ECLI:NL:RBUTR:2007:BA9398

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220587/ HA ZA 06-2431
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over brandwerendheid staalconstructie en aanpassing deurkozijnen

In deze zaak tussen Norel Hallenbouw BV en Verdonk Trappen Soest BV, die op 4 juli 2007 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de vraag centraal of de staalconstructie van een bedrijfshal voldeed aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit. Norel had een aannemingsovereenkomst gesloten met Verdonk voor de levering en montage van de staalconstructie. Tijdens de oplevering werden gebreken geconstateerd, waaronder de brandwerendheid van de constructie. Verdonk stelde dat Norel verantwoordelijk was voor het treffen van brandwerende maatregelen, terwijl Norel betoogde dat dit meerwerk betrof waarvoor geen opdracht was gegeven.

De rechtbank oordeelde dat de brandwerendheid niet tot de verplichtingen van Norel behoorde, aangezien de technische omschrijving geen specifieke eisen hiertoe stelde. De rechtbank wees de vordering van Verdonk tot betaling van kosten voor brandvertragend schilderwerk af, en oordeelde dat de hoogte van de deurkozijnen voldeed aan de eisen die golden op het moment van afgifte van de bouwvergunning. De rechtbank veroordeelde Verdonk tot betaling van een bedrag aan Norel, inclusief proceskosten, en wees de overige vorderingen af.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers en opdrachtgevers in bouwprojecten, vooral met betrekking tot de naleving van veiligheidsnormen en de noodzaak van duidelijke afspraken over meerwerk. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Verdonk direct aan de veroordeling moest voldoen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 220587 / HA ZA 06-2431
Vonnis van 4 juli 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOREL HALLENBOUW BV,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C. van der Mark,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERDONK TRAPPEN SOEST BV,
gevestigd te Soest,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.D. van Vlastuin.
Partijen zullen hierna Norel en Verdonk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2006
- brief met bijlagen van mr. Van der Mark aan de rechtbank d.d. 28 februari 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen is op 15 juni 2005 een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen ter zake van een door Norel te leveren en te monteren staalconstructie van een bedrijfshal te Soest en overige werkzaamheden, volgens tekeningen en een technische omschrijving nr. 2400013 d.d. 27 mei 2005 (productie 1 bij dagvaarding). Eén en ander tegen een door Verdonk te betalen aanneemsom groot € 240.000,- exclusief BTW, te betalen in vier termijnen. De gemeente Soest heeft op 10 augustus 2005 een bouwvergunning (productie 9 bij de dagvaarding) voor het werk afgegeven.
2.2 Norel heeft haar werkzaamheden opgeleverd aan Verdonk. Het daarvan op 9 februari 2006 tussen partijen opgemaakte proces-verbaal van oplevering (productie 2 bij de dagvaarding) vermeldt onder gebreken - onder meer - de volgende klacht van Verdonk:
‘D. stalen liggers bij overkapping omkasten en isoleren (brandwerend)’
Het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 16 maart 2006 vermeldt onder gebreken uitsluitend nog:
‘Brandwerendheid hoofdconstructie?’
2.3 Norel heeft de laatste termijn ad € 12.495,- inclusief BTW bij factuur van 9 februari 2006 (productie 4 bij de dagvaarding) bij Verdonk ingediend.
2.4 Bij brief van 7 april 2006 heeft Verdonk aan Norel bericht – zakelijk weergegeven – dat betaling van deze termijn wordt opgeschort, zolang Norel geen duidelijkheid verschaft over de brandwerendheid van de staalconstructie van de hal.
3. Het geschil
3.1. Na beslaglegging vordert Norel in conventie samengevat - veroordeling van Verdonk tot betaling van € 13.645,41, vermeerderd met contractuele rente van 1,5 % per maand vanaf 12 april 2006 en de kosten van de procedure waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2. Verdonk voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3 Verdonk vordert in reconventie - samengevat - veroordeling van Norel tot betaling van € 19.702,50. Daarnaast vordert Verdonk - primair- Norel te veroordelen tot herstel van één entreedeur- en drie nooddeurkozijen binnen veertien dagen op straffe van het verbeuren van een dwangsom, en - subsidiair - Norel te veroordelen tot betaling van de nader bij staat op te maken herstelkosten ter zake van die deuren. Eén en ander met veroordeling van Norel in de kosten van de procedure.
