ECLI:NL:RBUTR:2007:BB4201

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
223311/HA ZA 06-2852
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Fortis ASR voor schade na verkeersongeval met eigen auto

In deze zaak vorderde eiser, de heer H. [eiser], een verklaring voor recht dat Fortis ASR aansprakelijk is voor de gevolgen van een verkeersongeval dat plaatsvond op 15 december 2001. Eiser was betrokken bij een ongeval waarbij hij zijn auto had verlaten na een slippartij, waarna een andere auto, bestuurd door [betrokkene], tegen zijn auto botste. Eiser stelde dat hij schade had geleden als gevolg van dit ongeval en vorderde diverse schadevergoedingen, waaronder voor immateriële schade, verzorging, thuishulp en therapie. Fortis ASR verweerde zich door te stellen dat eiser eigen schuld had en dat er sprake was van overmacht aan de zijde van [betrokkene]. De rechtbank oordeelde dat eiser niet als 'vervoerd' kon worden aangemerkt op het moment van de aanrijding, omdat hij zijn auto had verlaten. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht en eigen schuld van Fortis ASR, en oordeelde dat de verzekeraar aansprakelijk was voor de schade van eiser. Uiteindelijk werd Fortis ASR veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van EUR 14.720,61 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van een voorschot van EUR 5.000,00 voor verzorging, thuishulp en therapie. De proceskosten werden eveneens aan Fortis ASR opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer/rolnummer: 223311/HA ZA 06-2852
Vonnis van 19 september 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.J. Degenaar,
tegen
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiser] en Fortis ASR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 februari 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2007;
- de akte van [eiser];
- de akte van Fortis ASR.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Eiser] is op 15 december 2001 betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Reigerweg/Meester Fluitmanstraat in Enkhuizen. De Reigerweg en de Meester Fluitmanstraat liggen in elkaars verlengde. Op de plaats waar de Reigerweg overgaat in de Meester Fluitmanstraat, kruist de weg een sloot. Bezien vanuit de rijrichting van [eiser] op 15 december 2001 kruist de weg ná de sloot de Dirk Wieringastraat. De weg gaat daar over van een geasfalteerde weg in een weg met klinkers. [eiser] raakte ter hoogte van de Dirk Wieringastraat in een slip, draaide 180 graden en kwam tot stilstand tegen de stoeprand aan de rechterzijde van de weg, eveneens bezien vanuit de (oorspronkelijke) rijrichting van [eiser].
2.2. [Eiser] is vervolgens uit de auto gestapt. Daarna is de auto van de heer [betrokkene], hierna: [betrokkene], die achter [eiser] reed, in een slip geraakt en tegen de auto van [eiser] gebotst. De auto van [eiser] is daarbij de stoep opgeduwd. Het been van [eiser] is daarbij bekneld geraakt tussen zijn eigen auto en een betonnen paal die op de stoep stond.
2.3. [Dochter], de dochter van [eiser], heeft een verklaring opgesteld, waarin onder meer is opgenomen:
“In de ochtend van 15 december bracht de heer [eiser] mij naar huis toe. Wij reden op de reigerweg richting Meester fluitmanstraat, toen opeens de auto ging glijden. Het had geijzeld op het gedeelte waar het asfalt over gaat in steentjes was het spekglad. We gleden in de lichte bocht die de weg maakte rechtdoor en reden tegen de stoeprand, we draaiden met de auto 360 graden en kwamen tegen de trottoirband tot stilstand.De heer [eiser] zei toen tegen mij, daar komen we goed van af.Toen we door de voorruit keken zagen we een auto ter hoogte van de Rabobank op een afstand van ongeveer 70 a 80 meter op ons afkomen.De heer [eiser] schreeuwde tegen mij hou je vast en sprong zelf uit de auto.Toen de heer [eiser] buiten de auto was boste de auto [Mercedes] op de auto waar ik nog inzat.Deze werd door de klap de stoep opgeduwd waar de heer [eiser] toen was, ongeveer een meter op deze stoep stond een paaltje waar de heer [eiser] tussen kwam te zitten met zijn linker been.Ik had zelf wat pijn in de nek door de klap, maar de heer [eiser] was er ernstig aan toe zijn been is goed kapot.Volgens mij heeft het 6 a 10 seconden geduurd toen wij stilstonden en de Mercedes tegen ons aanbotste.
