Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 228390 / HA ZA 07-633
Vonnis van 28 november 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPEDITIEBEDRIJF H.J. GOES & ZONEN B.V.,
gevestigd te De Meern,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.R. Kluyver,
de vennootschap naar Duits recht
ETL EUROTRANSPORT GmbH,
gevestigd te d-09126 Chemnitz,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. P.J. Soede.
Partijen zullen hierna H.J. Goes & Zonen en ETL genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 september 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. H.J. Goes & Zonen heeft rond 23 juni 2006 een vervoersovereenkomst gesloten met ETL met betrekking tot 75 en 910 colli ananassen, 60 en 65 colli grapefruits, 168 colli appels, 112 colli kiwi’s en 480 colli druiven.
2.2. Deze vruchten zijn op 23 juni 2006 door ETL in ontvangst genomen. De vruchten moesten op verschillende plekken in Duitsland worden afgeleverd. Eén pallet moest worden afgeleverd bij Metro te Reichenbach/Bernsdorf.
2.3. De vruchten zijn niet afgeleverd op de adressen waarnaar deze vervoerd hadden moeten worden.
2.4. De waarde van de niet-afgeleverde lading bedroeg EUR 18.796,50.
in conventie
3.1. H.J. Goes & Zonen vordert na vermeerdering van eis – samengevat – veroordeling van ETL tot betaling van EUR 15.821,50 en EUR 1.403,00, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. H.J. Goes & Zonen legt aan haar vordering ten grondslag dat ETL aansprakelijk is voor de schade van EUR 18.796,50 die H.J. Goes & Zonen heeft geleden doordat de vruchten niet zijn afgeleverd. Met dit bedrag moeten de facturen T06-0426, T06-0427 en T06-0432, die tezamen EUR 2.975,00 bedragen, worden verrekend, zodat ETL EUR 15.821,50 aan H.J. Goes & Zonen verschuldigd is.
3.3. Voor zover ETL aantoont dat de oplegger waarin de vruchten zich bevonden is gestolen, stelt H.J. Goes & Zonen zich op het standpunt dat ETL onvoldoende maatregelen heeft genomen om deze diefstal te voorkomen. ETL had de oplegger niet op een openbare parkeerplaats achter mogen laten. Daarnaast had ETL de oplegger niet zonder trekker achter mogen laten, omdat deze dan kwetsbaarder is voor diefstal. In elk geval had ETL de oplegger moeten voorzien van een kingpinslot (een slot op de bevestigingspen die zich aan de onderkant van de oplegger bevindt).
3.4. Daarnaast stelt H.J. Goes & Zonen dat ETL heeft erkend het gevorderde bedrag aan H.J. Goes & Zonen schuldig te zijn, doordat zij op een door H.J. Goes & Zonen aan ETL gestuurde factuur van EUR 18.796,50 heeft geschreven dat vijf door ETL aan H.J. Goes & Zonen verstuurde rekeningen met de vordering van H.J. Goes & Zonen moesten worden verrekend.
3.5. Tenslotte vordert H.J. Goes & Zonen betaling van haar factuur van 24 januari 2007 van EUR 1.403,00. Deze factuur heeft betrekking op 122 niet door ETL geretourneerde pallets.
3.6. Volgens ETL is de oplegger met de vruchten op 24 juni 2006 is gestolen van de parkeerplaats Hermsdorf-Ost in Duitsland. Op het door ETL in het geding gebrachte schadeformulier van Wirtschafts-Assekuranz GmbH heeft zij aangegeven onder welke omstandigheden de diefstal heeft plaatsgevonden. De door ETL eveneens overgelegde vertaling hiervan luidt:
“De heer Bart had de opdracht op 25.6.2006 tussen 6:00 en 12:00 uur een pallet met verse ananas bij Metro Reichenbach / Hermsdorf af te leveren.
Aangezien de heer Bart al op 24.06.2006 rond 11:00 uur bij de Metro arriveerde, probeerde hij daar een pallet af te laden. Omdat deze lading echter voor 25.06.2006 gepland was, accepteerde Metro de goederen niet.
Daarop probeerde de heer Bart de oplegger op het Metro-terrein te stallen wat hem echter werd verboden.
De heer Bart reed met de vrachtwagencombinatie naar de nabij gelegen Autohof Hermsdorf Ost omdat daar elektriciteitsaansluitingen voor koelopleggers ter beschikking staan. In overleg met het personeel van het wegrestaurant stalde de heer Bart de oplegger op de met video beveiligde parkeerplaats. Toen de heer Bart op 25.6.2006 rond 6:15 uur de oplegger wilde opleggen moest hij constateren dat de oplegger was gestolen.
