ECLI:NL:RBUTR:2007:BB4759
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake gezag en omgang na scheiding van ouders
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een kort geding waarin de moeder, aangeduid als eiseres, verzoekt om schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank die de vader, aangeduid als gedaagde, alleen met het gezag over hun kind heeft belast. De moeder is van mening dat deze beslissing niet in het belang van het kind is, en dat de verblijfplaats van het kind bij haar dient te zijn. De vader heeft daarentegen verklaard dat het goed gaat met het kind en dat hij het in het belang van het kind acht dat zij bij de moeder verblijft, met een omgangsregeling voor hem. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen vastgesteld dat het kind onder toezicht is gesteld en dat er verschillende pogingen zijn gedaan om een omgangsregeling te realiseren, maar dat de moeder hieraan niet heeft meegewerkt.
Tijdens de zitting heeft de moeder verklaard dat zij niet kan en wil meewerken aan een omgangsregeling, en dat zij haar standpunt mogelijk zou kunnen heroverwegen als de vader bereid is om hulp te zoeken. De vader heeft echter aangegeven dat hij het belangrijk vindt dat het kind contact heeft met beide ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook verklaard dat contact met beide ouders van groot belang is voor het kind.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van het kind voorop staat en dat het niet in het belang van het kind is om haar verblijfplaats te veranderen terwijl de appelprocedure loopt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de moeder moeten worden afgewezen, en dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen door de voorzieningenrechter en openbaar uitgesproken op 21 september 2007.