ECLI:NL:RBUTR:2007:BB0055

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2127310/FA RK 07-1287
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij en gezag van een gedetineerde moeder over haar kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 juli 2007 uitspraak gedaan in een voogdijkwestie betreffende een kind, geboren op 30 januari 2003, van een gedetineerde moeder. De moeder was op 20 december 2006 door de rechtbank Haarlem gedetineerd en Stichting NIDOS was belast met de voorlopige voogdij over het kind. Het kind was tijdelijk geplaatst in een pleeggezin en verbleef sinds januari 2007 bij zijn vader. De Raad voor de Kinderbescherming had een onderzoek ingesteld naar de situatie van het kind en de mogelijkheden voor gezag. Tijdens de zitting op 26 juni 2007 werd de vraag besproken of de moeder, als gezaghebbende ouder, tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert haar gezag uit te oefenen door haar detentie. De kantonrechter oordeelde dat de enkele detentie van de moeder niet automatisch betekent dat zij haar gezag niet uitoefent. De moeder had regelmatig contact met haar kind en de verzorgers, wat haar in staat stelde om haar gezag te blijven uitoefenen, ondanks haar detentie. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een situatie waarin de moeder niet in staat was haar gezag uit te oefenen en wees het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af. De zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming werden wel erkend, en de beschikking werd naar hen gestuurd voor verdere overweging van juridische maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Kanton
zaaknummer: 227310 / FA RK 07-1287
Beschikking
Voogdij op het verzoek van:
De Raad voor de Kinderbescherming, Vestiging Utrecht,
Inzake:
[kind], geboren op 30 januari 2003 te [geboorteplaats]
dochter van
[moeder], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd,
nader te noemen: moeder,
en
[vader], wonende te [woonplaats].
nader te noemen: vader.
Moeder is alleen belast met het gezag over [kind].
1. Verloop van de procedure
De Raad voor Kinderbescherming heeft een verzoekschrift ingediend dat er toe strekt dat Stichting NIDOS zal worden belast met de voogdij over [kind].
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 26 juni 2007.
2. Vaststaande feiten
- Op [datum] is moeder op de luchthaven Schiphol aangehouden op verdenking van een strafbaar feit. [kind] was op dat moment bij haar.
- Bij beschikking d.d. 20 december 2006 van de rechtbank Haarlem is Stichting NIDOS belast met de voorlopige voogdij over [kind].
- [kind] is nadien geplaatst in een pleeggezin.
- Sinds januari 2007 verblijft [kind] bij zijn vader. Vader en [kind] wonen bij oma vaders zijde.
- De Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Rijnmond, locatie Rotterdam, is een onderzoek gestart naar een voorziening in het gezag over [kind].
- Stichting NIDOS heeft zich bereid verklaard om de voogdij over [kind] te aanvaarden.
- Moeder is sedert haar aanhouding op Schiphol gedetineerd. In eerste aanleg is zij door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden.
3. Beoordeling
De eerste vraag die de kantonrechter dient te beantwoorden is of moeder als gezaghebbende ouder tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert haar gezag uit te oefenen. Indien deze vraag bevestigend beantwoord wordt, is haar gezag op grond van artikel 1:253 r lid 2 van rechtswege geschorst en zal in het gezag voorzien dienen te worden door de kantonrechter.
Stichting Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven dat moeder tengevolge van haar detentie het gezag niet uitoefent. De kantonrechter stelt voorop dat de stelling dat de enkele detentie van een ouder met zich brengt dat deze het gezag niet uitoefent, in het algemeen onjuist is.
Moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij regelmatig telefonisch contact opneemt met vader, [kind] en oma. Zij heeft aangegeven dat het voor haar eenvoudig is naar personen buiten de gevangenis te bellen. Moeder voegde daar aan toe dat het niet mogelijk is van buiten de gevangenis rechtstreeks naar haar te bellen. In noodgevallen ten aanzien van [kind] kunnen zijn verzorgers met de gevangenis contact opnemen. Gevangenispersoneel zal moeder dan berichten waarop moeder vervolgens telefonisch contact kan opnemen met de verzorgers van [kind]. De Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Nidos hebben deze feitelijke gang van zaken niet betwist.
Het feit dat moeder de dagelijkse verzorging en opvoeding van [kind] niet op zich kan nemen, brengt evenmin mee dat zij haar gezag niet uitoefent. Er zijn immers zeer veel ouders die wel gezag hebben, maar niet de dagelijkse verzorging en opvoeding van hun kinderen op zich nemen.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat er geen sprake is van een situatie dat moeder in de onmogelijkheid verkeert om haar gezag uit te oefenen. De kantonrechter zal het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming dan ook afwijzen.
Ter zitting hebben de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Nidos zorgen geuit over de situatie van [kind]. Zij hebben aandacht gevraagd voor het volgende:
- zijn moeder heeft hem in een situatie gebracht waarbij zij gedetineerd is geraakt en [kind] van haar gescheiden is,
- op school zijn er zorgen over zijn gebrekkige taalontwikkeling,
- vader heeft ondersteuning nodig bij praktische zaken rondom [kind],
- niet duidelijk is hoe ouders zullen kunnen samenwerken na vrijlating van moeder.
De kantonrechter acht de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Nidos begrijpelijk. De kantonrechter zal deze beschikking dan ook naar de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam sturen, zodat deze zich kan beraden over eventuele andere juridische maatregelen.
4. Beslissing
De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kantonrechter-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van mr. drs. J.M.J. Mutsaers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007.