ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1257

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
215970/ HAZA 06-1734
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenlease en de rechtsgeldigheid van het SprintPlan in het licht van de Wet op het consumentenkrediet

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en AEGON BANK N.V. over de rechtsgeldigheid van een SprintPlan-overeenkomst. [Eiser] had een SprintPlan afgesloten bij Spaarbeleg, waarbij hij gedurende vijf jaar een lening had afgesloten om te beleggen in participaties van het Spaarbeleg Garantiefonds. Na afloop van de looptijd ontving [eiser] echter geen uitkering van Spaarbeleg, wat leidde tot zijn vordering tot terugbetaling van het door hem betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de toepasselijkheid van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) op de SprintPlan-overeenkomst. In eerdere uitspraken had de rechtbank al geoordeeld dat de Wck niet van toepassing was op deze overeenkomsten, omdat zij als effectenbeleggingen worden gekwalificeerd en derhalve zijn uitgezonderd van de werking van de Wck. Dit oordeel werd herhaald in het onderhavige vonnis, waarbij de rechtbank concludeerde dat [eiser] geen nieuwe argumenten had aangedragen die aanleiding gaven om van dit eerdere oordeel af te wijken.

Daarnaast heeft de rechtbank de subsidiaire vordering van [eiser] beoordeeld, waarin hij stelde dat Spaarbeleg toerekenbaar tekort was geschoten in haar zorgplicht. De rechtbank oordeelde dat deze schending niet als een toerekenbare tekortkoming kon worden gekwalificeerd, maar enkel als een onrechtmatige daad. Aangezien [eiser] zijn vordering niet op deze grondslag had gebaseerd, werden zijn vorderingen afgewezen. De rechtbank heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Spaarbeleg zijn begroot op EUR 1.016,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 215970 / HA ZA 06-1734
Vonnis van 4 juli 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. B.F. Keulen,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiser] en Spaarbeleg genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 1 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding
2.1. Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan. Bij een SprintPlan-overeenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Spaarbeleg verstrekte lening. Met het geleende bedrag worden voor de belegger participaties aangekocht in het Spaarbeleg Garantiefonds. De participaties worden op naam van de Stichting Aegon BeleggingsGiro (door de jaren heen soms anders genaamd) gesteld die deze voor rekening en risico van de cliënt gaat houden. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de participaties in het Garantiefonds verkocht en wordt de lening afgelost. Het SprintPlan-product kent een gegarandeerde einduitkering (de zogenaamde garantiewaarde) waarmee het geleende bedrag kan worden terugbetaald.
2.2. Deze rechtbank heeft in verband met de SprintPlan-overeenkomsten in de afgelopen jaren reeds vonnis gewezen in een tweetal collectieve acties tegen Spaarbeleg, aanhangig gemaakt door de Gedupeerden SprintPlan (GeSp) (vonnis van 22 december 2004, NJF 2005/60) en door de Vereniging Consument & Geldzaken (vonnis van 4 januari 2006, NJF 2006/152), alsmede in diverse procedures die door individuele deelnemers aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg zijn aangespannen. In deze vonnissen is bij de opsomming van de feiten steeds uitgebreid geciteerd uit het door Spaarbeleg aan de deelnemers van het SprintPlan verstrekte informatiemateriaal. De rechtbank acht de formulering van de voor de beoordeling relevante passages in dit informatiemateriaal inmiddels bekend en zal in dit vonnis niet opnieuw tot het citeren hiervan overgaan.
2.3. De rechtbank acht de vonnissen die zij in verband met de SprintPlan-overeenkomsten heeft gewezen en die (bijna) allemaal zijn gepubliceerd op (in ieder geval) rechtspraak.nl, eveneens inmiddels bekend bij de advocaten die namens hun cliënten tegen Spaarbeleg procederen. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat op stellingen en verweren die in deze procedure worden aangevoerd, in één of meer van haar eerdere vonnissen reeds is beslist, zal zij bij de motivering van haar oordeel over deze stellingen en verweren volstaan met een verwijzing naar deze eerdere vonnissen.
3. De feiten
3.1. [Eiser] heeft na het insturen van het Inschrijfformulier van Spaarbeleg een welkomstpakket ontvangen met daarin een Certificaat, de Algemene Voorwaarden, de Specifieke Bepalingen van het Spaarbeleg Garantiefonds en de Brochure.
3.2. Het door [eiser] afgesloten SprintPlan had een looptijd van 3 juli 2000 tot en met 30 juni 2005. [Eiser] heeft ter uitvoering van de overeenkomst 60 maandtermijnen van
EUR 68,07 (NLG 150,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 4.084,20. [Eiser] heeft na afloop van de overeenkomst geen uitkering van Spaarbeleg ontvangen.
4. Het geschil
4.1. [Eiser] vordert:
Primair:
veroordeling van Spaarbeleg tot terugbetaling van al hetgeen door [eiser] op grond van deze overeenkomst is voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente over alle betaalde samengestelde onderdelen van het totaalbedrag dat is voldaan met ingang van de dag van de betaling van de respectievelijke deelbedragen, gerekend tot de dag der algehele voldoening, althans vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van heden, gerekend tot de dag der algehele voldoening,
