RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602318-05
Datum uitspraak: 17 september 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Raadsvrouwe: mr. W.J. de Vries-Mulder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 februari 2007 en 4 september 2007.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 4 september 2007 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 december 2000 tot en met 30 september 2002 te [A.],
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1986, die de leeftijd van twaalf,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen
heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode meermalen
- zijn penis, vinger(s) en/of een vibrator in de vagina van [slachtoffer]
geduwd/gebracht
en
- zijn penis in de anus van [slachtoffer] gebracht/geduwd
en
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht/geduwd
en
- [slachtoffer] ertoe bewogen om toe te kijken terwijl hij, verdachte, sexuele
handelingen verrichte en/of seksuele gemeenschap had met zijn vriendin [medeverdachte]
en/of
- [slachtoffer] ertoe bewogen om zichzelf te vingeren in de aanwezigheid van hem,
verdachte en zijn vriendin [medeverdachte]
en/of
- [slachtoffer] ertoe bewogen samen met een vriendin (beiden gekleed in alleen
ondergoed) een douche te nemen, waarbij hij, verdachte, (gekleed in alleen een
onderbroek) toekeek;
hij in de periode van 07 april 2005 tot en met 18 april 2005 te [A.], ter uitvoering
van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander weder-
rechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een auto (mini-cooper), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], tezamen en in vereniging met een ander,
als volgt heeft gehandeld: verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben
* op 7 april 2005 aan [slachtoffer] een e-mail verstuurd met de volgende tekst:
"Hee bitch, ik heb nog iets voor je in de aanbieding, namelijk die foto's plus
negatieven die [verdachte] toen van je gemaakt heeft je weet wel welke. Ik wil ze
wel ruilen voor die zilverkleurige engelse koekblik inclusief worstjes (het is
een koopje dat weet ik vergeleken met wat jij [verdachte] allemaal gekost hebt). Je
moet het maar even laten weten (wel binnen 1 week) anders maken we een hoop
andere mensen er blij mee. Grtz [medeverdachte]",
* op 14 april 2005 aan [slachtoffer] een e-mail verstuurd met als
onderwerp:"time's (almost) up" en als tekst "Nog een paar uur!!!!!"
* op 18 april 2005 aan [slachtoffer] een e-mail verstuurd met daarin de
zinsnede:"Als ik jou was zou ik maar op [medeverdachte] de voorstel ingaan want alleen
dan hoeven jullie nergens bang voor te zijn dat garandeer ik jullie
hoogstpersoonlijk";
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij in de periode van 20 april 2005 tot en met 28 mei 2005 te [A.], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen een afbeelding van een seksuele gedraging, te weten
het met ontbloot lichaam op een zodanige wijze poseren dat de ontblote geslachtsdelen (nadrukkelijk en/of uitdagend) in beeld zijn gebracht op een wijze kennelijk bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, bij welke vorenbedoelde afbeelding een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken heeft verspreid en in bezit heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewezenverklaarde als volgt:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
De paginanummers verwijzen naar de relevante pagina’s van de wettig en op ambtseed opgemaakte processen-verbaal respectievelijk met nummer PL0940/05-014153 van [verbalisant X] en PL081/05-014153A van [verbalisant Y].
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring op basis van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] (p.34-37), die kort gezegd het volgende heeft verklaard.
In de periode van september 1998 tot en met juni 2002 heeft aangeefster als leerling op het [college] te [A.] gezeten. De verdachte was/is daar de kantinebeheerder en in die hoedanigheid heeft het slachtoffer de verdachte leren kennen.
In het begin van het derde schooljaar van aangeefster (schooljaar 2000/2001, zij is dan 14 jaar oud) is het contact tussen haar en verdachte intensiever van aard geworden. Aangeefster is meermalen bij verdachte en zijn vriendin thuis op visite geweest.
Kort daarna zijn deze bezoekjes veranderd op verzoek van verdachte, in die zin dat aangeefster hem bezocht als de vriendin van verdachte niet thuis was. Vanaf dat moment zijn de bezoekjes meer seksueel getint geworden. Op 17 februari 2001 zijn verdachte en aangeefster voor het eerst met elkaar naar bed geweest en vanaf die datum hebben aangeefster en de verdachte wekelijks seks met elkaar. Daarbij hebben de bewezenverklaarde handelingen plaatsgevonden. Eénmaal is het voorgekomen dat aangeefster op verzoek van verdachte met een vriendin (getuige A) in ondergoed onder de douche heeft gestaan, waarbij verdachte heeft toegekeken.
Ook heeft verdachte zijn vriendin in het bijzijn van het slachtoffer gevingerd. De seks die aangeefster met de verdachte had, bestond mede uit anale en orale bevrediging, als ook uit seks met hulpmiddelen.
Deze geheime ontmoetingen hebben voortgeduurd tot november 2002, tot het moment dat de relatie bekend werd bij de vriendin van de verdachte.
De verklaring van aangeefster vindt steun in de volgende verklaringen.