De [getuige 1] heeft in een verklaring geschreven:
“De Nissan is door ijzel weggegleden tegen de stoep, is vervolgens om gedraaid met zijn neus richting winkelcentrum.
De heer H. [eiser] is tussen 5 a 10 sec. zijn auto uitgesprongen, omdat de Mercedes die wel geprobeerd heeft de Nissan te ontwijken, zijn richting op kwam.
Er zal zo ± 80 meter tussen hebben gezeten dat de auto’s elkaar raakte.”
De heer [getuige 2] heeft in een verklaring geschreven:
“U heeft antwoorden gevraagd op de volgende vragen:
(…)
c. De Heer [eiser] was na de slip uit de auto gestapt. Was de Mercedes op dat moment al de sloot gepasseerd langs de Dirk Wieringastraat?
In mijn herinnering reed de Mercedes op het moment dat de bestuurder van de Nissan uitstapte ter hoogte van het begin van de sloot. Dit is ongeveer 25 meter vanaf de plek waar de Nissan na de slip tot stilstand was gekomen.
De bestuurder van de Nissan kon niet gelijk weglopen omdat hij tengevolge van de gladheid in eerste instantie weggleed.
(…)
e.Kunt u aangeven, hoeveel tijd er is verstreken tussen de slip en de botsing?
Ik schat tussen de 10 en 15 seconden.”
2.4. [Betrokkene] had met betrekking tot zijn auto een WAM-verzekering afgesloten bij Fortis ASR.
3. Het geschil
3.1. [Eiser] vordert een verklaring voor recht dat Fortis ASR aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat Fortis ASR als WAM-verzekeraar gehouden is de door [eiser] gelden en nog te lijden schade te vergoeden. [eiser] vordert – na wijziging van eis – voorts veroordeling van Fortis ASR tot betaling van:
a. een bedrag van EUR 30.000,00 als voorschot terzake van verlies van zelfredzaamheid;
b. een bedrag van EUR 7.500,00 als voorschot voor gemaakte en te maken kosten in verband met verzorging, thuishulp en therapie en de overige schade in verband met verzorging, thuishulp en therapie, nader op te maken bij staat;
c. een bedrag van EUR 3.802,33 wegens autoschade en de kosten van een huurauto;
d. een bedrag van EUR 4.000,00 voor de kosten van aanschaf, vervanging en onderhoud van een Tens-apparaat of een apparaat met vergelijkbare heilzame werking;
e. een bedrag van EUR 25.000,00 als voorschot ter zake van geleden en te lijden immateriële schade;
f. een bedrag van EUR 8.295,30, te vermeerderen met 19% BTW wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten;
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Fortis ASR voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Artikel 185 WVW
4.1. [Eiser] stelt dat Fortis ASR op grond van artikel 185 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. In het derde lid van artikel 185 WVW is bepaald dat geen aansprakelijkheid op grond van het eerste lid van dat artikel bestaat ten aanzien van schade die door een motorrijtuig is toegebracht aan personen die met een ander motorrijtuig worden vervoerd. Volgens [eiser] is het derde lid van artikel 185 WVW niet van toepassing, omdat [eiser] zich ten tijde van het ongeval niet in maar buiten de auto bevond.
4.2. Fortis ASR stelt zich op het standpunt dat [eiser] moet worden aangemerkt als “door het motorrijtuig vervoerd” in de zin van artikel 185 lid 3 WVW omdat hij enkele seconden vóór het ongeval plaatsvond uit zijn auto was gesprongen en zou zijn verder gereden als geen ongeval had plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden is [betrokkene] niet aansprakelijk jegens [eiser].