Subsidiair:
1. een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden,
2. veroordeling van Spaarbeleg tot terugbetaling van al hetgeen door [eiser] op grond van deze ontbonden overeenkomst aan Spaarbeleg is voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente over alle betaalde samengestelde onderdelen van het totaalbedrag dat is voldaan met ingang van de dag van de betaling van de respectievelijke deelbedragen, gerekend tot de dag der algehele voldoening, althans vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van heden, gerekend tot de dag der algehele voldoening.
4.2. Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
Primair: strijd met Wet op het consumentenkrediet (Wck)
5.1. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn primaire vordering een beroep gedaan op nietigheid van de onderhavige SprintPlan-overeenkomst wegens strijdigheid met artikel 9 van de Wck.
5.2. De rechtbank heeft in haar vonnis van 6 juli 2005 (LJN: AT8955), in een procedure aangespannen door een deelnemer aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg, bepaald dat de Wck niet op de SprintPlan-overeenkomst van toepassing is. De rechtbank heeft daarbij, kort samengevat, het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van de rechtbank is de SprintPlan-overeenkomst te beschouwen als een krediettransactie in de zin van art. 1 aanhef en onder a, 1° Wck. De rechtbank is evenwel ook van oordeel dat de SprintPlan-overeenkomst een vorm van effectenbelening is die op grond van art. 4 lid 1 aanhef en onder h Wck van de werking van de Wck is uitgezonderd. De rechtbank baseert zich hierbij op een analyse van de uitlatingen door de verantwoordelijk Minister (van Financiën) over (de gevolgen van) de aandelenlease-overeenkomsten, de Memorie van toelichting naar aanleiding van een wijziging van o.a. de Wck en de relatie tussen de bescherming die de Wck beoogt te bieden en de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de Europese regelgeving op dit terrein.”
5.3. De rechtbank heeft dit oordeel herhaald in diverse andere vonnissen (waaronder LJN nummers: AZ3654 en AZ3667). Door [eiser] zijn in de onderhavige procedure geen nieuwe argumenten aangevoerd die de rechtbank aanleiding geven om van haar eerdere, in bovengenoemd vonnis van 6 juli 2005 uitgebreid gemotiveerde, oordeel af te wijken. De vordering van [eiser], voor zover gebaseerd op de stelling dat de SprintPlan-overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wck, wordt dan ook afgewezen.
Subsidiair: ontbinding
5.4. Ter onderbouwing van de subsidiaire vordering heeft [eiser] gesteld dat Spaarbeleg toerekenbaar tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht, dat [eiser] daarom de overeenkomst heeft ontbonden bij brief van 14 februari 2005 en aanspraak maakt op terugbetaling van al hetgeen [eiser] in het kader van de uitvoering van de overeenkomst aan Spaarbeleg heeft betaald.
5.5. Deze rechtbank heeft in haar vonnis van 18 oktober 2006, LJN AZ0660, geoordeeld dat zij schending van de zorgplicht door Spaarbeleg niet langer zal kwalificeren als een toerekenbare tekortkoming, doch enkel nog als een onrechtmatige daad. De rechtbank heeft dit oordeel nadien in diverse andere vonnissen met betrekking tot het SprintPlan herhaald. De rechter heeft ter comparitie van partijen de advocaat van [eiser] erop gewezen dat de vordering, zoals die thans voorligt, niet voor toewijzing vatbaar is, vanwege het ontbreken van de juiste grondslag. De advocaat van [eiser] heeft aangevoerd dat schending van de zorgplicht door Spaarbeleg ook een onrechtmatige daad oplevert, maar heeft tevens erkend dat hij dit in de dagvaarding niet aan de vordering ten grondslag heeft gelegd. Een verzoek tot vermeerdering van eis is niet gedaan.
5.6. Nu ingevolge artikel 24 Rv de rechter gebonden is aan hetgeen [eiser] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd en zijn vordering alleen is gebaseerd op een tweetal grondslagen die niet tot toewijzing kunnen leiden, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen. De enkele opmerking van de advocaat van [eiser] ter comparitie dat schending van de zorgplicht ook een onrechtmatige daad is, is onvoldoende om de vordering van [eiser] op deze grondslag te beoordelen, nu een dergelijke aanvulling van de grondslag beschouwd dient te worden als een vermeerdering van eis, hetgeen ingevolge artikel 130 Rv alleen schriftelijk kan gebeuren en dit niet is geschied.
5.7. Nu [eiser] in het door hem geschetste feitelijk kader evenmin heeft gesteld dat er tussen de vermeende schending van de zorgplicht door Spaarbeleg en de door hem gestelde schade een causaal verband bestaat en een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad slechts toewijsbaar is indien dit causale verband wel is gesteld en is gebleken, acht de rechtbank ook geen termen aanwezig om ingevolge artikel 25 Rv de rechtsgronden aan te vullen. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
5.8. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Spaarbeleg worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.016,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Spaarbeleg tot op heden begroot op EUR 1.016,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2007.
w.g. griffier w.g. rechter