De heer Gellert van de firma ETL kwam meteen, nadat hij kennis had genomen van de diefstal, naar het wegrestaurant en bekeek de video-opnames. Daarop is duidelijk te zien dat de Poolse trekker met het kenteken FMI 3446 op 24.06.2006 om 15.12 uur de oplegger ROW-TQ 120 op de trekker legde en daarmee om 15:17 uur bij het wegrestaurant wegreed. De bijrijder van de Poolse trekker stapte tijdens de diefstal uit en is op de video duidelijk herkenbaar.”
3.7. ETL stelt zich op het standpunt dat van ETL niet meer verwacht mocht worden dan hetgeen door haar chauffeur is gedaan, en dat ETL daarom niet aansprakelijk is voor de door H.J. Goes & Zonen geleden schade. De parkeerplaats was met videocamera’s beveiligd en er was nog niet eerder een oplegger van die parkeerplaats gestolen. ETL betwist dat zij gehouden was een kingpinslot aan te brengen. Volgens haar is het levensgevaarlijk om een dergelijk slot aan te brengen, omdat de chauffeur daarvoor onder de geladen oplegger moet kruipen. ETL stelt dat de beroepsvereniging van chauffeurs een procedure tegen haar zou beginnen als zij van haar chauffeurs zou vragen een kingpinslot aan te leggen op opleggers die geparkeerd worden. ETL stelt voorts dat de oplegger ook gestolen had kunnen worden als deze van een kingpinslot voorzien was geweest.
3.8. Daarnaast zou de schade volgens ETL niet zou zijn ontstaan als Metro het voor haar bestemde pallet op 24 juni 2006 in ontvangst zou hebben genomen. Dan was het immers niet nodig geweest op de parkeerplaats Hermsdorf-Ost te parkeren en was de oplegger ook niet gestolen. Volgens ETL is H.J. Goes & Zonen op grond van artikel 17 lid 2 en lid 5 CMR aansprakelijk voor deze handelwijze van Metro.
3.9. ETL betwist voorts erkend te hebben het door H.J. Goes & Zonen gevorderde bedrag aan haar schuldig te zijn.
3.10. ETL erkent nog een bedrag verschuldigd te zijn in verband met niet geretourneerde pallets. Zij betwist echter dat het hier om 122 pallets kan gaan.
in reconventie
3.11. ETL vordert – samengevat – veroordeling van H.J. Goes & Zonen tot betaling van EUR 2.025,00 in verband met de onbetaald gebleven facturen T06-0383 en T06-0429, vermeerderd met rente en kosten.
3.12. H.J. Goes & Zonen erkent factuur T06-0383 van EUR 900,00 aan ETL verschuldigd te zijn. H.J. Goes & Zonen betwist factuur T06-0429 te moeten voldoen. H.J. Goes & Zonen stelt deze factuur op grond van artikel 8:29 BW niet te hoeven voldoen omdat deze betrekking heeft op de vervoerde lading die haar bestemming nimmer heeft bereikt.
in conventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR-verdrag) op hun rechtsbetrekking van toepassing is. In artikel 17 van het CMR-verdrag is bepaald dat de vervoerder aansprakelijk is voor verlies van de goederen, ontstaan tussen het ogenblik van inontvangstneming en het ogenblik van aflevering, tenzij dit verlies is veroorzaakt door omstandigheden die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. In de rechtspraak is uitgemaakt dat de vervoerder niet aansprakelijk is als hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder – daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt – te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen.
4.2. ETL heeft door middel van het in het geding gebrachte schadeformulier en de daarop gegeven nadere toelichting uiteengezet dat – en op welke wijze – de diefstal van de oplegger heeft plaatsgevonden. H.J. Goes & Zonen heeft weliswaar betwist dat de lading gestolen is, maar deze betwisting is door haar niet nader onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat in de onderhavige procedure als vaststaand kan worden aangenomen dat de oplegger met de vruchten is gestolen onder de onder ?3.6 geschetste omstandigheden. Gezien het onder ?4.1 overwogene dient te worden onderzocht of ETL alle redelijkerwijs van haar te vergen maatregelen heeft genomen om de diefstal te voorkomen.
4.3. Vast staat dat de chauffeur van ETL de oplegger heeft geparkeerd op een openbare, niet afgesloten parkeerplaats. Weliswaar was er op deze parkeerplaats videobewaking, maar deze vorm van bewaking vormde geen fysieke belemmering om de oplegger weg te nemen. De rechtbank is van oordeel dat van ETL – juist nu zij er voor koos de oplegger niet op een afgesloten terrein maar op een openbare parkeerplaats te parkeren – verwacht mocht worden dat zij gepaste veiligheidsmaatregelen zou treffen. Dat heeft ETL evenwel niet gedaan.