4.3. De rechtbank stelt voorop dat artikel 185 WVW ertoe strekt om kwetsbare deelnemers aan het verkeer te beschermen tegen de gevaren van het gemotoriseerde verkeer. Om die reden moet het begrip “worden vervoerd”, zoals dat is opgenomen in artikel 185 lid 3 WVW, beperkt worden opgevat en vallen personen die het motorrijtuig hebben verlaten niet onder de reikwijdte van dit artikellid (zie ook: Hoge Raad 25 februari 2000, NJ 2000, 331). [eiser] – die na de slippartij zijn auto had verlaten omdat hij bang was dat de auto van [betrokkene] tegen zijn auto zou aanrijden – kon daarom op het moment dat de auto van [betrokkene] tegen zijn auto aanbotste niet meer worden aangemerkt als een persoon die door een motorrijtuig werd vervoerd als bedoeld in artikel 185 lid 3 WVW. Dit oordeel wordt niet anders door de stelling van Fortis ASR dat [eiser] in paniek uit zijn auto is gesprongen en/of weer zou zijn ingestapt als geen aanrijding had plaatsgevonden.
4.4. Fortis ASR heeft zich in dit kader nog beroepen op de uitspraak van de Hoge Raad van 10 februari 2006 (NJ 2006, 154). Naar het oordeel van de rechtbank gaat de vergelijking met dit arrest niet op. In dat geval ging het om een situatie waarin een bestuurder een auto had verlaten om een aangereden haas van de weg te halen. Een andere automobilist schrok van de aanwezigheid van deze bestuurder en botste daardoor tegen de geparkeerde auto met daarin de vrouw van de bestuurder. De (lopende) bestuurder was in dit geval niet het slachtoffer maar de veroorzaker van het ongeval. De vraag die voorlag was of hij als bestuurder in de zin van de WAM kon worden aangemerkt, zodat zijn WAM-verzekeraar aansprakelijk was voor de ontstane schade. Gezien de omstandigheden van het geval is in die situatie geoordeeld dat het gedrag van de bestuurder in zodanig nauw verband stond met het per motorrijtuig deelnemen aan het wegverkeer, dat de uit dit gedrag voortvloeiende schade valt aan te merken als te zijn “veroorzaakt door het motorrijtuig” in de zin van artikel 3 lid 5 WAM. Anders dan Fortis ASR stelt, kan daaruit echter niet worden geconcludeerd dat iemand die zijn auto heeft verlaten nog als inzittende moet worden aangemerkt als bedoeld in artikel 185 lid 3 WVW. In het arrest van 10 februari 2006 werd immers de positie van de veroorzaker van de schade beoordeeld, terwijl in de onderhavige situatie de positie van het slachtoffer aan de orde is.
4.5. Gezien het vorenstaande is Fortis ASR in beginsel op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade.
Overmacht
4.6. Fortis ASR heeft zich voorts beroepen op overmacht aan de zijde van [betrokkene]. Volgens Fortis ASR werd [betrokkene] overvallen door de plotselinge gladheid, net als [eiser] daarvoor door die gladheid was verrast.
[eiser] betwist dat [betrokkene] een beroep op overmacht toekomt.
4.7. Het beroep van de eigenaar van een motorrijtuig op overmacht gaat slechts op als hij aannemelijk maakt dat aan de bestuurder van het motorrijtuig ter zake van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen, voor zover van belang voor de veroorzaking van het ongeval, rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De vraag is derhalve of [betrokkene] zich op basis van dit criterium op overmacht kan beroepen.
4.8. [Dochter], de dochter van [eiser] die bij hem in de auto zat, en [getuige 1], een voetganger, hebben verklaard dat de afstand tussen de auto van [eiser] en de auto van [betrokkene] ongeveer 80 meter was. Fortis ASR heeft deze verklaringen niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Uit de verklaringen van [dochter], [getuige 2] en [getuige 1] volgt voorts dat er ongeveer 5 à 15 seconden zat tussen het moment dat [eiser]’ auto tot stilstand kwam en de aanrijding. Fortis ASR gaat hier blijkens haar stellingen bij conclusie van antwoord ook van uit. Partijen gaan er beiden van uit dat beide auto’s 25 à 30 kilometer per uur (ofwel 7 à 8 meter per seconde) reden. Dat betekent dat ook om die reden kan worden uitgegaan van de door voornoemde getuigen genoemde afstand van ongeveer 80 meter. Als de afstand tussen de beide auto’s beduidend minder dan 80 meter was, was minder tijd verstreken tussen het moment dat [eiser]’ auto tot stilstand kwam en de aanrijding.
