ECLI:NL:RBUTR:2007:BB8321

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
527607 AC EXPL 07-3230
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van abonnementskosten door dwaling

In deze zaak heeft Intermart B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betrof een bedrag van € 827,05 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van een niet-betaald abonnement op de Info-On-Demand Service. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en stelde dat de overeenkomst nietig was wegens dwaling, omdat de vertegenwoordiger van Intermart de indruk had gewekt dat de service bestond uit telefonische beantwoording door goed Nederlands sprekende medewerkers. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Intermart niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde partij akkoord was gegaan met de voorwaarden van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Intermart afgewezen en Intermart veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij. De uitspraak vond plaats op 7 november 2007.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 527607 AC EXPL 07-3230 MG
vonnis d.d. 7 november 2007
inzake
INTERMART B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
verder ook te noemen Intermart,
eisende partij,
gemachtigde: A.P.M. Meijer, werkzaam bij Justice B.V. te Rotterdam,
tegen:
[naam gedaagde partij], [handelsnaam gedaagde partij],
[woonplaats],
gedaagde partij,
verder ook te noemen [gedaagde partij],
procederende in persoon.
1. Verloop van de procedure
Intermart heeft een vordering ingesteld.
[gedaagde partij] heeft geantwoord op de vordering.
Intermart heeft voor repliek en [gedaagde partij] heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Intermart en [gedaagde partij] hebben op 7 december 2005 een geschrift ondertekend dat inhoudt dat [gedaagde partij] tegen betaling gebruik kan maken van een aansluiting op de Info-On-Demand Service van Intermart.
2.2. In het door [gedaagde partij] ondertekende schriftelijke stuk is onder meer het volgende opgenomen:
“Abonnement Info-On-Demand Service per jaar € 695
Aansluitkosten € 195
Diversen: Eenmalige korting € -/- 695
---------- 195”
“(…) De abonnementsperiode bedraagt een jaar en zal telkens, tenzij uiterlijk drie maanden voor beëindiging van de periode per aangetekend bericht is opgezegd, voor twee jaar worden verlengd. (…)”
en:
“Intermart zal abonnee binnen 10 dagen na dagtekening een handleiding (zie ook www.24uursinfo.nl) en factuur toesturen”.
en is opgenomen dat [gedaagde partij] de algemene voorwaarden heeft ontvangen.
3. Het geschil
3.1. Intermart vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, veroordeling van [gedaagde partij] om aan haar te voldoen € 827,05 aan hoofdsom, € 17,81aan rente tot 16 mei 2007 en € 150,-- excl. BTW aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 juni 2007 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Intermart dat [gedaagde partij] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis door het abonnementsgeld over de periode 7 december 2006 tot en met 6 december 2007 ad € 827,05 ondanks sommatie onbetaald te laten. Intermart maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde partij] in verzuim is geraakt respectievelijk Intermart haar vordering uit handen heeft moeten geven.
3.2. [gedaagde partij] voert verweer.
Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, teruggekomen. Bij dupliek heeft [gedaagde partij] de kantonrechter verzocht “het foute formulier te ontbinden” per 4 december 2006.
4 De beoordeling
4.1. [gedaagde partij] voert aan dat sprake zou zijn van een proefabonnement van een jaar waarbij de overeenkomst eerst zou ingaan na akkoordverklaring. De prijs en contractduur zijn niet besproken in het verkoopgesprek met de vertegenwoordiger van Intermart. Het getekende stuk was bedoeld als incassomachtiging.
4.2. In beginsel zou Intermart de inhoud van de overeenkomst wat betreft opzeggingsvereisten en looptijd, op de rechtsgevolgen waarvan zij zich beroept, moeten bewijzen.
Gelet op de door [gedaagde partij] voor akkoord ondertekende schriftelijke vastlegging van een overeenkomst waarin de door Intermart gestelde bepalingen zijn opgenomen acht de kantonrechter het bewijs echter voorshands geleverd en zou [gedaagde partij] moeten worden toegelaten tot tegenbewijs. De kantonrechter ziet echter af van bewijslevering omdat de vordering op grond van de navolgende overwegingen hoe dan ook moet worden afgewezen.
4.3. [gedaagde partij] heeft zich ook beroepen op nietigheid van de overeenkomst wegens dwaling omdat Intermarts vertegenwoordiger bij [gedaagde partij] de indruk heeft gewekt dat sprake zou zijn van een kantoor met dames die de telefoon beantwoordden en van een goed Nederlands sprekende dame. Dat bleek niet het geval: er is slechts sprake van een stem die fonetisch en op gebrekkige wijze aangeleverd schrift uitspreekt en die gebrekkig overkomt. [gedaagde partij] had, naar hij stelt, met deze wetenschap de overeenkomst nooit gesloten.
4.4. Dit verweer treft doel. Intermart heeft niet of onvoldoende bestreden dat door haar vertegenwoordiger de indruk was gewekt dat haar service bestond uit telefoonbeantwoording door telefonisten met een duidelijk verstaanbare stem. Evenmin heeft Intermart bestreden dat de indruk dat sprake zou zijn van een substantiële telefonische serviceverlening bij [gedaagde partij] ook is gewekt door de prijs (€ 695,-- excl. BTW per jaar).
Niet relevant is dat [gedaagde partij] ook zelf gesproken woord had kunnen aanleveren en dat ook enige fax en e-mail service zou worden geboden.
[gedaagde partij] stelt immers dat hij de overeenkomst niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten en dit is onvoldoende weerlegd. Het enkele feit dat [gedaagde partij] niet aanstonds na activering van de dienst (waarbij hem de beperkte strekking van het gebodene moet zijn gebleken) enig bezwaar of klacht heeft geuit jegens Intermart leidt niet tot een ander oordeel: dit is immers goed te rijmen met de eigen stelling van [gedaagde partij] dat hij meende dat de uiteindelijke overeenkomst pas zou ingaan na zijn akkoord (terwijl niet onbegrijpelijk is dat, gelet op de te nemen moeite, een reeds betaald bedrag van € 195,-- niet wordt teruggevorderd).
4.5. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering van Intermart moet worden afgewezen en dat zij moet worden veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van [gedaagde partij].
4.6. De kantonrechter merkt het verzoek, weergegeven onder 3.2, niet aan als vordering in reconventie (deze zou overigens te laat, want niet bij de conclusie van antwoord, zijn ingesteld).
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Intermart, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 15,-- verletkosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.