4. De beoordeling
In conventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de bouwconstructie van de hal niet voldoet aan de daaraan in het Bouwbesluit in het kader van de veiligheid gestelde eisen van brandwerendheid. Norel heeft ten behoeve van de staalconstructie van de hal geen brandvertragende voorzieningen getroffen. Het gaat in deze zaak om het antwoord op de vraag of het treffen van deze brandwerende maatregelen behoorde tot het door Norel aangenomen werk.
4.2 Norel stelt zich op het standpunt dat zij het werk overeenkomstig de bepalingen van de aannemingsovereenkomst heeft uitgevoerd. Zij heeft Verdonk diverse malen er op heeft gewezen dat het brandwerend bekleden van de staalconstructie meerwerk zou betekenen. Verdonk heeft Norel geen meerwerkopdracht ter zake gegeven.
4.3 Het standpunt van Verdonk komt er neer dat Norel het bouwen van een bedrijfshal heeft aangenomen. Zodoende behoort het tot de verantwoordelijkheid van Norel dat het bouwwerk voldoet aan de in het Bouwbesluit gestelde (veiligheids-)eisen. Wat betreft het door Norel aangeboden meerwerk, stelt Verdonk, dat zij, in aanmerking nemende de inhoud van de overeenkomst, zich van meet af aan heeft verzet tegen de visie van Norel dat het treffen van brandwerende maatregelen meerwerk zou opleveren.
4.4 Bij de beantwoording van de hiervoor onder rechtsoverweging 4.1 bedoelde vraag, heeft als uitgangspunt te gelden de inhoud van de aan Norel gegeven opdracht. Uit de technische omschrijving leidt de rechtbank af dat Norel diverse onderdelen van de te bouwen bedrijfshal heeft aangenomen. Van de bouw van een totale hal door Norel, zoals Verdonk in het schriftelijk debat doet voorkomen, is derhalve geen sprake geweest. Deze onderdelen zijn; het leveren en monteren van de staalconstructie van de hal, de staalconstructie voor de verdiepingsvloer (met uitzondering van de verdiepingsvloer zelf), het aanbrengen van het dak, de wanden en de gevelbeplating, ramen, deuren en kozijnen, lichtkoepels, een luifel en hemelwaterafvoeren. Namens Verdonk is desgevraagd ter terechtzitting verklaard, dat een nevenaannemer - Van der Grift - de onderdelen grondwerk, fundering, installatiewerk, loodgieterswerk en binnenwanden van de hal heeft uitgevoerd, voor eveneens een aanneemsom groot € 240.000,-. Daarnaast heeft Verdonk tezamen met deze nevenaannemer in de hal de verdiepingsvloer gelegd en de trappen aangebracht.
4.5 Het staat een opdrachtgever vrij om een bouwwerk in onderdelen aan verschillende nevenaannemers op te dragen. Het risico voor onvolledigheid van een deelopdracht in relatie tot het totaal van het te realiseren bouwwerk ligt bij de opdrachtgever. In de technische omschrijving van de werkzaamheden van Norel leest de rechtbank niet dat het tot de taak van Norel behoorde om ten behoeve van de staalconstructie brandwerende maatregelen te nemen. Het eventueel daarin ontbreken van een opdracht tot het treffen van deze maatregelen, dient, zoals gezegd, voor rekening van Verdonk te blijven. De tekeningen van de staalconstructie zijn niet overgelegd, doch Verdonk heeft ook niet gesteld dat daaruit valt af te leiden dat Norel ter zake van de staalconstructie brandvertragende maatregelen diende te treffen.
4.6 De hiervoor, onder rechtsoverweging 4.1, gestelde vraag wordt daarom ontkennend beantwoord. Anders dan Verdonk stelt, kan daaraan niet afdoen dat Norel de gemeente Soest en de brandweer van de gemeente Soest heeft geïnformeerd dat de staalconstructie brandwerend zal worden bekleed met Promatect platen of gelijkwaardig. Norel heeft daarover onbetwist gesteld, dat Norel ook de aanvraag van de bouwvergunning voor Verdonk heeft verzorgd en daarom de in dat kader gestelde vragen van de gemeente en de gemeentelijke brandweer over de brandwerendheid van het gebouw op verzoek van Verdonk heeft beantwoord.
4.7 Namens Verdonk is ter terechtzitting voorts nog betoogd dat bij een goede dimensionering van de staalconstructie het aanbrengen van een brandwerende bekleding of een brandwerende verflaag tegen of op de staalconstructie niet nodig zou zijn geweest.