- De verklaring van [medeverdachte] (p. 85-91), de vriendin van verdachte, die heeft verklaard dat aangeefster in de zomer van 2001 al bij hen thuis kwam. In die periode was zij vaak ’s avonds weg, op visite bij haar schoonzus. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar gevingerd kan hebben waar aangeefster bij is geweest. Eind november 2002 is zij achter de relatie tussen verdachte en aangeefster gekomen;
- De verklaring van [getuige A], de vriendin van aangeefster, die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij samen met aangeefster in het huis van verdachte heeft gedoucht, gekleed in slechts ondergoed, waarbij de verdachte toekeek. De getuige voerde aan dat dit in het schooljaar 2000/2001 was en dat zij op dat moment in de eerste klas zat van de middelbare school, waar ook aangeefster naar school ging. Zij zaten echter niet in dezelfde klas, aangeefster zat twee klassen hoger (proces-verbaal van het verhoor op 25 april 2007 bij de rechter-commissaris);
- De verklaring van [getuige B], moeder van verdachte, die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat aangeefster tijdens de vakantie in Hongarije in de zomer van 2001 altijd tegen verdachte aanhing en hem steeds van zijn vriendin wegduwde (proces-verbaal van het verhoor op 25 april 2007 bij de rechter-commissaris).
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de relatie met aangeefster ongeveer één maand gaande was en dat slechts tweemaal seks had plaatsgevonden, voordat eind november 2002 hij de relatie aan zijn vriendin zou hebben opgebiecht, waarna de relatie met aangeefster nog enkele maanden heeft voortgeduurd. Hij heeft erkend dat de door aangeefster beschreven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar alleen toen aangeefster als zestien jaar was. Verdachte heeft de door aangeefster beschreven situatie met betrekking tot de douche, waarbij [getuige A] betrokken zou zijn, ontkend.
De verklaring van verdachte komt de rechtbank ongeloofwaardig voor gelet op de hierboven gerelateerde verklaringen. De rechtbank gelooft de verklaring van aangeefster. Haar verhaal is door de jaren heen consistent gebleken. Het gedrag van aangeefster ter terechtzitting waar zij als getuige is gehoord, draagt voorts bij aan de overtuiging van de rechtbank met betrekking tot de geloofwaardigheid.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten op grond van de verklaring van aangeefster (p.44-48), die kort gezegd het volgende heeft verklaard.
Na het uitkomen van de geheime relatie tussen de verdachte en aangeeftster, heeft de verdachte zijn intrek genomen in het ouderlijk huis van aangeefster. Tijdens zijn verblijf aldaar zijn er op de slaapkamer van aangeefster foto’s genomen, waarbij aangeefster naakt voor de verdachte en de camera heeft geposeerd. Door deze verklaring alsmede die van de verdachte hierover, staat vast dat aangeefster op dat moment zestien jaar was. Deze foto is via e-mail aan aangeefster verzonden als chantagemiddel om de mini-cooper van aangeefster te kunnen bemachtigen.
De verdachte heeft bij de politie aangegeven dat hij de foto van aangeefster heeft gemaakt op haar kamer, waarbij aangeefster naakt en wijdbeens op haar rug op het bed lag. Toen de relatie over was heeft de verdachte aangeefster een mail gestuurd met die foto erbij, waarin de verdachte aangeeft dat hij haar Mini wilde in ruil voor het origineel van de foto (p.99 en 100). Deze foto is daarna ook verzonden aan een vriendin van de moeder van aangeefster, die bij de politie heeft verklaard dat het slachtoffer wijdbeens zat en geen kleding droeg. Zij vond het een schokkende foto (p. 67 en 68). Ook heeft een zoontje van kennissen, die op dat moment 10 jaar oud was, de foto ontvangen. De vader van de jongen heeft de foto ook gezien en geeft aan dat het een naaktfoto van het slachtoffer betrof (p.74 en 75). Verder heeft een oom van het slachtoffer de foto ook via de mail ontvangen (p. 77). Verdachte heeft in het verhoor bij de politie hierover verklaard dat hij de foto meermalen heeft verzonden aan familie en goede kennissen van de familie van het slachtoffer en aan een vriend van het slachtoffer die op de kermis werkt (p. 101).
Weliswaar ontbreekt in het dossier een beschrijving door de politie van de foto, de rechtbank begrijpt op basis van de hiervoor gerelateerde verklaringen van de (ongewilde) ontvangers van de foto, alsmede op basis van de verklaring van verdachte, dat het gaat om een foto waarbij aangeefster met haar ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld is gebracht, kennelijk bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken.
De verdachte heeft ter terechtzitting, anders dan bij de politie, verklaard dat hij niets afweet van het versturen van de mails, maar dat zijn vriendin dit hoogstwaarschijnlijk zelf heeft gedaan en dat hij pas achteraf hierover is ingelicht. De verdachte verklaarde tevens dat de mini-cooper bedoeld was voor een vriend van hem die door de familie van aangeefster erin was geluisd en daarmee een auto kwijtgeraakt was. Als het daadwerkelijk gelukt was om de mini-cooper te bemachtigen dan zou deze aan de bewuste vriend zijn gegeven.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting niet geloofwaardig.
