RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600502-07
Datum uitspraak: 28 september 2007
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [P.I. Utrecht].
Raadsman: mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2007.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 14 september 2007 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank merkt ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde het volgende op.
De rechtbank leidt uit de verklaring van [aangever] in het proces-verbaal met betrekking tot de tegen hem gerichte handelingen in combinatie met de ter terechtzitting getoonde beelden en de verklaringen van de verdachte en zijn mededaders, niet af dat de handelingen van verdachte en zijn mededaders zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit op de volgende wijze heeft begaan: dat
hij op 30 april 2007 te [M.], tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders stenen met kracht tegen het hoofd van die [aangever] gegooid en die [aangever] meermalen tegen vitale delen geschopt en getrapt en geslagen en gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de aangifte van [aangever] , de door de rechtbank ter terechtzitting waargenomen beelden van de in het dossier aanwezige cd en de bij de politie afgelegde verklaringen van [mededader A] , [mededader B] en [mededader C] en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
[Aangever] heeft verklaard in de nacht van 30 april 2007 op 1 mei 2007 in [M.] door vijf personen tegen zijn lichaam te zijn getrapt en geslagen en met een fiets, een glas en met stenen te zijn belaagd.
De rechtbank heeft bij het bekijken van de beelden het volgende waargenomen:
Een groep van zes mannen, waaronder de verdachte, benaderen de ingang van café [X]. Er ontstaat een woordenwisseling met de – naar later blijkt – portier, het latere slachtoffer [aangever], waarna door een paar leden van de groep wordt gegooid met fietsen, stenen en een glas. De portier komt naar buiten en er ontstaat een vechtpartij waarbij de portier eerst wordt gestompt en geslagen en – nadat hij als gevolg van een steen tegen zijn hoofd ten val is gekomen en op de grond ligt - vervolgens nogmaals door een aantal personen van de groep wordt geslagen, gestompt en getrapt tegen het lichaam. [Mededader B] probeert ondertussen te voorkomen dat mensen uit het café naar buiten komen. Als de portier opstaat en wil weglopen, wordt hij opnieuw belaagd door enkele personen van de groep en wordt hij weer getrapt en geslagen.
[Mededader A] heeft naar aanleiding van het bekijken van de beelden bij de politie verklaard dat hij en zijn mededaders op 30 april 2007 bij café [X] te [M.] aankwamen als groepje. [Mededader A] was de man met de paardenstaart. Toen er een discussie ontstond, pakte één van de personen van het groepje een fiets op en gooide deze naar de ingang van het café. Vervolgens schopte [mededader A] in de richting van de portier, waarna [verdachte] een fiets gooide in de richting van de portier. [Mededader A] gooide daarna een glas in de richting van de portier die naar buiten kwam, waarna [mededader A] een steen zag vliegen door de lucht. Toen de portier uithaalde naar [mededader A], schopte [mededader A] hem terug. Daarna lag de portier in een hoekje en werd hij geslagen en geschopt door onder andere [verdachte]. Hierna liep de groep weg, waarbij een steen werd gegooid die een man raakte. Even later werd de portier geslagen door [mededader B] en [verdachte] terwijl [mededader A] erbij stond.
[Mededader B] heeft verklaard dat hij op 30 april 2007 samen met [mededader A] en [mededader D] en drie andere jongens naar café [X] liep. Omdat de portier hen niet binnen liet, werd er op een gegeven moment wat duw- en trekwerk verricht door hem en [mededader B] tegen de portier. Toen de portier ineens naar buiten kwam, zag [mededader B] dat [mededaders A en D] en die andere jongens op hem doken. [Mededader B] bleef bij de deur van [X] staan om te voorkomen dat er nog meer mensen uit het café naar buiten zouden komen. Alle vijf de anderen waren bezig de portier in elkaar te slaan. [Mededader B] verklaarde voorts dat hij een trappende beweging maakte in de richting van het bovenlichaam van de op de grond liggende portier.
