RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/617212-05, 16/604496-06, 16/604446-06 en 16/604538-06
Datum uitspraak: 13 november 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de gevoegde zaken tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Raadsman: mr. J.J.D. Doleweerd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 maart 2006, 21 juni 2006,
8 september 2006, 24 januari 2007, 17 april 2007, 6 juli 2007 en 30 oktober 2007.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Een kopie van die dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat
1. (parketnummer: 16/617212-05)
hij op 17 december 2005 te Maarssen, [slachtoffer A (X.)] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl hij met de wijsvinger van een zijner handen wees in de richting van genoemde [slachtoffer A (X.)], met zijn andere hand een snijbeweging langs zijn keel gemaakt;
hij op 17 december 2005 te Breukelen, als bestuurder van een bestelauto,
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3. (parketnummer: 604446-06)
hij op 09 oktober 2006 te Loosdrecht, [slachtoffer B]. heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer B] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd:"Als je vandaag niets oplost, dan zal ik jullie afslachten." en
"Ik hang je achter de auto.";
hij op 09 oktober 2006 te Maarssen, [slachtoffer C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer C] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "[slachtoffer C], je moet het vandaag oplossen anders slacht ik je af." en "Je komt nu naar mij toe, anders kom ik naar jou toe." en "Je moet niet meer liegen, anders kom ik naar je toe en dan zet ik je vast. Dan gaat het tussen ons om leven en dood." en "Het gaat tussen mij en jou." en "Je moet het oplossen, anders kom ik wel langs." en "Je moet maar een gokje wagen om langs te komen.";
5. (parketnummer: 16/604496-06)
hij omstreeks 29 oktober 2006 te Maarssen, [slachtoffer D (X.)] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer D (X.)] dreigend de woorden toegevoegd :""zeg maar tegen ze dat ze eraan gaan, ik pak ze nog wel en jou ook.”;
hij omstreeks 29 oktober 2006 te Maarssen opzettelijk en wederrechtelijk
een voordeurruit, geheel toebehorende aan [slachtoffer A (X.)], heeft vernield, door toen aldaar
opzettelijk en wederrechtelijk tegen die deur te trappen;
7. (parketnummer: 16/604538-06)
hij op 24 december 2006 te Maarssen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer E (X.)] tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer E (X.)] pijn heeft ondervonden;
hij op 24 december 2006 te Maarssen, [slachtoffer E en A (X.)] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer E en A (X.)] dreigend de woorden toegevoegd:"twaalf uur vanavond kom ik terug, je komt er nog wel achter" en/of "je laatste uren zijn geteld".
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij ten tijde van wanen en/of psychoses, al dan niet onder invloed van geestverruimende middelen en/of alcohol, leden van de [familie (X.)], waaronder zijn ex-partner [slachtoffer E (X.)], meermalen heeft lastiggevallen door bedreigingen aan hun adres te uiten. Eénmaal heeft hij daarbij
[slachtoffer E (X.)] geduwd en een ruit ingetrapt. Ook vrienden van verdachte, te weten [slachtoffer B] en [slachtoffer C], hebben het in die tijd moeten ontgelden; ook hen heeft hij met de dood bedreigd.
Tevens heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij, nadat hij alcohol had genuttigd, in zijn bestelauto heeft gereden;
2. de verklaring van [slachtoffer A (X.)] (p. 17-19 ), (p. 19+20 ), (p. 20+21 );
3. de verklaring van [slachtoffer E (X.)] (p. 201), (p. 51 ), (p.15+163);
4. de verklaring van [slachtoffer D (X.)] (p. 16-182).
5. de bevindingen van [brigadier] (p. 6+7 );
6. de uitslag van de Dräger alcotest (p. 125);
7. de verklaring van [slachtoffer B] (p. 16-18 );
8. de verklaring van [slachtoffer C] (p.20+216);
9. de bevindingen van [surveillant] (p. 22+236).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van de onder 1, 3, 4, 5, en 8 weergegeven en bewezenverklaarde feiten:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het hiervoor onder 2 weergegeven en bewezenverklaarde feit:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het hiervoor onder 6 weergegeven en bewezenverklaarde feit:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van het hiervoor onder 7 weergegeven en bewezenverklaarde feit:
Mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode waarin hij leed aan psychoses en wanen meermalen schuldig gemaakt aan bedreigingen met de dood jegens zijn ex-partner en haar familie en hij heeft ook daadwerkelijk éénmaal geweld tegen haar gebruikt; door haar te duwen is zij op de grond gevallen. Tevens heeft hij een ruit ingetrapt van het huis van zijn ex-schoonouders. Hij heeft zich tegenover zijn ex-partner en haar familie aldus zeer agressief gedragen en hij heeft hun vertrouwen daardoor ernstig beschaamd. Dergelijke uitbarstingen van geweld zijn binnen de (ex-)familiekring zeer ingrijpend en hebben angst en verdriet veroorzaakt.
Verdachte heeft zelfs twee vrienden van hem ernstig bedreigd door te zeggen dat hij hen zou afslachten en achter een auto zou hangen. Diezelfde vrienden hebben verdachte terzijde gestaan na zijn breuk met zijn partner. Uit deze bedreiging blijkt dat zelfs mensen die om verdachte geven in die bewuste periode niet veilig waren voor verdachte.
Nadat de verdachte zijn ex-partner andermaal had bedreigd is hij aangehouden. Voorts is bij zijn aanhouding gebleken dat hij, nadat hij alcohol had genuttigd, in zijn bestelauto heeft gereden.
Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid die bij de slachtoffers in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen door dergelijke feiten ontstaan. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van bedreigingen en geweldsdelicten nog lange tijd angstgevoelens kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
10 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld terzake van geweldsdelicten, als ook terzake van verkeersgerelateerde delicten;
- voorlichtingsrapportages betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d.
9 september 2007 en 25 oktober 2007, opgemaakt door G. Mulder, reclasseringswerker, welke rapportages ter terechtzitting door haar zijn toegelicht;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 12 oktober 2007 van drs. M.L.I.M. van Thiel, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte ernstig verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 9 oktober 2007 van drs.
H. Scharft, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 494 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, gekoppeld aan de bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich gedurende deze proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Het Dok, inclusief het ondergaan van urine- en bloedcontrole op drugs- en medicatiegebruik;
- dat de verdachte op geen enkele wijze contact heeft met de [familie (X.)];
- dat de verdachte zijn door de psychiater voorgeschreven medicatie zal innemen;
- dat de verdachte slechts contact mag hebben met [zijn zoon], door tussenkomst van professionele derden;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid als na te melden passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behalve op het reeds vermelde wetsartikel zijn de op te leggen straffen voorts gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling in Het Dok, alsmede het ondergaan van urine- en bloedcontrole op drugs- en medicatiegebruik, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- dat de verdachte op geen enkele wijze contact zal hebben met leden van de [familie (X.)];
- dat de verdachte de medicatie zal innemen die aan hem door de psychiater wordt voorgeschreven;
- dat de verdachte alleen contact zal opnemen met [zijn zoon] door middel van tussenkomst van professionele derden, bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte wegens het onder feit 2 bewezen verklaarde feit voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P. Bender, G.A. Bos en H. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door C. Lith-van den Brink als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2007.
Mr. Brouwer-Poederbach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.