4.9. De rechtbank gaat er – gezien het vorenstaande – van uit dat de afstand tussen beide auto’s ongeveer 80 meter is geweest. Blijkens de verklaring van [getuige 2] bevond de auto van [betrokkene] zich zelfs toen de auto van [eiser] al tot stilstand was gekomen, nog vóór de kruising met de sloot. Tussen partijen is niet in geschil dat de weg pas ná de kruising met de sloot, namelijk ter hoogte van de Dirk Wieringastraat, glad was. Daaruit volgt dat [betrokkene] gedurende de hele slippartij van [eiser] heeft gereden op een gedeelte van de weg dat niet glad was. Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene] geen zicht had op het gedeelte van de weg waar [eiser] slipte. De rechtbank is daarom van oordeel dat [betrokkene] het slippen van de auto van [eiser] had kunnen en moeten opmerken en ruimschoots voordat hij zelf op het beklinkerde deel van de weg kwam, had kunnen en moeten concluderen dat het beklinkerde deel van de weg glad was. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat hij zo door de gladheid is overvallen dat er sprake is van overmacht en hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt van de aanrijding. Hij moet gelet op het voorgaande in staat geweest zijn om zijn auto tot stilstand te brengen op het weggedeelte dat niet glad was.
Eigen schuld
4.10. Fortis ASR stelt daarnaast dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser], zodat zij niet gehouden is de gehele schade van [eiser] te vergoeden. De eigen schuld van [eiser] bestaat volgens Fortis ASR allereerst uit het feit dat [eiser] zelf ook verkeersfouten heeft gemaakt en zo het verkeer op de weg in gevaar heeft gebracht, en daarnaast uit het feit [eiser] na de slippartij uit zijn auto is gestapt.
[eiser] betwist dat sprake is van eigen schuld aan zijn zijde.
4.11. De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat [eiser] een verwijt te maken valt van het feit dat hij met zijn auto is geslipt. Voor zover er veronderstellenderwijs van uitgegaan zou worden dat [eiser] hiervan een verwijt te maken zou zijn, is voorts van belang dat de schade zoals die uiteindelijk is ontstaan geen gevolg is van die fout van [eiser], maar – zoals de rechtbank hiervoor onder ?4.9 reeds is overwogen – van de fout van [betrokkene]. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op eigen schuld voor zover dit is gebaseerd op de stelling dat [eiser] zelf ook verkeersfouten heeft gemaakt.
4.12. Op zichzelf is de stelling van Fortis ASR juist dat [eiser] niet klem zou zijn komen zitten tussen zijn auto en de betonnen paal, als hij niet uit de auto was gestapt. De rechtbank acht het echter niet onbegrijpelijk dat [eiser] uit zijn auto is gestapt, toen hij de auto van [betrokkene] op zich af zag komen rijden. [eiser] heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet anders gehandeld dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen. De rechtbank verwerpt om deze redenen het beroep op eigen schuld eveneens voor zover dit is gebaseerd op de stelling dat [eiser] na de slippartij zijn auto heeft verlaten.
4.13. Nu het beroep op eigen schuld op beide door Fortis ASR aangevoerde grondslagen wordt verworpen, is Fortis ASR aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van de aanrijding geleden schade.
De schade
Verlies zelfredzaamheid
4.14. [Eiser] vordert een bedrag van EUR 30.000,00 als voorschot terzake van verlies van zelfredzaamheid. Hij stelt dat het verlies van zelfredzaamheid het gevolg is van het ongeval op 15 december 2001.
Fortis ASR stelt dat [eiser] in 1989 een sportongeval heeft gehad en dat hij in februari 2001 bij een ander ongeluk betrokken is geweest. Ten tijde van het ongeval was [eiser] daardoor volledig arbeidsongeschikt. Volgens Fortis ASR staat om die reden niet vast dat het verlies aan zelfredzaamheid een gevolg is van het ongeval van 15 december 2001.