[Mededader C] heeft verklaard dat hij, [verdachte], [mededader B], [mededader A en D] en getuige] op 30 april 2007 bij café [X] te [M.] aankwamen. Hij pakte een fiets en gooide deze opzettelijk en vrij hard tegen de deur van café [X]. Toen de deur van het café open ging, zag [mededader C] dat [mededader A] wilde gaan vechten omdat hij een dreigende en aanvallende houding aannam. De portier kwam iets naar buiten, waarop [verdachte] en [mededader B] direct naar voren kwamen en hem samen met [mededader A] beetpakten. Op een gegeven moment stond de portier buiten en waren ze met zijn vieren aan het vechten. [Mededader A] zag dat er over en weer klappen werden gegeven door zowel [mededader A], [mededader B] als[verdachte]. [Mededader C] zag dat de portier op de grond terecht kwam en dat [mededader D] opzettelijk en met kracht een steen gooide in de richting van de portier. Hierna hoorde hij een gil. Kort daarna haalde [mededader C] een steen dan wel zijnde een straatklinker uit de grond die hij in de richting van de vechtpartij gooide. Het was zijn bedoeling om mee te doen met de groep. Hij weet dat hij door het gooien van deze steen iemand zwaar lichamelijk letsel toe zou kunnen brengen. Hierna kreeg de portier de ruimte om op te staan en hij rende weg langs het café in tegenovergestelde richting van waar de groep kwam.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 30 april 2007 met vijf personen naar café [X] is geweest. Toen de groep niet naar binnen mocht, ontstond in het halletje een woordenwisseling waarbij door de portier en de jongens in het halletje werd geslagen en geduwd. Verdachte heeft op enig moment een fiets gepakt en die tegen een muur gegooid. Toen de portier naar buiten kwam, liep hij op [mededader B] af. Verdachte probeerde [mededader B] te helpen, waarna hij viel. Vervolgens besloot verdachte voor de aanval te kiezen door middel van het trappen op het onderlichaam en het geven van klappen in het gezicht van de portier, waarbij de portier op zijn rug lag met zijn vuisten voor zijn gezicht.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat het door de verdachte gebezigde geweld geen poging tot zware mishandeling oplevert en het door de anderen met betrekking tot het gooien van stenen gebezigde geweld de verdachte niet kan worden aangerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de nauwe samenwerking blijkt uit hetgeen verdachte en zijn mededaders vertellen. De verdachte en zijn mededaders komen met elkaar aan bij café [X], blijven bij elkaar bij de deur staan en dagen de portier uit. Vervolgens wordt er met fietsen, stenen en een glas gegooid, waarbij ze nog steeds bij elkaar blijven en een aantal van hen een vechthouding aanneemt. Dit blijkt ook uit de ter zitting getoonde beelden. Op het moment dat de portier naar buiten komt, gaat de groep met elkaar achter de portier aan. Vervolgens raken verdachte, [mededader B] en [mededader A] in gevecht met de portier, waarbij [mededader B] ervoor zorgt dat niemand de portier te hulp kan komen. Op het moment dat de portier zich aan het geweld weet te onttrekken, gaan verdachte, [mededader B] en [mededader A] wéér achter de portier aan en belagen hem opnieuw. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven omschreven handelingen de nauwe samenwerking blijkt en dat sprake is van medeplegen. De rechtbank overweegt voorts dat de handelingen van verdachte en zijn mededaders naar algemene ervaringsregels, gelet op de plaats op het lichaam van het slachtoffer waarop dit geweld wordt uitgeoefend, voldoende zijn om zwaar lichamelijk letsel te bewerkstelligen.
De rechtbank acht het verweer van de raadsman derhalve ongegrond.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders, onder invloed van drank, een portier geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. Ook is er met stenen naar hem gegooid. Dit alles alleen omdat de portier weigerde de groep binnen te laten in een café. De rechtbank vindt het onbegrijpelijk dat een enkele weigering kan leiden tot zulk zinloos geweld.
De verdachte heeft zich na zijn daad totaal niet bekommerd om de portier en het mogelijk letsel dat hij had opgelopen. Daarbij merkt de rechtbank op dat een dergelijk gewelddadig handelen gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had kunnen hebben.
Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten, mede gezien hun aard en intensiteit, in de samenleving en specifiek in het uitgaansverkeer gevoelens veroorzaken van onrust, onveiligheid en onrechtvaardigheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 mei 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor agressiedelicten;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 4 juli 2007, opgemaakt door M. Bongenaar, reclasseringswerker;
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) jaar met aftrek van het voorarrest;
De rechtbank acht, alles afwegende, en nu zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan door de officier van justitie is gevorderd, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 27, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIERENTWINTIG (24) maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs E.C. Ruinaard, J.F. Dekking en J.D.E. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door H.A.M. Blom als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2007.
Mr Brouwer-Poederbach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.