Zij heeft de oplegger losgekoppeld van de trekker, waardoor deze – naar H.J. Goes & Zonen onbetwist heeft gesteld – eenvoudiger kan worden gestolen dan als deze aan de trekker gekoppeld was gebleven. Daarnaast heeft ETL de – eenmaal losgekoppelde – oplegger niet beveiligd met een kingpinslot of een vergelijkbare beveiliging. Naar H.J. Goes & Zonen onbetwist heeft gesteld is een kingpinslot een in de vervoerswereld gebruikelijke voorziening. Diefstal van een oplegger zal door het aanbrengen van een dergelijk slot weliswaar niet geheel kunnen worden verhinderd, maar wordt daardoor wel bemoeilijkt. De rechtbank is van oordeel dat ETL door de oplegger (i) gescheiden van de trekker en (ii) zonder slot (iii) op een openbare parkeerplaats achter te laten, niet de maatregelen heeft getroffen die van haar hadden mogen worden gevergd.
Hieraan doet niet af dat het volgens ETL levensgevaarlijk is een kingpinslot aan te brengen. Voor zover al van de juistheid van deze stelling van ETL zou worden uitgegaan, had immers van ETL verwacht mogen worden andere beveiligingsmaatregelen te treffen ter voorkoming van diefstal van de oplegger.
4.4. De rechtbank volgt ETL niet in haar stelling dat uit artikel 17 lid 2 en 5 van het CMR-verdrag volgt dat H.J. Goes & Zonen aansprakelijk is voor de handelingen van Metro, die er de oorzaak van zijn dat de oplegger gestolen kon worden. Los van de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de weigering van Metro om de goederen een dag eerder in ontvangst te nemen en het ontstaan van de schade, volgt uit het tweede en vijfde lid van artikel 17 CMR-verdrag niet dat de handelwijze van Metro aan H.J. Goes & Zonen toe te rekenen zou zijn.
4.5. Gezien het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat ETL op grond van artikel 17 CMR-verdrag aansprakelijk is voor de door H.J. Goes & Zonen als gevolg van de diefstal geleden schade. Tussen partijen is niet in geschil dat de verdwenen vruchten een waarde vertegenwoordigden van EUR 18.796,50. Evenmin is in geschil dat H.J. Goes & Zonen in elk geval de facturen T06-0426, T06-0427 en T06-0432 van in totaal EUR 2.975,00 aan ETL verschuldigd is. De rechtbank zal daarom de vordering van H.J. Goes & Zonen tot een bedrag van (EUR 18.796,50 – EUR 2.975,00 =) EUR 15.821,50 toewijzen. De rechtbank zal eveneens de door H.J. Goes & Zonen daarover gevorderde rente van 5%, te rekenen vanaf 7 dagen na de desbetreffende facturen, toewijzen, nu ETL daartegen geen verweer heeft gevoerd.
4.6. Voor wat betreft het door H.J. Goes & Zonen gevorderde bedrag voor 122 niet geretourneerde pallets, is de rechtbank van oordeel dat, nu ETL het aantal door haar niet geretourneerde pallets heeft betwist, het aan H.J. Goes & Zonen is om te bewijzen dat 122 pallets niet zijn geretourneerd. De rechtbank zal H.J. Goes & Zonen daarom dit bewijs opdragen.
4.7. H.J. Goes & Zonen heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. H.J. Goes & Zonen heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal daarom worden afgewezen.
4.8. H.J. Goes & Zonen betwist niet het in factuur T06-0383 opgenomen bedrag aan ETL verschuldigd te zijn. De vordering tot betaling van dit bedrag zal daarom in het eindvonnis worden toegewezen.
4.9. ETL betwist niet dat factuur T06-0429 betrekking heeft op het vervoer van de gestolen lading. Evenmin betwist zij dat H.J. Goes & Zonen over het transport van de gestolen lading geen vracht verschuldigd is omdat de bewuste lading nimmer ter bestemming is afgeleverd. De rechtbank zal daarom de vordering tot betaling van factuur T06-0429 afwijzen.
in conventie
5.1. draagt H.J. Goes & Zonen op te bewijzen dat ETL 122 pallets niet aan haar heeft geretourneerd,
5.2. bepaalt dat, indien H.J. Goes & Zonen het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.W. Wagenaar in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 23 januari 2008 van 13:30 tot 17:00 uur,
5.3. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.4. bepaalt dat H.J. Goes & Zonen, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - en aan de wederpartij moet opgeven,
5.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2007.
w.g. griffier w.g. rechter