een volmacht hiertoe was verleend (artikel 3:61 lid 2 BW). Daartoe is beslissend hetgeen de feitelijk handelende personen over en weer hebben verklaard en hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden.
4.6. Niet aannemelijk is geworden dat [interim] een toereikende volmacht had om de beweerdelijke overeenkomst namens Gepe aan te gaan, terwijl door Gepe jegens [gedaagde] ook niet de toerekenbare schijn is gewekt dat [interim] bevoegd was om Gepe in deze te vertegenwoordigen. Dat [interim] interim manager zou zijn geweest en [interim] en de toenmalige raadsman van Gepe gezamenlijk de bevoegdheid zouden hebben gehad om over de overname van Safe Motors te onderhandelen, is daartoe onvoldoende.
4.7. In de eerste plaats blijkt uit het Handelsregister niet dat [interim] vertegenwoordigingsbevoegd was, hetgeen eenvoudig was na te gaan. Dit laat onverlet de mogelijkheid van een bijzondere volmacht. Ook daarvan is niet gebleken. Het had gezien de omstandigheden van dit geval op de weg van [gedaagde] gelegen dit te controleren danwel na te vragen. Nu [gedaagde] heeft nagelaten gebruik te maken van deze eenvoudige en voor de hand liggende verificatiemogelijkheden, komen de gevolgen hiervan voor zijn rekening.
4.8. De rechtbank heeft hierbij ook in ogenschouw genomen dat [interim] [gedaagde] kort na de bespreking van 14 januari 2004 heeft verteld dat [directeur] kon instemmen met de overeenkomst van 14 januari 2004. Voorts is [directeur] en niet [interim] namens Gepe tot ondertekening van de brief van [gedaagde] van 14 januari 2004 overgegaan.
4.9. Dat [gedaagde] wist althans behoorde te weten dat slechts [directeur] bevoegd was om Gepe te binden aan een regeling omtrent de succesfee volgt voorts uit de door [gedaagde] bij conclusie van antwoord overgelegde mail van 16 februari 2004, waarin [gedaagde] [interim] en de raadsman van Gepe bevestigt:
“u heeft beiden aangegeven dat zodra Van Ekris en/of Kroon zich bereid verklaren de transactie af te ronden, bij [directeur] het voorstel neer te leggen om mijn overeengekomen fee als onderdeel van deze transactie alsnog te betalen; om deze deal niet te frustreren heeft u mij verzocht vooralsnog geen actie te ondernemen”.
4.10. [gedaagde] heeft erkend dat toen de discussie ontstond over de vraag of de overnamekandidaat Kroon wel of niet onder de overeenkomst van 14 januari 2004 viel, de toenmalige raadsman van Gepe [interim] heeft gevraagd om een bemiddelende rol te spelen tussen Gepe en [gedaagde]. Mede gezien deze specifieke rol van [interim], mocht [gedaagde] er niet op vertrouwen dat [interim] daarna tevens de bevoegdheid was gegeven om Gepe te binden.
4.11. [gedaagde] heeft tijdens de comparitie van partijen voorts medegedeeld dat hij met [interim] afspraken heeft gemaakt om de betalingen via Miramax Beheer B.V. te laten lopen, omdat hij [directeur] in die tijd niet vertrouwde. Wat er van die afspraak verder ook zij en van de beweegredenen van [gedaagde], aannemelijk is dat hij wist dat [directeur] in deze in feite beslissingsbevoegd was, hoe onwelgevallig hem dat misschien ook was.
4.12. Bij gebreke van een volmacht en toerekenbare schijn van volmacht, hebben de door [interim] beweerdelijk met [gedaagde] gemaakte afspraken Gepe niet kunnen binden. Er is tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen buiten de in de brief van 5 april 2004 neergelegde vaststellingsovereenkomst. Hetgeen daarnaast door [interim] op 10 juni 2004 met geld van Gepe aan [gedaagde] is voldaan, dient als onverschuldigd te worden terugbetaald (artikel 6:203 lid 1 BW).
4.13. De rechtbank maakt echter een onderscheid tussen de rechtstreeks door Gepe aan [gedaagde] gedane storting van 10 juni 2004 en de betaling van Miramax Beheer B.V. aan [gedaagde] van 25 mei 2004. Nu er tussen Gepe en [gedaagde] geen overeenkomst tot stand is gekomen, heeft Miramax Beheer B.V. niet namens en ter kwijting van Gepe het bedrag van € 29.500,- (incl. BTW) aan [gedaagde] voldaan. Uit onweersproken stellingen van Gepe volgt dat de betaling van 25 mei 2004 is gedaan uit het vermogen van Miramax Beheer B.V. Dat dit wellicht door Miramax Beheer B.V. is ingehouden bij de doorstorting van de koopsom maakt dit - alleen al door vermenging - niet anders.
4.14. De stelling van Gepe dat zij op grond van subrogatie in de rechten van Miramax Beheer B.V. is getreden en uit dien hoofde een vordering jegens [gedaagde] kan instellen terzake van dit bedrag, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Van subrogatie van rechtswege of krachtens overeenkomst tussen Gepe en [interim] is in het onderhavige geval geen sprake.
4.15. Nu de betaling van 25 mei 2004 door Miramax Beheer B.V. niet kan worden gekwalificeerd als betaling van Gepe aan [gedaagde] en er geen sprake is van subrogatie, is de vordering van Gepe niet op grond van onverschuldigde betaling danwel ongerechtvaardigde verrijking voor toewijzing vatbaar. Van een andere grondslag die tot toewijzing kan leiden is – op basis van de ten processe gestelde feiten – niet gebleken.
4.16. Tot slot heeft te gelden dat het feit dat Gepe mogelijk in de procedure jegens [interim] hetzelfde bedrag heeft gevorderd thans niet aan de gedeeltelijke toewijzing van de vordering in de weg staat.
4.17. Gepe vordert de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de datum van betaling van de bedragen. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) is hier geen plaats, nu het hier geen handelsovereenkomst als bedoeld in dat artikel betreft. De wettelijke rente (artikel 6:119 BW) kan gevorderd worden over de tijd dat de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van een geldsom. Gezien artikel 6:203 BW ontstaat de verbintenis tot terugbetaling op het moment dat de onverschuldigde betaling is verricht, in welke verbintenis de schuldenaar toerekenbaar tekort kan schieten door niet terug te betalen. Dit impliceert echter dat in beginsel een ingebrekestelling noodzakelijk is om de schuldenaar in verzuim te laten geraken. Op 3 januari 2007 heeft de raadsman van Gepe aan [gedaagde] een termijn van 14 dagen gegeven om tot terugbetaling van de onverschuldigde storting van € 29.750,- over te gaan. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 januari 2007.
4.18. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Gepe heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvanGepe vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.19. [gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gepe worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 1.340,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.568,85
5. De beslissing
De rechtbank
4.20. veroordeelt [gedaagde] om aan Gepe te betalen een bedrag van EUR 29.750,00 (negenentwintigduizendzevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 17 januari 2007 tot de dag van volledige betaling,
4.21. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Gepe tot op heden begroot op EUR 2.568,85,
4.22. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.23. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2007.
w.g. griffier w.g. rechter