De rechtbank houdt verdachte aan zijn eerdere verklaring zoals hij deze heeft afgelegd bij de politie. Op grond van deze verklaring, welke verklaring bevestiging vindt in de verklaring van de vriendin van verdachte, [medeverdachte], die bij de politie heeft verklaard dat het kan zijn dat zij de tekst van de mail van 7 april 2005 heeft opgesteld en dat de verdachte de tekst op de computer heeft verwerkt en het bericht heeft verzonden (p. 88) .
Daarbij komt dat de verdachte de politie computertechnische informatie heeft verschaft, die alleen bij de dader en of zijn mededader bekend kon zijn, zoals onder andere de wijze van verzending van de naaktfoto aan de familie en kennissen, waarbij gebruik is gemaakt van een op het hotmailadres van het slachtoffer gelijkend hotmailadres. De rechtbank beschouwt ook de verklaring van de verdachte over de bedankmail van de Litouwense jongen die op de kermis werkt als daderwetenschap.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn vriendin.
De rechtbank acht vervaardiging van kinderporno in de ten laste gelegde periode niet bewezen, nu op grond van de verklaringen van aangeefster en verdachte aannemelijk is geworden dat de onderhavige foto in de eerste helft van 2003 is gemaakt.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot afdreiging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige delicten. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaren een relatie onderhouden met een meisje dat gedurende de eerste twee jaren nog geen zestien jaar was. Deze relatie was een relatie die past bij volwassenen, gezien de wekelijkse frequentie van de seks, als ook de daarbij horende seksuele handelingen. De verdachte heeft het slachtoffer onder meer anaal gepenetreerd. De verdachte heeft zich ten tijde van het plegen van het delict niet bekommerd om het geestelijk welzijn van het jeugdige slachtoffer, terwijl dat van een man van zijn leeftijd wordt verwacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het grote leeftijdsverschil van vijftien jaar tussen hen beiden, had verdachte zich moeten onthouden van het aangaan van een intieme relatie met het slachtoffer.
Ook heeft verdachte, samen met zijn vriendin, het slachtoffer geprobeerd te chanteren met een eerder door hem van het slachtoffer gemaakte naaktfoto. Toen het slachtoffer niet inging op deze chantage, hebben de verdachte en zijn vriendin deze naaktfoto verspreid via e-mail aan familie en kennissen van het slachtoffer. De rechtbank acht deze handelingen buitengewoon stuitend. Naaktfoto’s zoals deze zijn onmiskenbaar foto’s die men normaliter geheim wenst te houden. Door het verspreiden van de foto is het slachtoffer in haar goede naam en eer aangetast. Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat de foto onder andere is terechtgekomen in de mailbox van een tienjarige jongen. Verdachte heeft hiermee wederom blijk gegeven dat hij weinig normbesef heeft op dit gebied.
De gevolgen van de daden van verdachte zijn verwoord in de slachtofferverklaring, waaruit het verdriet blijkt van het slachtoffer, die op jonge leeftijd in een volwassen relatie verzeild is geraakt, waarbij zij onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden aan de ongepaste verlangens van verdachte.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 december 2006, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d.
29 januari 2007, opgemaakt door mevrouw C. van Schaik, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 20 april 2007 van drs. A.J. Laponder, inhoudende als conclusie dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende en afhankelijke trekken in de persoonlijkheid.
Door de ontkennende houding van de verdachte kan door de psycholoog geen uitspraak worden gedaan of hij ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat de deskundige zich van advies heeft moeten onthouden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzonder voorwaarde van oplegging van verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag;
- een werkstraf van 240 uur.
Hierbij wordt door de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het plegen van de delicten en de behandeling ter zitting.
De ontucht, afdreiging en het verspreiden van de foto rechtvaardigen in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf. Hier staat tegenover dat er sprake is van een behoorlijk tijdsverloop en dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Ook heeft de verdachte op de rechtbank tijdens de behandeling ter terechtzitting een onvolwassen indruk gemaakt. Daarbij komt nog dat verdachte een vaste baan heeft en de zorg heeft voor zijn gezin, welk gezin weinig spankracht meer kent. Een gevangenisstraf zou een onevenredige belasting betekenen. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een taakstraf van de omvang en duur als door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden. Gelet op de slachtofferverklaring acht de rechtbank het aangewezen om naast een verplicht reclasseringscontact, een contactverbod met het slachtoffer op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 2500,= wegens immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is voor een deel van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1000,= . De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen.
Hetgeen door de benadeelde partij meer of anders is gevorderd, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 240b, 245 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 MAANDEN.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- dat de veroordeelde op geen enkele manier contact zal zoeken en/of onderhouden met het slachtoffer en/of haar familie.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], ten dele toe tot een bedrag van € 1000,= (zegge duizend euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter, aangezien dit gedeelte niet eenvoudig van aard is.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen
€ 1000,= (zegge duizend euro ) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.K. van Riemsdijk, C.W. Bianchi en P.M.E. Bernini, bijgestaan door C. Lith-van den Brink als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2007.