4.15. [Eiser] heeft bij dagvaarding een brief overgelegd van B.V. Arbodienst voor arbeid en gezondheid West-Friesland van 25 juli 2002, waarin onder meer is geschreven:
“Chronologie: 05-12-1989 een contusio cerebri als gevolg van een val tijdens het sporten. Deze gebeurtenis heeft een duidelijke knik in de levenslijn veroorzaakt en was aanleiding voor een WAO uitkering (sedert 24-04-1991, 80-100%).
28-02-2001 hernieuwd trauma capitis retrogade amnesie ten aanzien van het gebeurde. Volgens zijn begeleiders was hij enige minuten bewusteloos, waarna er sprake was van een periode waarin hij tekenen van desoriëntatie vertoonde, itererend gedrag en motorische onrust. Dit heeft enige uren mogelijk zelfs enige dagen geduurd.
Na 24 tot 48 uren werd hij opgenomen in het ziekenhuis hetgeen hij zich wel weer herinnert. De neuroloog stelde trauma capitis met posttraumatische hoofdpijnklachten.
Post-ictaal bleef de heer [eiser] klachten houden.
1. (…)
5. Een duidelijke knik in de levenslijn:
- Met een compagnon zou hij een grossierderij in aardappelen, groente en fruit beginnen in 2001. De voorbereidingen waren vergevorderd maar dit project is geheel tot stilstand gekomen.
- In januari 2001 is hij begonnen met de verbouwing van zijn huis. Ook dit project is tot op de dag van vandaag niet verder gekomen.
6. Zijn herwonnen energie sinds 1989 is in toegenomen mate ten opzichte van 1989 weer verloren gegaan na het ongeval van 28-02-2001. (NB Op de racefiets rijdend in groepsverband is hij door een auto aangereden) Hij is trager geworden in zijn acties en reacties. De stemming is meestal somber, hetgeen pre-ictaal anders was gezien zijn intenties als ondernemer.
Op 15-12-2001 onderging hij een nieuw ongeval waarbij hij een crurisfractuur links opliep. Bij de genezing daarvan traden allerlei complicaties op, al dan niet iatrogeen.”
4.16. De rechtbank is van oordeel dat het – gezien de inhoud van deze door [eiser] zelf in het geding gebrachte brief – op de weg van [eiser] had gelegen nader te onderbouwen dat het verlies van zelfredzaamheid een gevolg is van het ongeval van 15 december 2001 en niet van één van de eerdere ongevallen. Een dergelijke nadere onderbouwing ontbreekt echter. Nu [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zal de rechtbank de vordering van [eiser], voor zover die betrekking heeft op verlies van zelfredzaamheid, daarom afwijzen.
Verzorging, thuishulp en therapie
4.17. [Eiser] vordert een bedrag van EUR 7.500,00 als voorschot voor gemaakte en te maken kosten in verband met verzorging, thuishulp en therapie en vergoeding van de overige schade in verband met verzorging, thuishulp en therapie, nader op te maken bij staat. Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eiser] dat hij EUR 7.525,00 heeft betaald aan een buurvrouw die hem geholpen in de huishouding en die maaltijden voor hem bereidde. Dit bedrag is inclusief de kosten voor de maaltijden, die [eiser] stelt op EUR 5,00 per maaltijd. Als die kosten van het bedrag van EUR 7.525,00 worden afgetrokken resteert een bedrag van EUR 4.125,00, waarvan [eiser] vergoeding vordert. Voorts heeft [eiser] de maximale eigen bijdrage moeten betalen van EUR 2,20 per week aan Thuiszorg.
Fortis ASR heeft verweer gevoerd tegen de omvang van deze schadepost.
4.18. Uit de verklaring van [eiser]’ buurvrouw, mevrouw [buurvrouw], volgt dat [eiser] haar het bedrag van EUR 7.525,00 inclusief maaltijden heeft betaald en dat dat bedrag een vergoeding is voor de werkzaamheden die mevrouw [buurvrouw] heeft verricht gedurende 680 dagen. De rechtbank acht de door [eiser] aan mevrouw [buurvrouw] daarvoor betaalde en thans gevorderde vergoeding van EUR 4.125,00 niet onredelijk.