4.8 De rechtbank begrijpt dit betoog aldus, dat de staalconstructie uit zich zelf, derhalve zonder aanvullende maatregelen zoals bekleding met brandvertragende materialen, aan de eisen van het Bouwbesluit kan voldoen, mits daarmee bij het ontwerp en de invulling daarvan rekening wordt gehouden. Aangezien in de technische omschrijving geen specifieke eisen zijn gesteld aan de dimensionering van het ontwerp van de staalconstructie, snijdt ook dit verweer geen hout.
4.9 De slotsom luidt dat Verdonks beroep op opschorting faalt.
4.10 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Norel heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan Norel vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.11 De gevorderde som ad € 13.645,41 inclusief BTW is als volgt samengesteld; een hoofdsom ad € 12.495,00 inclusief BTW, buitengerechtelijke incassokosten ad € 904,- en contractuele vertragingsrente tot 12 april 2006 ad € 246,41. Zoals hiervoor is overwogen en beslist, zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar. Voor het overige zijn de hoofdsom en de daarover tot 12 april 2006 berekende contractuele vertragingsrente onbetwist gebleven. Toewijsbaar is derhalve een som groot € 12.741,41 (= € 12.495,00 + € 246,41)te vermeerderen met de contractuele rente tegen een rentevoet van 1,5 % per maand over € 12.495,00 vanaf 12 april 2006 tot aan de dag van voldoening.
4.12 Verdonk zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure en de beslagkosten. De proces- en beslagkosten aan de zijde van Norel worden begroot op:
- dagvaarding € 71,32
- overige explootkosten € 209,39
- vast recht € 330,00
- salaris procureur € 1.356 (3,0 punten factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.966,71
In reconventie:
4.13 Verdonk vordert € 19.702,50 als vergoeding voor de kosten van het aanbrengen van brandvertragend schilderwerk op de staalconstructie, waardoor deze constructie alsnog zal voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit.
4.14 In aanmerking nemende wat in conventie is geoordeeld en beslist over de aard en omvang van de werkzaamheden van Norel, zal dit onderdeel van de vordering in reconventie worden afgewezen.
4.15 Voorts vordert Verdonk dat Norel wordt veroordeeld tot aanpassing van de hoogte van vier deurkozijnen dan wel tot betaling van de kosten van die aanpassingen, nader op te maken bij staat. Verdonk legt daaraan ten grondslag dat deze deurkozijnen (één entreedeur en drie nooddeuren van de hal) een hoogte hebben van 211 cm., terwijl deze volgens het Bouwbesluit een hoogte dienen te hebben van 231,5 cm. Norel heeft deze kozijnen geleverd en geplaatst en is dientengevolge toerekenbaar tekort geschoten, aldus Verdonk.
4.16 De rechtbank stelt voorop dat te dezen beslissend zijn de eisen van het Bouwbesluit zoals die golden op de datum van het afgeven van de bouwvergunning voor het desbetreffende bouwwerk. De bouwvergunning voor de bedrijfshal van Verdonk is op 10 augustus 2005 afgegeven. Daarna, op 1 september 2005, is artikel 4.10 van het Bouwbesluit gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat de hoogte van de doorgang van een toegang tot gebouwen met een industriefunctie 2,3 m. dient te zijn, terwijl daarvóór een hoogte van 2.1 m. was voorgeschreven. De hoogte van de deurkozijnen voldoet derhalve aan de ten tijde van het afgeven van de bouwvergunning geldende voorschriften, zodat voor toewijzing van de vordering tot aanpassing van de deurkozijnen, c.q. van kosten van een dergelijke aanpassing, geen grond bestaat. De vorderingen op dit onderdeel zullen evenzeer worden afgewezen.
4.17 Verdonk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van Norel worden begroot op:
- salaris procureur € 452,00(1,0 punten factor 1,0 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie:
5.1. veroordeelt Verdonk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Norel te betalen € 12.741,41 (twaalfduizendzevenhonderdeenenveertig euro en eenenveertig cent) inclusief BTW te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5 % per maand over € 12.495,00 vanaf 12 april 2006 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2 veroordeelt Verdonk in de proces- en beslagkosten, aan de zijde van Norel tot op heden begroot op € 1.966,71,
5.3 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4 wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
In reconventie:
5.5 wijst de vordering van Verdonk af,
5.6 veroordeelt Verdonk in de proceskosten, aan de zijde van Norel tot op heden begroot op € 452,00,
5.7 wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2007.