Fortis ASR heeft niet betwist dat [eiser] als gevolg van het ongeval van 15 december 2001 hulp van Thuiszorg nodig heeft, noch dat [eiser] daarvoor een eigen bijdrage aan Thuiszorg moet betalen van EUR 2,20 per week. De vordering tot vergoeding van die eigen bijdrage is derhalve in beginsel toewijsbaar.
4.19. [Eiser] heeft niet gesteld dat hij andere kosten heeft gemaakt of zal maken dan het aan mevrouw [buurvrouw] betaalde bedrag van EUR 4.125,00 en de eigen bijdrage voor Thuiszorg (op jaarbasis EUR 114,40). [eiser] heeft bovendien niet aangegeven hoe lang hij verwacht nog op hulp van Thuiszorg aangewezen te zijn. Gezien de hoogte van het aan mevrouw [buurvrouw] betaalde bedrag en de jaarlijkse eigen bijdrage van Thuiszorg, acht de rechtbank het gevorderde voorschot van EUR 7.500,00 te hoog. De rechtbank zal daarom een voorschot toewijzen van EUR 5.000,00.
Fortis ASR heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tot vergoeding van de overige schade, op te maken bij staat. Nu partijen er beiden van uitgaan dat er nog geen medische eindtoestand bereikt is, zal deze vordering derhalve worden toegewezen.
De autoschade en de kosten van een huurauto
4.20. Na het ongeval was de auto van [eiser] total loss. De dagwaarde van de auto was op dat moment volgens [eiser] EUR 2.110,00. [eiser] heeft voorts een auto gehuurd om zich in te laten vervoeren. In zijn dagvaarding heeft [eiser] de kosten voor deze huurauto gesteld op EUR 1.064,99. De kosten voor expertise bedroegen EUR 57,00 en de kosten voor stalling EUR 570,34. [eiser] vordert vergoeding van deze kosten van in totaal EUR 3.802,33.
4.21. Fortis ASR erkent dat de schade aan de auto ad EUR 2.110,00 bedraagt. Fortis ASR heeft geen verweer gevoerd tegen de kosten voor expertise en voor stalling. Voor zover de vordering van [eiser] betrekking heeft op deze posten is deze derhalve toewijsbaar.
Met betrekking tot de kosten voor de huur van een auto heeft Fortis ASR zich afgevraagd waarom [eiser] een auto nodig had, terwijl hij na het ongeval door zijn dubbele beenbreuk niet in staat kan zijn geweest een auto te besturen. Fortis ASR heeft voorts gesteld dat de kosten voor de huurauto blijkens de overgelegde factuur EUR 483,27 hebben bedragen. [eiser] heeft ter comparitie toegelicht dat hij de gehuurde auto niet zelf heeft bestuurd, maar dat iemand anders hem heeft vervoerd. Fortis ASR heeft dat niet betwist. [eiser] heeft overigens ter comparitie erkend dat de kosten voor de huurauto EUR 483,27 hebben bedragen. Deze post is derhalve voor dat bedrag toewijsbaar.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank Fortis ASR veroordelen een bedrag van (EUR 2.110,00 + EUR 483,27 + EUR 57,00 + EUR 570,34 =) EUR 3.220,61 aan [eiser] te betalen.
Tens-apparaat
4.22. [Eiser] vordert een bedrag van EUR 4.000,00 in verband met aanschaf en vervanging van een Tens-apparaat, dat zijn doorbloeding op peil houdt, alsmede batterijen voor het Tens-apparaat. Fortis ASR refereert zich met betrekking tot de gevorderde vergoeding aan het oordeel van de rechtbank.
4.23. Uit de door [eiser] in het geding gebrachte brief van zijn huisarts volgt dat deze van mening is dat [eiser] baat heeft bij het gebruik van het Tens-apparaat. Nu Fortis ASR dit niet heeft betwist en ook geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schadevergoeding in verband met het gebruik van het Tens-apparaat, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
Immateriële schade
4.24. [Eiser] vordert een bedrag van EUR 25.000,00 als voorschot ter zake van geleden en te lijden immateriële schade. Fortis ASR betwist de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Zij stelt zich op het standpunt dat een immateriële schadevergoeding niet meer dan EUR 5.500,00 zou moeten belopen.
4.25. De rechtbank ziet aanleiding om [eiser] een bedrag aan smartengeld toe te kennen. Naar thans moet worden aangenomen is [eiser] buiten zijn schuld betrokken geraakt bij een auto-ongeluk, waarbij hij letsel aan zijn been/knie heeft opgelopen. Hij is zes maal geopereerd en kan momenteel alleen met krukken lopen. [eiser] heeft pijnklachten in zijn linkerbeen. De huid is vanaf het onderbeen tot onder de knie gevoelloos. [eiser] heeft ter onderbouwing van het door hem gevorderde bedrag, gesteld dat hij voor het ongeval een fervent sporter was. Fortis ASR heeft dit gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat [eiser], die na het eerdere ongeluk in februari 2001 volledig arbeidsongeschikt verklaard was, de door hem in het verleden beoefende sporten, voor het ongeval van 15 december 2001 nog kon beoefenen. Bij de vaststelling van het smartengeld is deze omstandigheid daarom buiten beschouwing gelaten.
Al het hiervoor overwogene en de hoogte van toegekend smartengeld in vergelijkbare zaken in aanmerking nemende meent de rechtbank dat een smartengeld van EUR 7.500,00 in overeenstemming is met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Buitengerechtelijke kosten
4.26. [Eiser] vordert een bedrag van EUR 8.295,30, te vermeerderen met 19% BTW wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten. Fortis ASR stelt dat deze kosten door de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] zijn betaald, zodat [eiser] geen schade heeft geleden. [eiser] heeft dit niet betwist maar heeft ter comparitie verklaard dat het feit dat [eiser] verzekerd was voor de kosten van rechtsbijstand niet zonder meer betekent dat hij deze kosten niet van Fortis ASR kan vorderen.
4.27. De rechtbank is van oordeel dat uit de stellingen van partijen blijkt dat [eiser]’ kosten voor rechtsbijstand voor rekening komen van de rechtsbijstandverzekeraar, zodat hij op dit punt geen schade lijdt. Dit zou anders kunnen zijn als tussen [eiser] en zijn rechtsbijstandverzekeraar was overeengekomen dat de rechtsbijstandverzekeraar deze kosten slechts vergoedde onder de voorwaarde dat [eiser] deze kosten niet van een derde vergoed zou krijgen. Gesteld noch gebleken is echter dat een dergelijke afspraak tussen [eiser] en zijn rechtsbijstandverzekeraar is gemaakt. Voorts is niet gesteld of gebleken, dat de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] haar vordering ter incasso aan [eiser] heeft gecedeerd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
Rente
4.28. [Eiser] vordert de wettelijke rente over de gevorderde bedragen vanaf 15 december 2001. Fortis ASR heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen.
Conclusie
4.29. Gezien het hiervoor overwogene zal de rechtbank Fortis ASR veroordelen de volgende vergoedingen aan [eiser] te betalen:
Autoschade en kosten EUR 3.220,61
Tens-apparaat EUR 4.000,00
Immateriële schade EUR 7.500,00
Totaal EUR 14.720,61
En voorts EUR 5.000,00 als voorschot voor verzorging, thuishulp, therapie.
4.30. Fortis ASR zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 1.755,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.627,87
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verkaart voor recht dat de verzekerde van Fortis ASR aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 15 december 2001 en dat Fortis ASR als WAM-verzekeraar gehouden is de door [eiser] geleden en nog te lijden schade te vergoeden,
5.2. veroordeelt Fortis ASR om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 14.720,61 (veertienduizend zevenhonderdtwintig euro en éénenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 december 2001 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt Fortis ASR om aan [eiser] als voorschot op de gemaakte en te maken kosten in verband met verzorging, thuishulp en therapie, een bedrag te betalen van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 december 2001 tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt Fortis ASR de overige schade te vergoeden in verband met verzorging, thuishulp en therapie, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.5. veroordeelt Fortis ASR in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 3.627,87,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2007.?
w.g. griffier w.g. rechter